Oprichting
De fundatie is in 1579 ingesteld door Huybert Edmontsz. van Buchell bij een met eigen hand geschreven uiterste wil. Hij benoemde tot zijn enige erfgenamen 100 burgers van Utrecht, die aan bepaalde eisen moesten voldoen. Zo moesten zij arm, zedig en vroom zijn, wettig gehuwd zijn en ten minste twee wettige kinderen te onderhouden hebben.
Doel
Het kapitaal was bestemd tot het doen van uitkeringen (preuves) aan 100 armen uit de parochie van St. Jacob. Dankzij de medewerking van de pastoor van de parochie (na de Reformatie de predikant van de Jacobikerk) was het steeds mogelijk genoeg burgers te vinden die aan de door Van Buchell gestelde eisen voldeden. Naast de preuves werden in de wintermaanden extra uitkeringen gegeven.
Beheer
Vanaf het begin berustte het beheer deels bij de stad. Als executeurs traden op de burgemeester (oorspronkelijk de regerende twee burgemeesters), de kantonrechter (oorspronkelijk de twee oudste regerende schepenen en van 181 1-1838 de vrederechters) en de predikant tot wiens wijk de Jacobikerk behoorde (vroeger de pastoor van de St. Jacobskerk). De administratie werd gevoerd door een rentmeester