Uw zoekacties: Kapittel van St. Lebuïnus

1053 Kapittel van St. Lebuïnus ( Collectie Overijssel locatie Deventer )

beacon
 
 
Inleiding
Verantwoording
Het ontstaan van het kapittel
De vermogensrechtelijke ontwikkeling van het kapittel tot het einde van de 14e eeuw
De inrichting van het kapittel
Goederenbeheer en financiële administratie
1053 Kapittel van St. Lebuïnus
Inleiding
Goederenbeheer en financiële administratie
De wijze van administratie van inkomsten en uitgaven in de periode tot circa 1400 is door het ontbreken van rekeningen en registers niet bekend *  . De praktijk zal in essentie echter niet veel hebben afgeweken van die in b.v. de Utrechtse kapittels *  . De centrale figuur in het goederenbeheer en de financiële administratie van het kapittel is ongetwijfeld de cameraar of rentmeester geweest. Deze functionaris, gekozen door zijn mede-kanunniken, wordt voor het eerst vermeld in een akte uit 1230 *  . In dat stuk wordt de camerarius belast met het verrichten van betalingen in natura. Tot in de 16e eeuw inde de cameraar zelf de inkomsten uit de kapittelgoederen. Daartoe stond hem een paard ter beschikking waarmee hij de kapittelboeren bezocht. Zijn taak werd enigszins verlicht door de assistentie van een tritulator, een verzamelaar *  . In de parochie Zwolle liet het kapittel de werkzaamheden over aan een ambtman of oeconomus, die eens per jaar zijn inkomsten aan de cameraar overdroeg *  .
In de parochie Zwolle liet het kapittel de werkzaamheden over aan een ambtman of oeconomus, die eens per jaar zijn inkomsten aan de cameraar overdroeg *  .Waarschijnlijk vonden tot circa 1400 alle betalingen plaats via de cameraar. Uit de stukken blijkt niet het bestaan van gescheiden gehouden kassen, elk onder het beheer van een eigen cameraar. Door het gering aantal bronnen is het evenwel mogelijk dat een vereniging van verschillende fondsen tot één kamer, zoals dat in het Utrechtse domkapittel heeft plaatsgevonden *  , zich aan ons oog onttrekt.
In de 15e en 16e eeuw ontstonden er, vooral door het toenemend aantal schenkingen door leken, verschillende kamers naast de camera dominorum. Aan rentmeesters of officiati was het beheer van de inkomsten uit deze kamers en de daaraan verbonden goederencomplexen opgedragen.
De kerkfabriek, het officium fabricae, was het fonds waaruit aanvankelijk het onderhoud van het kerkgebouw werd betaald. De fabriek werd beheerd door de magister fabricae, een door de kapittelvergadering aangestelde kanunnik.
Vooral in de 16de eeuw werden de inklomsten uit de fabriek niet meer voor het oorspronkelijke doel, onderhoud van het kerkgebouw, aangewend. Waarschijnlijk heeft het ontbreken van een duidelijke taakverdeling tussen de fabrieksmeester en de van de stadswege aangestelde kerkmeesters daartoe bijgedragen. In de 16de eeuw ontstond er een conflict tussen kapittel en stad over het onderhoud van het dak van het koor *  . Uit de stedelijke, uit de transportregisters, de zg. renunciatieboeken en uit de weinige 16e eeuwse rekeningen van de kerkmeesters blijkt duidelijk dat zowel bouw- als onderhoudswerkzaamheden aan en in de Lebuïnuskerk voor het overgrote deel door de wereldlijke overheid werden uitgevoerd *  .
Het kapittel lijkt zich tegen die rol van de stad niet te hebben verzet. Wellicht hebben de kanunniken zelfs met genoegen de ontwikkelingen verwelkomd omdat de inkomsten van de kerkfabriek daardoor ten eigen voordele konden worden aangewend. In de woelige oorlogsjaren van de tweede helft van de 16e eeuw verwerd de fabriek tot een kas waaruit kanunniken en vicarissen presentiegelden ontvingen *  . Ook werden er uitkeringen gedaan aan andere kamers *  .
Het is geen wonder dat de calvinisten in hun Discours ende bericht up die administratie der geestelicken ofte kerckengueder hun gal spuugden op het instituut kerkfabriek *  . Volgens hen was het zelfs een publiek geheim dat de fabrieksgelden door de kanunniken waren gebruikt om er de inkwartiering en de schattingen van de Spaanse troepen mee af te kopen *  .
De overige kassen werden beheerd door vicarissen. De belangrijkste kas was die van het officium omnium. Door de overlevering van een groot aantal rekeningen uit de periode 1442-1573 is het functioneren van deze kamer ‘van allen’ goed te reconstrueren *  . Naast de jaarlijkse uitkeringen aan de kanunniken en vicarissen, liepen de betalingen van de kosten der memoriediensten, van de presentiegelden en van de dagelijkse uitkeringen voor levensonderhoud, de quotidianae distributiones, via deze kamer. Evenals in de manualen van de cameraar, vallen in de rekeningen van het officium omnium de vele overboekingen van de ene naar de andere kamer op. Door b.v. de inkomsten van de kerkfabriek over te boeken naar het officium omnium, wisten de kanunniken hun presentiegelden op te vijzelen *  .
De officiant van omnium beheerde soms ook het officium simul. Hoewel er geen rekeingen van deze laatste kamer van vóór 1591 bewaard zijn gebleven, geven de cartularia en de 17e eeuwse rekeningen enig inzicht in de omvang van het goederencomplex dat aan deze kamer was toegewezen *  . Het oorspronkelijke doel van het officium is niet bekend.
In een cartularium zijn in de kantlijn alleen de schenkingen aan de kanunniken de oude vicarissen met simul aangeduid *  . Dat zou er op kunnen wijzen dat simul een oudere kamer is dan omnium, daterende uit de tijd dat het kapittel alleen nog maar bestond uit de kanunniken en de aan de oudste altaren verbonden vicarii antiqui. Uit de inkomsten van simul werden voornamelijk weer presentiegelden betaald *  .
De oude vicarissen kregen ook presentiegelden uit een eigen fonds, het officium antiquorum vicariorum seu dominorum de Veme *  . In een inventaris van de kapittelgoederen worden de inkomsten van de oude vicarissen ex officio Veme verantwoord *  . De relatie tussen de oude vicarissen en de ‘veme’ of pastorie is niet duidelijk.
De vier choralen, jonge ‘beroepszangertjes’ *  , werden onderhouden uit het officium choralium. Het bezit van dit fonds is bekend uit een 16 eeuwse inventaris *  . De knapen stonden onder toezicht van één der kanunniken, de magister choralium.
Tenslotte dient nog het officium armarii te worden genoemd. Deze kamer moet rond 1420 zijn gesticht *  . De oorspronkelijke functie van het officium is niet duidelijk. In het Ordinarius van het kapittel wordt een enkele maal het armarium genoemd als vertrekplaats van processies *  .
Het is mogelijk dat de term armarium hier is gebruikt ter aanduiding van de sacristie *  . Het officium armarii kan oorspronkelijk zijn opgericht met het doel de kosten van de speciale bewaarplaats van sieraden en koorgewaden te dekken. Later werden uit deze kamer de kosten van brood, wijn en was op feestdagen betaald *  . Ook werd het gebruikt om presentiegelden te betalen *  .
De cameraar en de officianten van de verschillende kamers hadden in de eerste plaats tot taak de pachtgelden te innen. Eens in de zes jaar moesten zij de onder hun officie ressorterende boeren registreren *  . Aan de hand van die registratie werden de boeren ter kapittelvergadering geroepen, waar de (her)verpachtingen plaatsvonden. De kapittelsecretaris schreef de verpachtingen in, waarna de pachter zijn pachtbrief kreeg uitgereikt *  .
Alle financiële handelingen van de cameraar en de officianten hadden de goedkeuring van de kapittelvergadering nodig *  . De kapittelvergadering besliste over de betalingen van de ene aan de andere kamer *  . Als gevolg van de vele overboekingen waren de cameraar en de officianten sterk van elkaar afhankelijk voor de afsluiting van de rekeningen. De beheerders van de kamers konden pas hun rekening sluiten, wanneer de cameraarsrekening was goedgekeurd. De moeilijkheden bij de inning van de pachtgelden leidden ertoe dat er soms meerdere jaren verstreken voordat de definitieve afhoringen konden plaatsvinden.
In het midden van de 16e eeuw trachtte het kapittel verbetering in die situatie te brengen door te bepalen dat zowel de cameraar als de officianten hun rekening moesten verantwoorden voor St. Petrus ad Cathedram (22 februari), volgende op het boekjaar (van St. Egidius tot St. Egidius =1 sep). Ook moesten de restanten binnen een jaar na afloop van het boekjaar worden verantwoord *  .
De rekeningen van de cameraar werden afgehoord in de kapittelkamer door de deken, zes canonici computatores en drie vicarii computatores *  . De rekeningen van het officium omnium en waarschijnlijk ook van de andere kamers waarvan geen rekeningen zijn overgeleverd, werden afgehoord door de cameraar, een canonicus computator en een vicaris computator *  . De rekeningen moesten mede door de notaris van het kapittel worden ondertekend *  .
Ondanks de pogingen van het kapittel om de afhoring van de rekeningen binnen een aanvaardbare termijn te doen plaatsvinden, 1iep de financiële administratie van het kapittel in het laatste kwart van de 16e eeuw geheel spaak. De inneming van de stad door het Staatse leger onder Rennenberg op 20 november 1578 betekende voor het kapittel het begin van een zeer chaotische periode. Een rekest van de kanunnik Bernardus Herinck aan deken en kapittel om hem het bedrag te betalen dat hij nog tegoed had vanwege het door hem uitgevoerde beheer van het officium fabricae over 1578, werpt een goed licht op de wantoestanden *  . Door de oorlogshandelingen was het voor cameraar en officianten onmogelijk de inkomsten uit hun goederen te verzamelen. Slechts met de grootste moeite kon het kapittel kandidaten vinden voor de vervulling van de financiële functies *  .
De kerkfabriek was zonder beheerder, maar uiteindelijk werd Herinck bereid gevonden het officium op zich te nemen. Herinck deed zijn werk en stelde de rekening over 1578-1579 samen. Afhoring was echter niet mogelijk omdat de cameraar op zich liet wachten. Toen de situatie in 1580 voor de katholieken in Deventer erg penibel werd, nam Herinck de wijk naar Oldenzaal met medeneming van zijn rekening. Bijna tien jaar later kwam hij terug. Na de cameraarsrekening te hebben opgevraagd, kon Herinck de fabrieksrekening definitief vaststellen. In 1590 vond de afhoring plaats en kreeg Herinck zijn geld.
In de periode 1578-1587 vormde de financiële administratie van de kapittelgoederen een voortdurend twistpunt tussen kapittel en stadsbestuur, dat in belangrijke mate werd beïnvloed door de calvinistische ‘theoretici’ van het Discours *  . Onder zware druk stond het kapittel de inkomsten uit opengevallen prebenden - vooral door de vlucht van enkele kanunniken naar Oldenzaal - af aan de stad *  . Uit de raadsresoluties van die tijd blijkt echter dat de inning van de prebenden niet of zeer moeizaam plaatsvond *  .
Ternauwernood ontsnapte het kapittel aan strenge maatregelen van het stadsbestuur. In 1586 was de raad eindelijk van katholieke elementen gezuiverd en stond een ingrijpen in de financiële administratie van het kapittel op het programma *  .
Op 1 januari bepaalde de raad dat de administratie van de geestelijke goederen zou berusten bij een van stadswege aangestelde rentmeester *  . De verovering van de stad door de Spaanse troepen op de 30e van dezelfde maand deed dat besluit teniet.
De geschiedenis van het kapittelarchief
De geschiedenis van het archief van de leenkamer van de proosdij
Verantwoording van de inventarisatie
Noten
Literatuurlijst

Kenmerken

Datering:
(1040) 1123-1591 (1592)
Omvang:
0,3 meter(s)
Omvang in stuks:
55
Voorwaarden voor raadpleging:
Het archief is openbaar.
Voorwaarden voor reproductie:
De voorwaarden voor reproductie bij Collectie Overijssel locatie Deventer zijn van toepassing.
Taal:
Nederlands
Nadere toegangen:
index blauw 151 (kopie van inv. nrs 1)
Opmerkingen:
Zie ook: ID 727; ID 728; ID 691, inv.nr. 171x e.v.; ID 690, inv. nrs 324-327
Publicaties:
Het kapittel van Lebuinus in Deventer : nalatenschap van een immuniteit in bodem, bebouwing en beschrijving / onder red. van J.R.M. Magdelijns...(et al.), Nieuwegein 1996. AAU 34, (1908), 35 (1909), 37 (1911): protocol Matthias Setther; notaris en scriba kapittel, 1577-1588
Inventarisatierichtlijn:
ISAD(G): Algemene Internationale Norm voor Archivistisch Beschrijven
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
NL-DvCO, Collectie Overijssel locatie Deventer, ID 1053, Kapittel van St. Lebuïnus, inv.nr. …
VERKORT:
NL-DvCO, ID 1053, inv.nr. ….