Uw zoekacties: Unitas Studiosorum Rheno-Traiectina te Utrecht 1970-1989

780-5 Unitas Studiosorum Rheno-Traiectina te Utrecht 1970-1989 ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Unitas Studiosorum Rheno-Traiectina te Utrecht, (1969) 1970-1989 (1993)
780-5 Unitas Studiosorum Rheno-Traiectina te Utrecht 1970-1989
Inleiding
Unitas Studiosorum Rheno-Traiectina te Utrecht, (1969) 1970-1989 (1993)
Organisatie: Het Utrechts Archief
Op 21 november 1911 werd Unitas Studiosorum Rheno-Traiectina (USR) opgericht met als doel een algemene en voor iedere student toegankelijke vereniging te zijn. Na de eerste jaren had USR zich gevestigd en tot de oorlog floreerde het verenigingsleven. Na de stilte in de oorlogsjaren wist men snel de draad weer op te pakken en het verenigingsleven wist weer een grote plaats in te nemen in het leven van de leden van USR (zie voor een uitgebreide geschiedenis de inleiding bij het 'oude' archief, HUA toegang 780).
Uiteindelijk kreeg USR het moeilijk in de roerige jaren zestig en zeventig. Verenigingen kampten met een daling in ledenaantal en sommige besloten zelfs zich open te stellen. USR echter wist haar besloten karakter te behouden en moest vanaf halverwege de jaren zeventig, toen het verenigingsleven weer aantrok, een nieuwe plek vinden in het leven van haar leden. Tijden waren dusdanig veranderd dat een vereniging als USR niet meer het gehele studentenleven kon omvatten.
De beslotenheid die men had weten te behouden gedurende de jaren zeventig bleek lastiger te handhaven dan daarvoor. Er was een gebrek aan onderlinge solidariteit en de beslotenheid werd meer als een beperking gezien dan als een verrijkend facet. Het ledenaantal steeg gestaag maar men moest wel zorgen voor een goede invulling van de inmiddels wat meer beperkte plaats die USR had in het leven van haar leden. De rol van opvang en mogelijkheden tot ontspanning en ontplooiing van de leden moest concretere vormen krijgen.
Er moest gezorgd worden voor hernieuwde binding van de leden aan USR en dat werd getracht door kadervorming. Zo was er voor de eerstejaars een geheel traject opgezet dat ze konden doorlopen na het novitiaat. De binding werd gestimuleerd door onder andere de Puberteitscommissie en het Eerstejaarsbestuur. Er werden activiteiten van het novitiaat tot de inauguratie georganiseerd en er werd steeds meer nadruk gelegd op het vormen van jaarclubs. Om groeperingen in het algemeen meer betrokken te maken bij USR werden weer steeds meer groeperingen door de Senaat erkend.
Door de afgenomen betrokkenheid onder de leden werd het steeds lastiger om de besturen tijdig op te vullen. Vele interim-bestuursleden hebben dan ook de revue gepasseerd en er waren enkelen die meerdere jaren een bestuursfunctie vervulden om deze moeilijkere periode te overbruggen. In de jaren tachtig bleek dit probleem overwonnen te zijn en konden de besturen, zoals gebruikelijk, elk jaar volledig van bezetting wisselen.
Ondertussen bleef er een schommeling in de activiteiten van de subverenigingen. Forsete Wara vierde haar eeuwfeest in 1979 en de Utrechtse Studenten Toneel Vereniging en Pegasus bleven steeds drukbezochte activiteiten organiseren. Voorbeelden van subverenigingen die het niet altijd even gemakkelijk hadden zijn: Knipoog, Latent Talent, MDT en Terpsichoré. Laatstgenoemde en de WF & RC werden uiteindelijk opgeheven.
Concluderend kan men over de tijdsspanne 1970-1991 zeggen dat USR met veel pijn en moeite zich aan de nieuwe tijden en de mentaliteit van haar leden heeft weten aan te passen. USR werd een plek voor ontspanning en opvang en bood ze een mogelijkheid voor leden om zichzelf te ontplooien. Dit alles in de wetenschap dat het verenigingsleven van voorheen, dat alles omvatte, niet meer bestond. Dit was in lijn met het groeiende aantal studenten en het tegelijkertijd steeds kleiner wordende percentage van die studenten dat lid werd bij een studentenvereniging.
Door zich door deze jaren heen te slaan heeft USR een goede basis weten te leggen voor een gunstige voortzetting van het leven op Symposion, zodat zij nog steeds als tweede thuis kon fungeren voor haar leden, iets wat zij tot op de dag van vandaag nog steeds doet.
Archief en inventarisatie
Addendum