Uw zoekacties: Gerecht van Dordrecht

9 Gerecht van Dordrecht ( Regionaal Archief Dordrecht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Nadere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
1. Geschiedenis van het orgaan * 
2. Geschiedenis van de archiefvorming en het archiefbeheer
3. Verantwoording van de inventarisatie
3.1. Uitgangspunten
9 Gerecht van Dordrecht
Inleiding
3. Verantwoording van de inventarisatie
3.1.
Uitgangspunten
Overvoorde beperkte zijn inventaris tot de beschrijving van de archiefbestanddelen die door het rijk waren opgeëist, dus datgene wat in 1812 naar de rechtbank was overgebracht, aangevuld met wat in de onderhandelingen met de algemene rijksarchivaris als behorend tot het oud rechterlijk archief was overeengekomen. Die keuze was destijds vooral op inhoud van de stukken gemaakt, niet op ‘herkomst’ en evenmin zuiver op functie: immers ook een aantal registers die de bestuurlijke, politieke taak, omvatten, zoals de resolutieboeken, waren in 1812 overgedragen. De discussie tussen Dordrecht (Overvoorde) en het rijk (Van Riemsdijk als algemeen rijksarchivaris) was meer een juridische strijd, dan een archivistisch debat. Archivistisch gezien had Van Riemsdijk overigens vrijwel steeds gelijk. De huidige, nieuwe inventaris gaat dan ook meer uit van het standpunt van Van Riemsdijk, dan van de mening van Overvoorde. Nu de bruikleen enkele jaren geleden is omgezet in overdracht in eigendom kan dat ook juridisch zonder gevaar.

Uitgangspunt is het gerecht, niet beperkt tot zijn zuiver juridische taken, maar met het volledige takenpakket. Dordrecht maakte daarin geen institutioneel onderscheid zoals bijvoorbeeld in Rotterdam, waar de grote weth (politiek) en kleine weth (juridisch) werden onderscheiden. Zowel de resolutieboeken als de aktenboeken laten zien hoe die taken administratief vermengd waren. In de middeleeuwen was het gerecht zelfs in feite het belangrijkste bestuursorgaan.
De oudraad (vroedschap) kwam pas in de zeventiende eeuw tot volle ontwikkeling en was aanvankelijk een ad-hoc college van oud-schepenen en raden. Pas in 1467 vond een zekere mate van formalisering plaats, maar nog steeds was de raad niet meer dan een adviesorgaan. Zo zou een groot deel van het archief van voor 1572 in feite archief van het gerecht zijn. Het stadsboek (door Van Dalen beschreven als aktenboeken) is min of meer een voorloper van zowel de latere resolutieboeken als van de serie aktenboeken die in 1558 aanvangt (inventarisnummers 75 e.v.). Toch zijn eerstgenoemde registers in het middeleeuws archief gelaten, al was het maar uit pragmatische overwegingen, omdat er een gedrukte en redelijk goede inventaris van bestaat. Bovendien is de cesuur die Van Dalen in 1572 trok weliswaar formeel-archivistisch discutabel, maar omdat juist uit de periode die vooraf gaat aan de Opstand en de keuze van Dordrecht voor de Prins belangrijke hiaten in het archief zijn –het stadsboek lijkt na 1532 niet te zijn voortgezet en van de klepboeken ontbreken de delen tussen 1487 en 1579 - is de cesuur in praktische zin ook wel weer verdedigbaar. In die periode, de eerste helft van de zestiende eeuw, kreeg het gerecht als taak opgelegd de registratie van transporten van onroerend goed en hypotheken. Gelijktijdig werd de rechtspraak steeds schriftelijker en begon men ook andere voluntaire rechtshandelingen te registreren. Die registers, de schepenprotocollen zijn vanaf 1543 vrijwel volledig overgeleverd, evenals een nieuwe reeks aktenboeken. Vanaf dat moment krijgt het archief van het gerecht de vorm waarvan deze inventaris een representatie is.
3.2. Consequenties
3.3. Ordening
4. Literatuur

Kenmerken

Datering:
1450 - 1811
Auteur:
P.J. Horsman (2012)
Omvang:
49,63 meter
Titel inventaris:
Gerecht van Dordrecht