Oprichting
Everard Foeck, deken van het kapittel van Oudmunster, maakte in 1400 zijn testament op. Hij stelde onder andere 50 armenpreuves in, die op gezette tijden uitgedeeld moesten worden in de Heilige Kruiskapel (later ook bekend als Soepkapel). De deken en kanunniken moesten de armen uitkiezen die hiervoor in aanmerking kwamen. Everard Foeck overleed in 1418.
Doel
Het doel was om armen op gezette tijden van de nodige levensbehoeften te voorzien, zoals eten en brandstof. Later werden er alleen nog uitdelingen in geld gedaan. Het fonds groeide door schenkingen en legaten en bestond in 1609 al uit 106 preuves. Daarnaast werden er vrijwoningen gesticht. In 1913 waren er in totaal 67 vrijwoningen: in de Groenestraat 22, in de Burgstraat (Wolter Heukelslaan) 28, in de Haagstraat 6, in de Helmstraat 1, in de Weistraat (Mgr. Van de Weteringstraat) 6 en in de Pallaesstraat 4. De woningen Groenestraat 8 t/m 54 (even) werden in 1964, samen met de woningen van de fundatie van Thomas van Nijkercken aan de ABC-straat, verkocht en later gesloopt ten behoeve van een uitbreiding van het Wilhelmina Kinderziekenhuis.
Beheer
In het testament werd het beheer opgedragen aan de vicaris van de door Foeck in de Oudmunster gestichte vicarie. De vicaris zou procurator van de eleemosynae (aalmoezen) zijn in naam van de deken en van het kapittel. Na de opheffing van de kapittels in 1811 bleef de eleemosynier A. van Dam, die in 1802 door het kapittel benoemd was, zijn werk zonder enig toezicht voortzetten. Pas in 1822 benoemden de burgemeesters twee mededirecteuren en werd bepaald dat aan de burgemeesters rekening moest worden gedaan. Na het aftreden van de ene en het overlijden van de andere mededirecteur bleef de burgemeester in 1870 als enige directeur over. In 1872 werd bepaald dat de administratie gevoerd zou worden door B & W en dat een rentmeester voor het dagelijks beheer zou worden benoemd