Uw zoekacties: Ministerie van Predikanten te Dordrecht

382 Ministerie van Predikanten te Dordrecht ( Regionaal Archief Dordrecht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
1. Geschiedenis en organisatie
382 Ministerie van Predikanten te Dordrecht
Inleiding
1.
Geschiedenis en organisatie
Het Ministerie van predikanten was een vergadering gevormd door alle predikanten van de Nederlands Hervormde Gemeente binnen Dordrecht. Het bestuur van het Ministerie werd gevormd door de praeses, de scriba en de quaestor. De praeses was de oudste predikant in diensttijd van de Dordtse gemeente. Hij had tot taak de vergaderingen te beleggen. Tevens opende hij de vergaderingen, gaf opdracht tot het lezen van de notulen van de vorige bijeenkomst, zorgde dat de gewone zaken en de bijzondere voorstellen van de leden in orde besproken en afgehandeld werden en sloot de vergaderingen. De scriba was de jongste predikant in diensttijd. Zijn taak bestond uit het aantekenen van wat er behandeld en besloten werd en het voeren van de correspondentie. Tevens was het beheer van het archief aan hem toevertrouwd. De quaestor werd jaarlijks bij toerbeurt aangewezen. Hij was verantwoordelijk voor de financiën en distribueerde de toelagen, die de predikanten toekwamen. De gelden, die voor het Ministerie bestemd waren, nam hij in ontvangst. In de maand januari ontving hij van de Kerkvoogdij de jaarlijkse toelage, waaruit de predikants-traktementen werden aangevuld. In 1909 bedroeg deze toelage f 3200,--. In de maand februari ontving hij f 200,-- voor de ministeriële onkosten en vrijwillige bijdragen ter verhoging van het traktement, dat door de kerkelijke gemeente gegeven werd. In april kreeg hij f 400,-- toebedeeld, hetgeen oorspronkelijk bedoeld was voor het godsdienstonderwijs, maar volgens het besluit van de Kerkenraad in 1909 bestemd werd voor de verhoging van het traktement van de predikanten. Tenslotte nam hij alle gelden die verder aan het Ministerie toekwamen in ontvangst, waaronder de gelden voor het uitgeven van het beurtenbriefje of later het Predikbeurtenblad.
In het jaar 1931 werden er volgens de reglementen van het Ministerie nog andere gelden bijgevoegd, namelijk het gemeentetraktement, een vergoeding voor een vrije en de zogenaamde kindergelden. Voor de ministeriële onkosten in 1931 werd nog steeds, evenals in 1909, f 200,-- uitgekeerd, hetgeen de quaestor toch te weinig achtte. Van de penningmeester van het Vederfonds verkreeg de quaestor een toelage uit dit genoemde fonds en van de penningmeester van het Hervormd bestedelingenhuis het honorarium voor de spreekbeurten. Verder nam de quaestor de eventuele boeten in ontvangst, voor het niet of te laat verschijnen op de vergadering, en hield de rekening van inkomsten en uitgaven bij, waarvan hij, met overlegging van de kwitanties, rekening en verantwoording deed in de vergadering van januari. Als de rekening door de leden was goedgekeurd, werd zij door de praeses getekend en het batig saldo onder de leden verdeeld.
Men vergaderde bij toerbeurt ten huize van een predikant twaalf maal in het jaar, namelijk elke laatste donderdag van de maand. Daarnaast had de praeses de mogelijkheid om buitengewone vergaderingen te beleggen. Het Ministerie had als voornaamste taak zorg te dragen voor de trouwe vervulling van de predikdienst, waaronder ook de vervulling van de bezwaarbeurten of vacatures gerekend diende te worden. Daartoe stelde men de prediklijst, dat later in het Predikbeurtenblad gepubliceerd werd, samen. Het schrijven van deze prediklijst was opgedragen aan de praeses van de Kerkenraad. Deze zond een voor dit doel aangenomen bode bij de predikanten rond met de prediklijst voor de komende week. De lijst werd aanvankelijk bij de Firma 'Van Braam en Blussé' gedrukt, later bij de Uitgeverij 'C. Morks', die met drie andere personen het recht had om deze prediklijsten te verkopen en rond te brengen. Het kopierecht van de lijst was in eigendom van het Ministerie, hetgeen een blijvend inkomen moest opleveren. Verder besprak men in de vergadering alles wat het herderlijk opzicht en werk betrof om zo tot een optimale taakvervulling te komen. Hiertoe kon men eventueel voorstellen indienen, waarover dan gediscussieerd werd.

Kenmerken

Datering:
1708 - 1954
Auteur:
I.W. van Vliet (1982)
Omvang:
0,75 meter
Titel inventaris:
Ministerie van Predikanten te Dordrecht