326 Kalenderbroederschap Oudewater ( Het Utrechts Archief )
326
Kalenderbroederschap Oudewater
Inleiding
Kalenderbroederschappen treft men in de latere Middeleeuwen voornamelijk in Noord-Duitsland aan. Haar doel was het zieleheil van haar leden te bevorderen en speciaal te zorgen voor een plechtige begrafenis, terwijl bovendien geregeld bijeenkomsten met een feestmaaltijd werden gehouden. Haar leden waren meestal geestelijken, ofschoon ook leken, mannen zowel als vrouwen, lid konden zijn.
Ook in Nederland komen deze godsdienstige verenigingen voor, zo o.a. in Utrecht en Groningen.
Ook in Nederland komen deze godsdienstige verenigingen voor, zo o.a. in Utrecht en Groningen.
De hier behandelde broederschap is in 1388 door jonkvrouw Katrijn van der Haer opgericht, oorspronkelijk voor het land van Woerden en Oudewater en hield haar samenkomsten beurtelings ieder jaar in de ene of andere stad, doch zij werd wegens onderlinge twisten in 1498 in tweeën gesplitst, waarbij de inkomsten mede werden verdeeld.
Volgens de statuten waren de broeders van de Kalender te Oudewater verplicht ieder jaar de maandag en de dinsdag na het feest van de Translatio Martinis bijeen te komen tot het houden van enige plechtige kerkdiensten, van een kapittelvergadering en van twee maaltijden. Na het overlijden van één van de broeders moesten de geestelijken onder hem een maandstond voor hem houden en de leken missen bijwonen. Voorts moesten zij gezamenlijk een plechtige kerkdienst houden, eveneens besloten met een maaltijd. Tenslotte zouden zij elkaar dagelijks in hun gebeden gedenken en elkaar steeds behulpzaam zijn.
De leden behoorden tot de aanzienlijke geestelijken en leken, doch eerstgenoemde waren verreweg in de meerderheid, behalve de stichters zelf treft men in de ledenlijst de naam van nog slechts één vrouw aan. In 1468 werd besloten, dat er niet meer dan dertien broeders zouden zijn, doch nadat Oudewater zelfstandig was geworden, kwam men er daar omstreeks 1520 op terug en breidde het ledental weer uit.
Aan het hoofd stond de deken, een procurator had de zorg voor de jaarlijkse plechtigheden.
Aan het hoofd stond de deken, een procurator had de zorg voor de jaarlijkse plechtigheden.
De kerkdiensten bij dit feest,waarvan het ritueel nauwkeurig was vastgesteld, werden met twee maaltijden besloten. In 1468 werd bepaald, dat de broeders beurtelings de zorg zowel voor de plechtigheden in de kerk als voor de maaltijden op zich zouden nemen. Wat er echter meer uitgegeven werd dan de inkomsten van de broederschap bedroegen moest hij zelf betalen. Teneinde de uitgaven echter binnen redelijke perken te houden, werd enerzijds vastgesteld, welke sommen tot opluistering van de kerkdienst zouden worden uitgegeven, anderzijds de gang van de maaltijden voorgeschreven. Bovendien werd in 1552 bepaald, dat men de jaarlijkse inkomsten niet boven 12 Rijnse guldens zou laten aangroeien, opdat hierin geen aanleiding tot dronkenschap zou liggen.
De bepalingen omtrent de plechtige uitvaartdiensten van de overleden broeders ondergingen eveneens verandering. Oorspronkelijk gingen de broeders gezamenlijk daar naar toe, waarna de erfgenamen van de overledene hun een maaltijd aanboden of wel een bedrag in geld gaven. Aangezien dit in het winterseizoen wegens de onbegaanbaarheid van de wegen en de duurte van de levensmiddelen tot moeilijkheden aanleiding gaf, besloot men in 1546, dat de deken, na kennis gekregen te hebben van het overlijden van één van de broeders, op een nader te bepalen dag in de zomer de andere broeders zou bijeen roepen tot het houden van een plechtige uitvaartdienst, besloten door een maaltijd, waarvoor de erfgenamen van de overledene 4 Rijnse guldens zouden geven.
Waren de leden aldus in het midden van de 16e eeuw nog vol belangstelling in het welzijn van de broederschap, zoals ook blijkt uit het aanleggen van het registertje, beschreven in inv.nr. 1, de Opstand maakte hier weldra een einde aan en in 1579 verkregen de Heilige Geestmeesters van Oudewater de rentebrieven die de Kalenderbroederschap nog in haar bezit had.
De hier bijeen gebrachte stukken zijn langs geheel verschillende wegen in het Algemeen Rijksarchief terechtgekomen. Het deeltje met statuten werd reeds in 1880 door ds. P.J.D. van Slooten te Heerenveen geschonken, de oudste rentebrief werd in 1940 verkregen en was afkomstig uit het Rijksarchief in Overijssel, terwijl de andere oorkonden in 1890 door het gemeentearchief van Amsterdam werden geschonken.
laatste wijziging 25-06-2022
14 beschreven archiefstukken
Inventaris
2. Rentebrieven
2.2. Oudewater
3 Rentebrief, groot eenderde van een Engelse nobel uit een huis in de Vogelenzang, 1416 nov. 4
326 Kalenderbroederschap Oudewater
Inventaris
2. Rentebrieven
2.2. Oudewater
3
Rentebrief, groot eenderde van een Engelse nobel uit een huis in de Vogelenzang, 1416 nov. 4
Datering:
1416 nov. 4
NB:
Zie reg.nr. 1
Omvang:
1 charter
Organisatie: Het Utrechts Archief
laatste wijziging 05-04-2007
laatste wijziging 25-06-2022
14 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1416-1579
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de kalenderbroederschap te Oudewater 1416-1579
Auteur:
Onbekend
Datering toegang:
2006
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Het archiefblok bevat archiefbescheiden met verschillende rechtstitels
Omvang:
0,07 m oude verpakking
Categorie:
Archiefvormer(s):
laatste wijziging 25-06-2022
14 beschreven archiefstukken