In de gemeente Harderwijk is een choleracommissie geweest, welke ingesteld bij de vergadering van 8 augustus 1866. Deze commissie is ingesteld om maatregelen te nemen ter verzorging van choleralijders en maatregelen ter voorkoming van verdere verspreiding. Er worden twee subcommissies ingesteld..

Samenstelling 1e commissie J.H. Hulsink (voorzitter), J. Hop Ezn., H.J. Sem, H.G. Goosens, L. de Vroom en A.G. Nijhof als secretaris. Deze commissie stelt zich ten doel het verschaffen van hulp aan de lijders en hun betrekkingen, het uitdelen van voedsel en andere benodigdheden en het bevorderen van de reinheid in de woningen van de lijders en het inzamelen van liefdesgiften.

De andere commissie: H. Lettink (voorzitter), H,W. Stouben, H. van de Weijers, Andesten en A. Greidanus als secretaris. Zij krijgen als taak het toezicht op het cholerahospitaal in het gebouw van de Hortus Botanicus, het aanwenden van pogingen de lijders over te halen zich daar te laten verplegen, de zorg voor tijdig vervoer van lijken naar de begraafplaats, het zuiveren van geïnfecteerde voorwerpen en zuiveren van de besmette woningen. Deze commissie is bij de laatste gemeenschappelijke vergadering van de beide subcommissies ontbonden. De commissie was een gemeentelijke commissie om burgemeester en wethouders in deze moeilijke omstandigheden bij te staan. Na haar ontbinding was er een batig saldo wat als fonds het begin is geweest om de commissie een vorm van particulier initiatief te geven.

Dit particulier initiatief geweest, heeft de aanzet gegeven om de getroffenen bij de branden te ondersteunen.
De brand van M. Jansen, waarbij ook de buren getroffen zijn (Riphagen, Becker en Brandes). Er wordt vermeld dat het allemaal arme daghuurders en knechten zijn. Ook in Hierden worden gelijk 4 huisgezinnen van al hun inboedel beroofd.