Uw zoekacties: De Munt

0701 De Munt ( Collectie Overijssel locatie Deventer )

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0701   De Munt
Inleiding
'Catalogus van stukken, betreffende De Munt in het Deventer-Archief geïnventariseerd onder No. 872 tot 903', opgemaakt door Mr. W. H. Cost Jordens, 1862 en 1863 (bijlage I bij Inventaris van het Deventer-Archief, 1870).
N.B. De cursiveringen van Cost Jordens zijn hieronder niet overgenomen.
laatste wijziging 15-04-2023
1.186 beschreven archiefstukken
32 gedigitaliseerd
totaal 214 bestanden
Inventaris
872-2 Brief van St. Vincentiusdag 1479, van Burgemeesteren, Schepenen en Raden van Deventer, Campen en Groningen, met de zegels dier steden, schijnende eene soort van ratificatie van de voorgaande overeenkomst. (Van der Chijs, bl. 275)
872-3 Brief van dezelfde dagteekening van Burgemeesteren, Schepenen en Raden van Deventer en Campen, zoo 't schijnt van soortgelijken aard als de laatstgemelde, met een zegel
872-4 Afschrift van de voornoemde overeenkomst gecertificeerd en geteekend door Theodoricus Verheiden, Secretaris der Stad Deventer
872-5 Afschrift van de overeenkomst tot het slaan van munt in 1488, aangegaan door de Steden Deventer, Campen, Zwolle en Groningen, gecertificeerd door Jacobus Helm, Secretaris der Stad Deventer, waarvan het oorspronkelijke hierachter geregistreerd is onder No. 874.
Ook te vinden Boek No. 1116, folio 20
874-2 Ongeteekend afschrift op papier van 't voorgaande stuk
875-2 Afschrift van 't voorgaande stuk, gecollationeerd en gecertificeerd door Olanus Roeters, gezworen Secretaris der stad Deventer
876-2 Afschrift van dit stuk, gecertificeerd door den Secretaris Theodoricus Verheiden
877-3 Afschrift op papier, gecollationeerd en gecertificeerd door Jacobus Helm, notaris ende der Stadt Deventer gezwoeren Secretarius
880-2 Ongeteekend afschrift op papier van het voorgaande stuk
881 Opstel van een brief van 3 Maart 1561, waarbij denzelfden muntmeester van wege de drie Steden wordt gelast te munten een penning van 5 witten (10 goslers).
Zie 885 en 901 hierna
883-2 Gecollationeerd afschrift door Bernardus Luninck, Secretaris der stad Deventer
884-1 Aanteekening van in de jaren 1535 en 1537 gemunt goud en zilver, dubbele stuivers, enkelde, halve, plakken en halve plakken
884-2 Eene akte van den Deventer Secretaris Ger. Pontanus van 28 Julij 1584, waarbij ten verzoeke van de gedeputeerden der 3 Steden rekening gehouden wordt van 't geen Mr. B. Wijntgens aan sleeschat schuldig is over het gemunte zilver, van 1 October 1582 tot 25 Augustus 1583
884-3 Kladde van denzelfden inhoud
884-4 Eene verklaring van den aangenomen muntmeester Meijster Mattis Gossensen., welk soort van penningen hij zal mogen en kunnen munten, met eene Resolutie van Burgemeesteren, Schepenen en Raden van 13 Mei 1598, geteekend door Bernardus Luninck, secretaris, dat hij tot 900 daalders toe, zal mogen slaan penningen van zes stuiver, drie stuiver, een stuiver en halve stuiver
884-5 Opteekening van eenige in 16, 17 en 18 door Claes Meijners gemunte zilveren florinen
884-6 Klad of ontwerp van eene valuatie van verschillende penningen, van 12 Julij 1539, 1539 i
884-7 Eene oude valuatie in kladde, 1540-1580 i
884-8 Klad-aanteekening over de daalders. Zonder belang
884-9 Aanteekening in het Duitsch, naar het schijnt zonder belang, 1500-1600 i
884-10 Aanteekening van eenige punten, naar het schijnt voor eene overeenkomst met een muntmeester, (midden der 16e eeuw.)
884-11 Rekening en kwitantie van van 5 December 1576 (beide in Duitsch geschreven
884-12 Ongeteekend minuut van eene verklaring van Don Francisco de Vargas, gouverneur in Deventer, houdende, dat op zijne vordering om geld voor de leening der soldaten en dit te doen munten, hem van wege den Raad was tegengeworpen, dat volgens de Rijks verordeningen slechts op één der vier aangewezen plaatsen in de Kreits mogt worden gemunt, en dat door het bezetten der beide andere steden niet op den gemeenen stempel kon worden geslagen, dat er evenwel geld noodig was, dat het gevaarlijk was zilverwerk daarvoor naar elders te zenden, dat ook de beide andere steden ondanks ze in 's vijands handen waren, Zijner Majesteits steden bleven, waarom de Raad en den muntmeester in naam des Konings bevolen werd, de muntgeregtigheid op den gemeenen stempel der drie Steden ten behoeve der soldaten uit te oefenen, zoolang er zilver voorhanden was
884-13 Ontwerp van een brief in 't Hoogduitsch, betreffende de muntgeregtigheid der Stad
884-14 Lijst van eenige stukken, waarschijnlijk naar Duitschland gezonden om daar te dienen
884-15 Valuatie van gouden en zilveren penning van de 15e eeuw, 1400-1500 i
884-16 Nota over het loop hebben van enkele munten i
884-17 Ontwerp verzoek om een penning van 8 stuiver te munten
884-18 Memorie in klad van de 17e eeuw. Misschien een stuk voor een probationsdag
884-19 Aanteekening over het valueren van zekere munten, 1400-1600 i
884-20 Oude valuatie in kladde, 1400-1600 i
884-21 Valuatie van gouden en zilveren penningen van de 15e eeuw, waarboven staat Ordinancie des paymentes, 1400-1500 i
884-22 Aanteekening over het gehalte van den gouden Rijder en gouden gulden der drie Steden, 1400-1600
884-23 Valuatie van gouden en zilveren penningen in het Fransch, zonder jaartal, 1400-1600 i
884-24 Klad-aanteekening betreffende den Carolus gulden
884-25 Valuatie van gouden en zilveren penningen van de 15e eeuw, 1400-1500 i
884-26 Kladde van eene zeer oude valuatie, 1400-1600 i
884-27 Valuatie van gouden en zilveren penningen van de 16e eeuw, 1500-1600 i
884-28 Ongeteekend afschrift van eene "Valuacie, gepubliceerd den VIII dach May XV c XXXIX."
884-29 Nota over het fijn en gewigt van zekere penningen, bestaande en nog te maken
884-30 Aanteekening van de waarde van eenige penningen in verhouding tot den Carolus gulden
884-31 Ongeteekende publicatie van Schepenen en Raden der stad Deventer, betreffende den cours van daar opgenoemde munten van dominica l'tare 1555, vernieuwd 14 Julij van dat jaar
884-32 Ordinancie van den payment, bevattende ontworpen wijzigingen van eene bestaande valuatie van gouden en zilveren penningen, 1400-1600 i
884-33 Valuatie naar 't schijnt van de 16e eeuw, 1500-1600 i
885-1 Valuatie van eenige penningen, zoo 't schijnt van 't midden der 16e eeuw, ongeteekend, 1500-1600 i
885-2 Ordonnantie van den payemente, overeengekomen tusschen de steden Deventer, Campen en Zwolle en den Bisschop van Utrecht, houdende waardering van al de daar genoemde gouden en zilveren penningen, ongeteekend en zonder jaartal, doch waarschijnlijk van de 15e eeuw i
885-3 Extract uit een oud privilegiënboek der stad Deventer, gecertificeerd en geteekend door den Stads Secretaris Olanus Roeters, houdende eene instructie voor den Stads Wisselaar Arend Wevell, van 12 Februarij 1460. (Dit stuk is grootendeels te vinden bij Dumbar, Kerk. en Wereldl. Deventer II D bl. 166)
benevens een tweetal extracten uit het publicatieboek (zie Archief No. 926) tot dit wisselaarschap betrekkelijk, gecertificeerd door den Secretaris Nic. Verheijden, 1460 i
885-4 Extract uit het boek van publicatiën der stad Deventer, gecertificeerd door Nicolaas Verheijden, bevattende eene publicatie van Schepenen en Raden, van Hemelvaartsdag 1445, dat de drie Steden besloten hadden, dat de penningen, genaamd Gotlingers en Kortelingen, die tot hiertoe 5 plakken hadden gegolden, voortaan niet meer zouden gelden dan 4 plakken en de oude Engelsche stooters 21/2 stuiver brabandsch en de nieuwe Engelsche stooters met groote koppen 2 stuiver brabandsch, 1445 i
885-5 Ongeteekend stuk geschreven met de hand van den Secretaris Verheiden, inhoudende valuatiën van penningen en publicatiën omtrent de munt van Burgemeesteren, Schepenen en Raden der stad Deventer, van de jaren 1462, 1479, 1480, 1481, 1486, 1489, 1490, 1492 en 1500 i
885-6 Twee ontwerpen van ordonnantiën tot het slaan van munt, op een blad, de eene van een penning van 3 gosslers, de laatste van een penning van 5 witten (of 10 gosselers). (Zie No. 881)
885-7 Ongeteekende publicatie van Schepenen en Raden van 12 November 1539, houdende valuatie van gouden en zilveren penningen, zooals die "totten nachsten lantdage was bepaald binnen Kampen, den 27 October 1539" en ongeveer gelijk aan die sub. 1, 1539 i
885-8 Valuatie en ordonnantie van de Keizerlijke Majesteitsmunt, gepubliceerd den eersten dach Julij, Anno XV c XXXIX, met het vereischte gewigt voor de gouden penningen, alsmede eene overeenkomst van den Stadshouder Schenk en Ridderschap en Steden, binnen Campen den 27 October 1539. In plano gedrukt te Campen in de Broderstrate in den Witten Valck by mi Peter Warnersoen.", 1539 i
885-9 Ordinancie van allerleye goldene penninge te boeren ellicks na sijn gewichte, ingesat bij den dreen steden Deventer, Campen en Zwolle in den jare van XV c en een ongeteekend, doch is zeker de minute van het gedrukte Boeksken, op de Stads-Bibliotheek voorhanden, onder No. 1507, 1450-1550 i
885-10 Ongeteekende minuut van eene muntvaluatie van gouden en zilveren munten van Vrijdag na Paschen 1502, vastgesteld door Raden onzes genadigen Heer van Utrecht en Gedeputeerden van de steden Deventer, Campen en Zwolle, vergaderd binnen Deventer bij beliefnisse der ritterschap der landen van Overijssel, zijnde het ontwerp van het gedrukte boekje, op de Stads Bibliotheek voorhanden, onder No. 1508, 1502 i
885-11 Eene oude valuatie van penningen (oelder sattinghe van payement) van het jaar 1401, benevens
Eene andere sattinghe geschreven uit een cedul, die Joannes Pallas in 1426 geschreven had, beide op een blad en getrokken uit een oud boek der stad Deventer, volgens geteekend verklaring van Jacobus Helm, der Stad gezwoeren Secretaris (1584), 1401-1426
885-12 Een vel in plano waarop geteekend staan een aantal gouden en zilveren munten bij de Steden afzonderlijk of gezamenlijk geslagen, met verschillende bijschriften van de hand van den Secretaris Verheijden, bevattende gouden guldens, daalders en goslers
885-13 Kladde, waarop eenige punten, ten aanzien van het regt der munte enz., waarschijnlijk gebruikt bij de moeijelijkheden, ontstaan met de Koningin van Hongarije, Landvoogdesse.
De meeste stukken van dit No. 885 hebben blijkbaar gediend bij de moeijelijkheden, die men ten aanzien van de munt in den tijd van Karel V ondervond, en waarvan de later voorkomende correspondentie kan getuigen. Het mag ook worden afgeleid uit het onder de hand van Nicolaas Verheyden geschrevene op den rug van het vel, geregistreerd sub. 11
886-1 Afschrift, met de hand van Secretaris Verheyden, van de ordonnantie van 1534 (waarvan 't oorspronkelijke boven onder 875 vermeld), volgens welk Willem van Vierssen zou munten gouden guldens, dubbele en enkele goslers, butkens, heele en halve plakken, de laatste naar oude gewoonte bij salige Albert Munters tijd
886-2 Brief van 22 Mei 1503, houdende eene overeenkomst namens en op last van den Raad door de Waradijns Peter Gotschalck en Peter van Mouwick aangegaan met den muntmeester Gherijt van Elten, tot het slaan van gouden guldens van 76 in 't mark troys en 18 karaat.
Van dezen brief waren twee aaneengeschreven met de letters A B C D daar tusschen en door deze letters doorgesneden zijnde, kreeg elke partij een, die tot zekerheid even als een kerfstok weêr aaneen konden gepast worden.
Ze is door partijen geteekend en daarboven door Herman Ludolph en Otten van Doetinchem, die door den raad daartoe waren gesteld.
Te vinden bij Van der Chijs 299. - Overijsselsche Almanak 1854 bl. 39
886-3 Afschrift, gecertificeerd door den Notaris Therijnden, van eene acte van 25 Januarij 1523, waarbij Burgemeesteren, Schepenen en Raden der stad Deventer overeenkomen met hun muntmeester Albert Munter, om te munten gouden guldens van 14 karaat en 75 in 't mark troys. Voorts Deventer schellingen, dubbele stuiver, enkele stuiver, halve stuivers, oord stuivers en heele en halve plakken.
Bij Van der Chijs, 302. Overijss. Almanak bl. 41
886-4 Ongeteekend nota over de in de vorige akte voorkomende butkens, dubbele, en enkele plakken, 1400-1600 i
886-5 Ongeteekende nota over het maken van stukken van 4, 3, 2 en 1 plakken, 1400-1600 i
886-6 Ongeteekend afschrift van de ordonnantie der stad Nijmegen, van 1538, voor het slaan van Jochimsdaalders met kladaanteekening van de instructie daarover te geven aan den muntmeester Jasper (Vlemijnck), en eene aangehechte nota, handelende ook over het slaan van een gouden gulden, als die van 1523, 1538 i
886-7 Gelijk afschrift van de voormelde ordonnantie ook der stad Nijmegen, voorkomende in het volgnummer 8
886-8 Afschrift, gecertificeerd door Notaris Therijnden, van eene akte van 14 Augustus 1538, houdende overeenkomst tusschen de drie steden Deventer, Campen en Zwolle, met Willem van Vierssen, om te munten gouden guldens van 14 karaat en 75 in 't mark, en de Jochimsdaalder met halven en kwarten. (Zie boven 876, No. 1.)
Bij Van der Chijs, 207
886-9 Eene klad-nota, opgemaakt te Winshem, toen men met de beide andere steden de voormelde overeenkomst aanging
886-10 Brief van Burgemeesteren, Schepenen en Raden der stad Kampen, van Hemelvaartsavond (14 Mei) 1589, over onderscheidene moeijelijkheden, de valuatie der munten betreffende, en voorslag om daarover den 17 dier maand Mei met die van Zwolle te Windesheim eene comparitie te houden
886-11 Een stuk van 1 Julij 1555, geteekend door de Secretarissen der drie steden Deventer, Campen en Zwolle, benevens den muntmeester Willen van Vierssen, houdende eene schikking met gemelden muntmeester wegens sleeschat voor gemunte daalders, van 13 December 1553 tot 7 November 1554
886-12 Brief van Burgemeesteren, Schepenen en Raden der stad Kampen aan die van Zwolle van 1 Junij 1557, om de sleeschat van daalders van 21/2 op 2 stuivers te brengen, omdat die van 's Heerenberg met het munten der daalders den voet geligt hadden, zoodat de koopman die daalders (die tot gelijken prijs waren gemunt als de onzen) bij groote hoopen vervoerde, tot nadeel van onze munt en het beter was, een halven stuiver sleeschat minder te hebben dan den voet der daalders te verminderen
886-13 Acte, blijkens certificaat van den Secretaris J. Kondewijn in den Raad gelezen en gepasseerd den 14 Julij 1602, waarbij Burgemeesteren, Schepenen en Raden der stad Deventer aan hunnen muntmeester Matthijs Goossensen toestaan te munten grossen, zooals die in het Rijk bij verscheidene Rijks vorsten in Rijkssteden geslagen en door het gansche Rijk gangbaar zijn, en daarenboven silveren doyten, waarvan acht zouden gelden eenen gemeenen, vroeger door hem gemunten stuiver
886-14 Ontwerp, waarvan een gezegelde brief schijnt te zijn gemaakt, onder dagteekening van 14 Maart 1600; zijnde eene acte, waarbij Burgemeesteren, Schepenen en Raden der Stad Deventer overeenkomen met hunnen muntmeester Matthis Goissens, om te munten een gouden gulden van 18 karaat en 6 greinen en 76 in 't mark troys, benevens een zilveren rijksdaalder, op de voorwaarden, daarin verder vermeld
886-15 Ontwerp van denzelfden inhoud als het vorige stuk, doch doorgehaald
886-16 Brief van den muntmeester der drie Steden Balthazar Wintgens aan de Regering der Stad Deventer, zonder dagteekening, houdende voornamelijk het verzoek, om de daalders ook te Kampen te mogen slaan. Zie ook 883, No. 1
886-17 Afteekening van den goudgulden (van 28 stuiver) en der stukken van 10 stuiver, waarvan het munten aan Klaas Meiners is toegestaan in 1617. (Zie No. 897)
887-1 Kopie van eenen brief van Koningin Maria aan den Stadhouder Schenck, gedagteekend Utrecht, 18 October 1534, houdende dat zij vernomen had, dat die van Deventer binnen korte dagen wilden doen slaan gouden en zilveren penningen met de wapens van zijne Keizerlijke Majesteit haar broeder op den voet van de munt onzes neven Hertog Van Gelder, en dat daartoe eenige werklieden en munters uit Antwerpen naar Deventer waren vertrokken - en zulks om die penningen loop te doen hebben in zijner Majesteits landen, 't geen zeer tot schade en last van die landen en derzelver inwonerij zou strekken, vermits de geldersche penningen op 5 of 6 stuivers per stuk, niet waard zijn de penningen door zijne Majesteit geslagen. Tot voorkoming daarvan en bewaring van de hoogheid en heerlijkheid zijner Majesteit, gelast zij hem Stadhouder, zich dadelijk daaromtrent te informeren en voor zooverre men tot het slaan dier penningen aanstalte maakte, dit te doen ophouden, tot dat, na kennisneming van zaken, daarin anders zou zijn beslist.
Deze brief kan niet wel anders slaan dan op den verbondsbrief tusschen de 3 steden aangegaan 7 September 1534 en bovenvermelde sub. 875
887-2 Brief, gedagteekend Vollenhove, 12 November 1534, waarbij de Stadhouder Schenk aan Burgemeesteren, Schepenen en Raden der Stad Deventer inzendt voorgaanden brief, met verzoek om berigt, en met het werk voorloopig niet voort te gaan
887-3 Ontwerp van een brief van Avondt Thome Apli (20 December 1534) uit naam van de drie Steden, om als antwoord te strekken op den brief, vermeld onder No. 1. "Men muntte niet onder het wapen van Zijne Keizerlijke Majesteit." Men sloeg een gouden penning met de wereldkloot en den naam van Zijne Keizerlijke Majesteit in der tijd op de eene zijde, doende zulks als Rijkssteden, waartoe men geprivilegiëerd was en tot alle Rijksdagen verschreven werd, en aan de andere zijde, met onzer drie Steden gewone wapens en op het zilvergeld ook met onzer drie Steden gewone wapens. Men sloeg ook niet op den voet der munten van den Furst van Gelre, maar naar onze oude ordonnantie van ligt geld, hier in den lande gangbaar, te weten, dubbele gosler, butkens, oirkens, plakken en halve plakken, die men in het land van Gelre niet munt; alles naar onze oude gewoonten, en op niemands regten inbreuk makende. De Koning is dus verkeerd onderrigt. Wij zijn van diverse Keizeren en Koningen geprivilegieerd om goud en zilver te munten, welke privilegiën door alle vroegere lansheeren en ook door Zijne Majesteit zijn geconfirmeerd en geapprobeerd, waarvan wij het rustige bezit tot heden hebben gehad. Wij hebben een vrije munt opgerigt en gevoerd boven menschen memorie en goud en zilver geslagen, zoowel alleen als met de andere steden, in 1479, 1488, 1503, 1509, 1523 en 1524 en in vele andere tijden zoo als ieder wist. De opgerigte munt was al lang vóór het schrijven der Koningin en van Zijne genade in arbeid geweest, en men verzocht, dat men daarmede mogt voortgaan i
887-4 Gecertificeerde kopie van een brief van Koningin Maria aan den Stadhouder Schenck gedagteekend Bijns (Binche in Henegouwen) 1 December 1534, waarin zij schrijft daarbij over te zenden eenige witte munte, die de Stad van Deventer deed slaan, de een van de waarde van zeven doeyts en de ander waarvan XVI voor een stuiver hollants. Zij wist niet of Deventer daartoe beregtigd was, anders diende de voet van dien gemaakt te worden bij den keizer als heer, en dat zij niet gebruikten dezelfde wapenen als zij deden tijdens de voorgaande heren van Utrecht. Zij wenschte dat de Stadhouder met Deventer communiceert over deze zaak, hare privilegiën ziet en haar afschrift daarvan zendt met zijn advies wat te doen, vermits zij aangemaand wordt te verbieden dat die munt cours in de Nederlanden zal hebben
887-5 Afschrift van de instructie, waarnaer de Raetsheeren Generaelmeesters der munte van alle die landen van herwaerts over sich sollen hebben te reguleren in het exerceren van haeren staedt ende Officie. - Gegeven door de Koningin Regente met advies van de hoofden en de luiden van den Raad van State, secreten en finantiën van den Keizer, gezegeld tot Brussel, 1 Mei 1535
887-6 Brief van den Stadhouder Schenck aan Burgemeesteren, Schepenen en Raden der stadt Deventer, gedagteekend Lewarden 6 Junij 1535 - en houdende onder anderen dat hij de bezwaren omtrent de munte aan de Landvoogdesse zou mededeelen, "om bij den Commissarissen die van huer f.g. in de Lantschap van Overijssel sullen geschict worden huer f.g. menonge ende believen weder te vernemen."
887-7 Brief van Koningin Maria, door haar onderteekend, aan Burgemeesteren, Schepenen en Raden der steden Deventer, Campen en Zwolle, gedagteekend Haarlem 11 Augustus 1539, te kennen gevende, dat zij, wenschende order te stellen op de evaluatie der munten in den landen van Overijssel, naar advenant van den voet ende ordonnantie door den Keyzer onlangs in zijne landen van herwaarts over gepubliceerd - verlangt, dat eenigen van de Regering, daartoe gemagtigd, bij haar worden gezonden (in den Haag) binnen den 18 der maand; om voorts door haar te worden geordonneerd, zooals zij zal bevinden te behooren
887-8 Brief van de Regering van Campen aan die van Zwolle, van in profesto assumptionis baete marie virginis 1539, met verzoek van verdere verzending aan die van Deventer, en voorstellende om ter voldoening aan den brief der Koningin de laatstgenoemde stad te verzoeken om eenige raatsvrinden uit naam der 3 Steden af te vaardigen, of wel een uit elk der drie Steden, zoo als hun best zou dunken
887-9 Een brief van die van Zwolle aan Deventer up avent assumptionis Marie 1539, overzendende de beide voorgaande brieven en verzoekende, dat Deventer eenige van hare raadsvrinden, des verstaent hebbende mytten muntmeester zou afvaardigen - er bijvoegende - "Soe U.E daer mercklicken an gelegen is ende wij niemant bij ons heben verstandich van der munt wesende."
887-11 Instructie voor den Secretaris der stad Deventer, Mr. Nicolaus Verheyden, van wege de 3 Steden van 22 Augustus 1540, om bij Zijne Majesteit redres van eenige punten te verzoeken, onder anderen omtrent de munt - waaronder het verzoek, dat de bussen mogten geopend worden binnen 't landschap en niet daar buiten. - Verder te verklaren, dat men bereid was de drie penningen te doen munten, zooals die in de ordonnantie van 27 Augustus 1539 waren voorgeschreven.
Daarna volgt de voorschreven ordonnantie met kantteekeningen, houdende bezwaren, die waarschijnlijk Mr. Verheyden moest inbrengen
887-12 Kopie van voornoemde instructie met kantteekeningen, zijnde appointementen gedagteekend Bruessel 22 September 1540, geteekend door Verreyken, zoo dat dit stuk waarschijnlijk aan de Landvoogdesse is overgegeven.
Tegen 't verzoek om de bussen in 't landschap te doen openen en niet daar buiten, staat:
"De acte gecorrigeert ende vernyeuwt navolgende de begeerte van de drije Steden."
887-13 Eene soort van beklag, remonstrancie of persuasie van de steden Deventer en Campen aan Raad en Meente van Zwolle over de munt naar 't schijnt nopens de verschillen die er bestonden of bestaan hadden met opzigt tot de ordonnantie der Koningin, waarin verhaald wordt, wat daaromtrent al tusschen de Steden was gehandeld en omtrent welke punten men zou remonstreren.
Hieruit blijkt, dat de ordonnantie van de Koningin verbetert is naar de aanmerkingen, die de Steden daarop hadden, en die aan Verheyden waren medegegeven. Verder wordt aangemerkt, dat de Steden alzoo hebben zouden 2 munten, een van den Keizer als een Keizer, en een als Steden des Heiligen Roomschen Rijks, te gebruiken met de Keurvorster Steden en alle andere naburige landschapssteden en onderzaten rondom gezeten, de amdere om te verhantieren met die van Braband, Holland enz. Aan 't slot vindt men een krachtig betoog hoe verkeerd het zou zijn van Zwolle, zich, na dit alles te hebben verkregen, niet te voegen en in dezen Deventer en Campen te volgen
887-14 Een kort verhaal van 't geen de Secretaris Verheyden in Junij en Julij 1548 te Brussel gehandeld heeft ten aanzien van klagten van de generaalmeesters van de munt over het slaan van guldens die te ligt waren, waarbij gevoegd afschrift van eene verklaring van die generaalmeesters en den essayeur generaal, gedagteekend 25 Junij 1548, houdende dat gebleken was, dat de nieuwe guldens met 3 schilden door de drie Steden geslagen van den jare 46 en van dien datum voirt an gebleken waren gevallen te zijn in 't alloy op elk mark werks een karaat fijn goud en in 't gewigt op elk mark 21/2 van de voorschreven penningen erger dan gelijke guldens daar te voren geslagen, die geëvalueerd en toegelaten waren in de laatste ordonnantie op 21 stuivers en nu bevonden naar inhoud van gewigt en alloy niet meer waard te zijn dan 191/2 stuiver en 6 myten; waaruit men zien kon "die groete defraudatie, waerdoor de schamele gemeynte bedrogen woirde, oick waer onse goede goudt blijft," terwijl deze penningen zoo gelijk geconterfeyt waren, dat men de een voor den ander niet kon kennen anders dan bij den datum
887-15 Afschrift van het placaat op de munt van Keizer Karel, gegeven te brussel, 11 Julij 1548 en geteekend Vogelsanck.
Door het niet meer observeren van vroegere ordonnantiën en het in omloop komen tot hoogeren prijs dan de waarde was, van vele duitsche gouden en zilveren penningen waren nieuwe bepalingen noodig. Daarom wordt vastgesteld bij vorm van permissie en tolerantie de cours die eenige penningen zouden hebben in deze landen van herwaarts over, zooals de gouden reaal, de halve, de Carolusgulden enz. terwijl alle ander goud voor billioen wordt, verklaard. De zilveren penningen zouden blijven zooals vroeger bepaald was, uitgenomen de Jochimsdaalder in Hongarijen en Bohemen geslagen, en andere opgenoemde munten, nevens eenige verdere bepalingen omtrent het scroyen, snijden en wasschen, het aanstellen van wisselaars door de steden, het verbod van uitvoer van geld enz
887-16 Brief van den Stadhouder Maximiliaan van Egmond, Graaf van Buren, door hem geteekend, van Antwerpen 2 Aug. 1548, aan Ridderschap en Steden, houdende last om voorgaande ordonnantie te doen publiceren en tegen de overtreders te procederen
887-17 Concept-adres van Ridderschap en Steden van St. Barthomeusdach 1548 (24 Augustus) aan den Stadhouder, houdende bezwaren tegen dat placaat.
"Er waren vele bepalingen in, die streden tegen de geregtigheden en privilegiën der Steden, die bij het tractaat van 1528 waren bevestigd. Inzonderheid was het een bezwaar, dat alle in dat placaat ongevalueerde penningen voor billioen werden verklaard - en niet mogten worden uitgegeven of ontvangen dan aan geordende wisselers - waardoor al de munten van onze drie Steden verworpen en voor billioen zouden gehouden worden. Dit zou ten uiterste nadeelig zijn ter zake der menigvuldige handelsgemeenschap met de westelijke streken van Duitschland
0701 De Munt
Inventaris
887-17
Concept-adres van Ridderschap en Steden van St. Barthomeusdach 1548 (24 Augustus) aan den Stadhouder, houdende bezwaren tegen dat placaat.
"Er waren vele bepalingen in, die streden tegen de geregtigheden en privilegiën der Steden, die bij het tractaat van 1528 waren bevestigd. Inzonderheid was het een bezwaar, dat alle in dat placaat ongevalueerde penningen voor billioen werden verklaard - en niet mogten worden uitgegeven of ontvangen dan aan geordende wisselers - waardoor al de munten van onze drie Steden verworpen en voor billioen zouden gehouden worden. Dit zou ten uiterste nadeelig zijn ter zake der menigvuldige handelsgemeenschap met de westelijke streken van Duitschland
Aanvraagnummer:
202696 : 887-17
Organisatie: Collectie Overijssel locatie Deventer
laatste wijziging 28-05-2019
887-18 Brief van Koningin Maria aan de Regering der Stad Deventer, door haar geteekend en gedagteekend 28 Augustus 1548, herinnerende, dat Verheyden onlangs in Brussel was geweest en toen een stuk had ontvangen over 't verminderen der waarde van den door de Steden nieuw geslagen gulden, met last om er nader over te schrijven. Ze wenscht dus hiervan wat te weten en bijzonder of de Regering daarvan de oorzaak is dan wel de muntmeester
887-19 Concept-antwoord van de 3 Steden aan de Koningin, van 12 Augustus 1548, nopens de klagten van de generaalmeesters der munt in het vorige nummer vermelde stuk bedoeld en door Verheyden medegebragt. De guldens die zij vroeger gemunt hadden, hielden 14 karaat f.g., dan bevindende, dat deze onze guldens en andere munten in grooten getale gesneden werden en in alle gouden penningen gemeenlijk verrisinghe plaats heeft, zoo had men in 46 een gouden penning doen munten van 13 karaat, wezende een kennisse beter voor 22 stuiver brabandsch dan de gouden kronen voor 38 stuiver brabandsch.
Voorts had men met goed gewigt eertijds van de generaalmeesters ontvangen en goede oculaire bewijzen bevonden bij guldens, uit de bus en des coepmans budell genomen, dat 76 stuk en een engels maakten een mark troys.
Ten tweede had men de guldens doen proberen bij twee essayeurs, daarvan een op de munt Zijner Keizerlijke Majesteit als zoodanig had gediend en de andere er ook verstand van had - en deze hadden de guldens bevonden te hebben geheel 13 karaat, zoodat onze muntmeester denkt, dat de generaalmeesters valsche, slechte of gewasschen stukken hebben gehad. Daarenboven zegt de muntmeester, dat hij om zeker te zijn dezelve guldens binnen Keulen had doen onderzoeken, en daar bevonden was, dat ze goed waren, als voor gezegd is
887-20 Kladbriefje zonder belang
887-21 Antwoord van Koningin Maria aan de 3 Steden, gedagteekend Brussel 7 September 1548. Zij is ten hoogste verwonderd, dat men bekent, dat men den gulden een karaat op 't mark heeft laten vallen, en desniettemin de gulden zoo gelijk gemaakt heeft, dat de schamele gemeente ze niet kan onderkennen en alzoo jammerlijk bedrogen wordt.
Aangaande 't gewigt, hebben de generaalmeesters dezelve verschillend bevonden, sommige te zwaar andere te ligt, zoo dat men inderdaad niet kon zeggen, hoeveel daarvan in 't mark gingen.
De vergelijking met de kroon exuseerde niet, omdat de kroon niet op 38, maar op 36 stuivers geslagen was, en voor dezen prijs ze ook bij de muntmeesters wierd ontvangen.
Nog schrijft ze onderrigt te zijn, dat in de stads munt dagelijks werden gesmolten Carolusguldens, Philippusguldens en andere munten des Keizers in deze zijne Nederlanden gemunt. Dit wil zij scherp verboden hebben, en dat de muntmeesters niet zouden breken de munte van der Steden prince ende furst
887-22 Concept-adres van gedeputeerden van Ridderschap en Steden van Overijssel met de Drosten van Zallandt Twenthe en Vollenhove, aan de Koningin houdende:
1o. redenen, waarom 't placaat van 11 Julij 1548 in Overijssel niet behoorde gepubliceerd en toegepast te worden, zijnde dezelfde als vermeld in Concept-adres, hiervoren onder No. 17 vermeld.
2o. wederantwoord ten aanzien van de ligte guldens van 1546, verzoekende dat het placaat gegeven binnen Antwerpen 4 Sept. l.l. (1548) waarbij die guldens voor billioen waren verklaard en verboden uit te geven of te ontvangen binnen Overijssel, niet mogt worden gepubliceerd. En dat, wanneer er weder eene nieuwe evaluatie kwam, ze alsdan zouden worden geëvalueerd naar advenant van den gelderschen Klymmer Ridergulden en andere gouden penningen
887-23 Stuk, geheel van denzelfden inhoud, als 't vorige
887-24 Memoriaal van de reize van de drie Drosten van Overijssel en de gedeputeerden van Ridderschap en Steden in de maand October 1548 naar Brussel, onder anderen over 't placaat nopens de guldens van 1546
887-25 Nota daartoe betrekkelijk met een apostille in 't latijn van 26 October 1548
887-26 Opteekening betreffende inhoud en gewigt van den gouden gulden, den daalder, den tiengosselerspenning en driebutkenspenning
887-27 Brief van Koningin Maria, van 18 December 1548, houdende consent dat de publicatie van de leste brieven van placcate en de permissie op 't stuk van de munte worde uitgesteld- mits de 3 steden midlerwijl niet meer zullen mogen doen munten de de guldenen, hebbende een sterre of een punt in 't midden van de drie schildekens- maar gehouden zijn hunne gouden en zilveren penningen te doen slaan en munten op hunnen ouden voet, zonder die te verminderen
Records 101 t/m 200
Records 201 t/m 300
Records 301 t/m 400
Records 401 t/m 500
Records 501 t/m 600
Records 601 t/m 700
Records 701 t/m 800
Records 801 t/m 900
Records 901 t/m 1000
Records 1001 t/m 1096
laatste wijziging 15-04-2023
1.186 beschreven archiefstukken
32 gedigitaliseerd
totaal 214 bestanden

Kenmerken

Datering:
1400-1900
Voorwaarden voor raadpleging:
Het archief is openbaar.
Voorwaarden voor reproductie:
De voorwaarden voor reproductie bij Collectie Overijssel locatie Deventer zijn van toepassing.
Opmerkingen:
Zie ook ID 0862, ID 0690, ID 0691 ( inv. Nr. 766x ) en ID 0692
Publicaties:
J. Fortuyn Droogleever, De vorstelijke en de stedelijke muntslag te Deventer, Deventer 1983
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
NL-DvCO, Collectie Overijssel locatie Deventer, ID 0701, De Munt, inv.nr. …
VERKORT:
NL-DvCO, ID 0701, inv.nr. ….
Categorie:
laatste wijziging 15-04-2023
1.186 beschreven archiefstukken
32 gedigitaliseerd
totaal 214 bestanden