239-1 Hof van Utrecht ( Het Utrechts Archief )
239-1
Hof van Utrecht
Inleiding
laatste wijziging 12-03-2024
2.614 beschreven archiefstukken
374 gedigitaliseerd
totaal 120.393 bestanden
Inventaris
3. Archieven van aan het hof verwante colleges en personen
3.1. Archief van reviseurs, recht sprekende in revisie van sententies van het hof
239-1 Hof van Utrecht
Inventaris
3. Archieven van aan het hof verwante colleges en personen
3.1.
Archief van reviseurs, recht sprekende in revisie van sententies van het hof
NB:
Bij de instelling van het hof van Utrecht wordt bepaald, dat, wanneer van een vonnis van het hof revisie werd toegestaan, het proces zou worden gerevideerd door degenen, die het vonnis gewezen hadden, en enige hun toegevoegde personen (Ordonnantie van 23 maart 1536, art. 47, in Utr. Placaatb. II p. 958). Over deze regeling leverden de staten klachten in wegens de grote kosten, die zij medebracht (l.c. II p. 971), waarop de Keizer inderdaad 1 December 1544 (l.c. p. 1126) bepaalde, dat het hof de zaken in revisie zou instrueren, terwijl de uitspraak zou worden gedaan door de Grote Raad te Mechelen. Ten gevolge van de scheurung tussen de Nederlanden verviel het gezag van de Grote Raad; wel verbleef de instructie in cas van revisie aan het hof, maar de staten behielden zich het geven der sententie voor (Resolutie van 10 juni 1584, l.c. II p. 1126-27). Den 21 November 1599 werd een provisionele instructie voor de raden van revisie vastgesteld (l.c. II p. 1127), daarbij werd bepaald, dat het hof de zaken in revisie zou instrueren, en dat telkens als er enige zaken voorbereid waren, de gedeputeerde staten enige rechtsgeleerden zouden uitnodigen, om hierin te adviseren in de vorm van een concept-sententie met een receuil, waarin zij de gronden van hun advies uiteenzetten; dienovereenkomstig zou op naam der Saten uitspraak gedaan worden. Het hof had bezwaar tegen deze instructie 1), omdat niet bepaald was, dat er ook leden van het hof onder de reviseurs zouden zijn; een "Ordre op de revisien" van 14 Juni 1659 (l.c. II p. 1128-29) kwam aan dit bezwaar te gemoet door te bepalen, dat altijd 2 of 3 der reviseurs leden van het hof zouden zijn. Het verlenen van mandement van revisie, waarbij werd beslist, dat de zaak in revisie zou behandeld worden, stond ten allen tijde aan de souverein, eerst aan de landsheer, later aan de staten. 1) Het Utrechtsch Placaatboek (II p. 1127) en de Tegenwoordige Staat van Utrecht (i.p. 269) beweren, dat door de instructie van 1599 een Raad of Kamer
Organisatie: Het Utrechts Archief
laatste wijziging 11-03-2024
2 gedigitaliseerd
totaal 27 bestanden
laatste wijziging 12-03-2024
2.614 beschreven archiefstukken
374 gedigitaliseerd
totaal 120.393 bestanden
Bijlagen
laatste wijziging 12-03-2024
2.614 beschreven archiefstukken
374 gedigitaliseerd
totaal 120.393 bestanden
Kenmerken
Datering:
1530-1811
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het Hof van Utrecht
Auteur:
R. Fruin Th. Az., met een inleiding door S. Muller Fzn.
Datering toegang:
1893
Datering bewerking:
1992
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
179,12 m
Rubrieken:
Categorie:
laatste wijziging 12-03-2024
2.614 beschreven archiefstukken
374 gedigitaliseerd
totaal 120.393 bestanden