Nadat de Landschap en de drie steden van Overijssel voor ditmaal hebben toegestemd in de benoeming van drie uitheemsen, namelijk Peter van Leeuwaarden, Joest van Holtwijck en Marten van Haert, respectievelijk tot rentmeester van Vollenhove, schout van Comschate en schout van Kuinre, geeft stadhouder Arenberg de toezegging, dat hij bezegelde akten zal geven en daarbij beloven, dat deze toestemming geen precedent zal vormen, maar dat van kracht zal blijven de bepaling van bisschop Davids Landbrief, dat in het land van Overijssel geen ambtluiden mogen aangesteld worden, dan die geboren landzaten zijn en voldoende in het land geerfd en gegoed.