Het ondersteunen van armen was vóór de Hervorming in handen van kloosterlingen, broederschappen en particuliere personen.(Noot: Inv. nrs. 1064 en 1097 (voorberichten.)) Behoeftige oude ingezetenen plaatsten Schepenen en Raad in het proveniershuis indien daar plaats voor hen was. De bedeeling van armen door de kloosterlingen hield in 1581, door den afstand hunner goederen en inkomsten aan de wereldlijke overheid, op. Zij werd echter voortgezet door de stad, (Noot: Inv. nr. 16 fol. 310 verso) de diaconie van de kerkelijke gemeente, de broederschappen, totdat deze in 1679 werden vereenigd en door particuliere instellingen en personen.