Uw zoekacties: Hervormd Bestedelingenhuis en zijn rechtsopvolgers

255 Hervormd Bestedelingenhuis en zijn rechtsopvolgers ( Regionaal Archief Dordrecht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
1. Geschiedenis
2. Organisatie
255 Hervormd Bestedelingenhuis en zijn rechtsopvolgers
Inleiding
2.
Organisatie
De Voorlopige commissie van oprichting van een bestedelingenhuis te Dordrecht bereidde niet alleen de oprichting van het tehuis voor, maar bestuurde dit tevens tot 1 januari 1851. De sedert 13 oktober 1847 zittende commissie droeg toen het bestuur over aan het College van regenten. De grondbepalingen voor het bestuur, ontworpen in 1848, werden op 28 juni 1849 door de vergadering van contribuanten aan het Hervormd bestedelingenhuis goedgekeurd. Het op deze grondbepalingen stoelende reglement voor het bestuur werd 14 mei 1851 vastgesteld. Hierbij werd het bestuur van het tehuis opgedragen aan een college van zeven regenten, allen lidmaten van de Nederlandse-Hervormde Gemeente van Dordrecht. Drie regenten zouden steeds gekozen worden uit de dienstdoende diakenen door de brede Kerkeraad van de Nederlands-Hervormde Gemeente en zij zouden vervallen van het regentschap, zodra zij ophielden diaken te zijn. De overige regenten werden gekozen door de zittende regenten. De regenten werden voor drie jaar benoemd, de aftredenden waren herkiesbaar. Blijkens reglementen benoemden regenten uit hun midden een voorzitter, vice-voorzitter, secretaris en een rentmeester. Tevens werd het regentschap van de maand ingesteld. Per 15 oktober 1884 werd het reglement gewijzigd en als zodanig goedgekeurd.
Op woensdag 25 februari 1885 werd op verzoek van het College van regenten een vergadering belegd waarvoor de nog in leven zijnde contribuanten werden uitgenodigd. Dit gebeurde in verband met een geschil tussen de Algemene Kerkeraad en het College van regenten. Op 22 april 1885 werd door de vergadering van contribuanten de grondbepalingen voor het bestuur gewijzigd en als zodanig vastgesteld. Hierbij werd een Kiescollege ingesteld, dat uit 15 kiezers zou bestaan. De eerste maal zou de vergadering van contribuanten de leden daarvan kiezen, daarna zouden de leden van het Kiescollege bij vacature zelf nieuwe leden kiezen. Het Kiescollege zou op voordracht van het College van regenten vier personen die geen diaken waren als regent kiezen. Van de commissie van vijf, voorheen vier leden aan wie de regenten jaarlijks verantwoording moesten afleggen omtrent het gevoerde beleid zouden voortaan drie leden door het Kiescollege en twee door de Algemene Kerkeraad benoemd worden. De grondbepalingen voor het bestuur zouden alleen door een gezamenlijke vergadering van contribuanten en Kiescollege gewijzigd mogen worden. Na het overlijden van de laatste contribuanten zou alleen het Kiescollege deze bevoegdheid hebben.
Tijdens de vergadering van regenten van 10 juni 1885 kwam een schrijven van het College van diakenen van de Nederlands- Hervormde Gemeente ter sprake houdende de mededeling, dat de drie diaken-regenten ontslag als regent hadden genomen. Dit omdat S.M.H. van Gijn zitting bleef houden als regent en als zodanig, ondanks het protest van de drie diaken-regenten, door de voorzitter werd gehandhaafd. Het blijkens de correspondentie reeds in 1881 ontstane geschil tussen de regenten en de Algemene Kerkeraad rakende de bevoegdheden van de Kerkeraad met betrekking tot het tehuis mondde uit in een proces over de vraag wie rechtmatig regent was en wie niet. De Staat der Nederlanden geraakte bij het proces betrokken, omdat zij, hangende het proces tussen de regenten, niet kon overgaan tot het uitbetalen van de grootboekrente aan de rechtmatige vertegenwoordiger van het tehuis. Het proces eindigde in 1888 voor de Hoge Raad ten voordele van de regenten die geen diaken waren. Per 14 oktober 1885 werd als voortvloeisel uit de wijzigingen in de grondbepalingen voor het bestuur het gewijzigde reglement voor het bestuur van kracht. Genoemde grondbepalingen werden per 28 november 1888 opnieuw gewijzigd en als zodanig vastgesteld door de gezamenlijke vergadering van contribuanten en Kiescollege. De gewijzigde grondbepalingen vormden vergeleken met die uit 1885 een weerspiegeling van de afloop van genoemd proces.
De invloed van de Algemene Kerkeraad werd beperkt ten gunste van de Hervormde diaconie en van het Kiescollege. De bevoegdheden van de Kerkeraad werden teruggebracht tot die welke waren vervat in het contract tussen de Commissie tot oprichting van het bestedelingenhuis en tussen de Hervormde diaconie, gedateerd 12 juli 1848. In aansluiting op de gewijzigde grondbepalingen bracht de vergadering van regenten per 10 januari 1889 wijzigingen aan in het huishoudelijk reglement voor het bestuur. Eerdergenoemde grondbepalingen werden op enige punten van ondergeschikt belang door het Kiescollege gewijzigd op 17 juni 1936. November 1949 werd de naam van het tehuis veranderd in Hervormd rusthuis. De instelling Hervormd rusthuis bestaat sedert de opheffing van het oude tehuis nog slechts voort als een 'holding company'. Men streeft ernaar deze oude instelling door afwikkeling van haar overgebleven rechten en verplichtingen te zijner tijd op te heffen.
Eén van de bevoegdheden van het reeds eerder genoemde Kiescollege was sedert zijn oprichting in 1885 het verkiezen van vier niet- diakenen als regenten. Het huishoudelijk reglement, vastgesteld per 22 april 1885, werd nader gewijzigd op de vergaderingen van 28 juni 1889 en 17 juni 1936. Alleen het reglement van 1936 is bewaard gebleven. Het Kiescollege heeft een voorzitter en een secretaris. Het eerste notulenboek, dat van 1885 - 1947 in gebruik moet zijn geweest, alsmede de brieven van voor 1964 ontbreken. Het Kiescollege moet worden beschouwd als de rechtsopvolger van de incidenteel samengekomen zijnde vergadering van contribuanten, die voorzover gebleken na 1888 niet meer de trom heeft geroerd.
Bij legaat van Henriëtte Geertruida van der Koogh, weduwe van Pieter Johannes Veth, werd in 1898 het Fonds 'Maria van der Koogh' (Mariafonds) opgericht. Onder bepaalde omstandigheden kwamen iemands verpleegkosten ten laste van dit fonds. Het fonds, dat in effecten belegd is, bestaat nog steeds. Het Christinafonds werd omstreeks 1933 opgericht, is belegd in effecten en bestaat nog steeds. Voor de rente van twee aan het tehuis geschonken pandbrieven moesten de regenten versnaperingen doen kopen ten behoeve van de verpleegden. Het Hulpfonds werd voor 1933 opgericht en is in 1968 opgeheven.
Voor het inwendig bestuur van het tehuis werden een binnenvader en -moeder, de binnenvoogden, aangesteld. Hun taak was ge- regeld bij een instructie van de regenten. Reeds bij reglement van 14 mei 1851 werd besloten dat de regenten, uitgezonderd de rent- meester, bij toerbeurt een maand lang de zorg voor en het toezicht op het gehele tehuis zouden hebben. Dit systeem bestond nog in 1956 toen in verband met een reorganisatie van het tehuis voorgesteld werd in plaats van de regent van de maand alle regenten te belasten met het dagelijks beleid. Elke regent zou dan een bepaald gedeelte van het beleid op zich moeten nemen. Voor zover gebleken bleef de oude regeling tot de sluiting van het tehuis gehandhaafd. In 1904 werd voor het eerst door regenten besloten vrouwelijk verplegend personeel aan te stellen. Per 1 januari 1915 werd voor de verpleging een tweetal oppassers, eenvoudige juffrouwen, aangesteld. Anno 1926 hadden de vader en moeder als ondergeschikten twee ziekenoppassers, twee dienstboden en een echtpaar voor de keuken. Verder had het tehuis, althans in de jaren dertig, als bezoldigde krachten een administrateur, naaister en organiste. De laatste vader en moeder vertrokken in 1956. In dat jaar benoemden de regenten voor het eerst een directrice en een plaatsvervangend hoofd.
3. Het archief
4. Literatuurlijst
5. Bijlage A Lijst van voorzitters van het Hervormd bestedelingenhuis
6. Bijlage B Lijst van secretarissen van het Hervormd bestedelingenhuis
7. Bijlage C Lijst van rentmeesters van het Hervormd bestedelingenhuis
8. Bijlage D Lijst van voorzitters en secretarissen van het Kiescollege
9. Bijlage E Lijst van binnenvaders en -moeders en directrices

Kenmerken

Datering:
1847 - 2016
Auteur:
P.J. Bos (1976) en T.J. de Bruijn (2016)
Omvang:
3,75 meter
Titel inventaris:
Hervormd Bestedelingenhuis en zijn rechtsopvolgers