Uw zoekacties: Stichting Borgstellingsfonds Gelderse Vallei

401 Stichting Borgstellingsfonds Gelderse Vallei ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Stichting Borgstellingsfonds Gelderse Vallei
401 Stichting Borgstellingsfonds Gelderse Vallei
Inleiding
Stichting Borgstellingsfonds Gelderse Vallei
Organisatie: Het Utrechts Archief
In het midden van de jaren '30 van de twintigste eeuw werden in Nederland borgstellingsfondsen ingesteld, op initiatief van de Kamers van Koophandel en werkzaam in de rayons ervan. De Stichting Borgstellingsfonds voor de Gelderse Vallei, gevestigd te Amersfoort, is opgericht bij akte van 13 juli 1936, verleden voor notaris Johan Gerrit Klaassen. De doelstelling van de stichting was "het bevorderen van de belangen van ondernemers op het terrein van ambacht, detailhandel en dienstverlening”, in het bijzonder “de hulpverleening ten bate van den handeldrijvenden en industrieelen middenstand binnen het gebied der Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Geldersche Vallei". Deze hulpverlening gebeurde door: - bemiddeling en voorlichting voor kredietwaardige middenstandsondernemingen, die elders geen krediet konden krijgen of in de handen van woekeraars zouden kunnen vallen; - het stellen van borgtochten voor te verlenen kredieten teneinde de voortzetting van het bedrijf mogelijk te maken; - het verrichten van alle bemiddelende handelingen die ten doel hebben een verbetering van de onderneming tot stand te brengen.
Het borgstellingsfonds hield kantoor in het gebouw van de Kamer van Koophandel Amersfoort.
Het algemeen bestuur bestond bij de oprichting uit twaalf personen. Een bestuurslid werd aangewezen door de Minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart (later: Economische Zaken) *  , vier bestuurleden werden gezamenlijk en bij toerbeurt aangewezen door de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, drie bestuursleden door de Kamer van Koophandel voor de Gelderse Vallei, drie bestuursleden door de (financieel) bijdragende organisaties in het district (zoals middenstandsverenigingen) en desgewenst elk een bestuurslid door de colleges van Gedeputeerde Staten van Utrecht en Gelderland. De dagelijkse leiding berustte bij het Dagelijks Bestuur. Overigens was er in de beginjaren slechts een klein aantal gemeenten dat bijdroeg aan aan het Fonds. In 1938 waren het er vijf, in 1948 vijftien. In 1977 waren de (23) deelnemende gemeenten: Amerongen, Amersfoort, Baarn, Barneveld, Bunschoten, Doorn, Driebergen-Rijsenburg, Eemnes, Ermelo, Harderwijk, Hoevelaken, Leersum, Leusden, Maarn, Nunspeet, Nijkerk, Putten, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Soest, Veenendaal, Woudenberg.
In het midden van de jaren ’50 was er sprake van een aantal kredietmogelijkheden: - Het Borgstellingfonds-krediet was voor ondernemers en beoefenaars van vrije beroepen bedoeld om de financiële moeilijkheden te bestrijden waarin zij vanwege hun bedrijfsvoering of hun beroepsuitoefening waren geraakt of dreigden te geraken. - Bedrijfsuitrustingskrediet, bedoeld voor aanschaf, uitbreiding, vernieuwing en verbetering van een de bedrijf; - Bijzonder krediet, bedoeld ter bestrijding van liquiditeitsmoeilijkheden waarin een ondernemer in verband met de uitoefening van zijn bedrijf was geraakt of dreigde te geraken (bijvoorbeeld prijsstijgingen, wanbetaling door debiteuren enz.) - Sociaal-Economische Hulpverlening aan Zelfstandigen, ingesteld door de Ministeries van Sociale en Economische zaken en bedoeld voor zelfstandigen die buiten hun schuld niet in staat waren in hun onderhoud te voorzien. Het Borgstellingfonds was in de persoon van de districts-commissaris bij de beoordeling betrokken.
Later (in de jaren ’60 en ’70) volgen nog: - Overnamekrediet, bestemd voor de financiering van de overname van een tenminste twee jaar bestaande onderneming: - Vestigingskrediet, bestemd voor ondernemers die zich voor het eerst willen vestigen; - Hypothecair krediet, bestemd voor de financiering van een bedrijfspand; - Krediet voor economische samenwerking, bestemd voor de financiering van investeringen van twee of meer ondernemers tezamen; - Rijksgroepregeling Zelfstandigen (gebaseerd op de Algemene Bijstandswet), aan te vragen bij de Sociale Dienst van de gemeente. De districtscommissaris heeft zitting in de Plaatselijke Commissie Zelfstandigen, die tot taak hebben de colleges van B. en W. te adviseren over de te verlenen tijdelijke bijstand; - Rijksgroepregeling Oudere Zelfstandigen (1977), waarvoor de adviezen werden uitgebracht aan de Gemeentelijke Sociale Diensten.
Wanneer een verzoek om borgstelling binnenkwam, werd de aanvraag direct met de aanvrager besproken en nagegaan of de aanvrager voldeed aan de bepalingen die in de statuten waren vastgelegd over de duur van vestiging, wijze van boekhouding en dergelijke. Voldeed de aanvrager aan de eisen, dan vulde hij of zij een (voorlopige) vragenlijst in. Naast het invullen van de vragenlijst moesten de ondernemers hun zakelijke bedrijfsgegevens over minstens twee jaren overdragen. Aan de hand van de ingevulde vragenlijsten en een onderzoek nam de commissie een beslissing. Er werd advies gevraagd aan het bestuurslid dat door de gemeente, waar de ondernemer was gevestigd, was afgevaardigd. Dit bestuurslid stelde onderzoek in en maakte daarvan een rapport. Indien besloten werd om een aanvraag om krediet toe te staan, gaf de borgstellingscommissie daarvan kennis aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur gaf aan de kredietverstrekker (vaak een bank) opdracht om het betrokken krediet te verlenen. De aanvrager loste het krediet af door rente te betalen. Aflossing en rentebetaling werden rechtstreeks aan de kredietverlenende bank terugbetaald. Maandelijks verschafte het geldschietende lichaam de gegevens over de stand van zaken bij de verleende kredieten. Tevens stelde de kredietverlenende bank de borgstellingscommissie ervan op de hoogte wanneer kredietnemers hun verplichtingen niet nakwamen. De nazorg bestond uit een geregelde controle van de leden van de borgstellingscommissie op die zaken waarvoor een krediet was verstrekt.
Bij de kredieten die volledig door de rijksoverheid werden gegarandeerd, had de kredietzoeker de mogelijkheid van beroep bij Minister van Economische Zaken, indien hij meende dat de afwijzende beslissing niet terecht was genomen. De behandeling van de ingekomen aanvragen, het in te stellen onderzoek en de naar aanleiding daarvan te nemen beslissing waren opgedragen aan de borgstellingscommissie. Deze commissie bestond uit drie leden en twee plaatsvervangende leden.
Het jaar 1976 heeft in het teken gestaan van de herstructurering van de Borgstellingsfondsen tot regionale Dienstverleningscentra voor het Midden- en Kleinbedrijf. De twee Borgstellingsfondsen die werkzaam waren in de provincie Utrecht, de stichting Stichts Borgstellingfonds in Utrecht en de stichting Borgstellingfonds voor de Gelderse Vallei te Amersfoort gingen in maart 1979 op in de Stichting Regionaal Dienstverleningscentrum Kleinbedrijf provincie Utrecht.
Archief en inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1936-1979 (1983)
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de stichting Borgstellingsfonds Gelderse Vallei 1936-1979 (1983)
Auteur:
G.J. Röhner
Datering toegang:
2009
Openbaarheid:
Stukken betreffende natuurlijke personen slechts ter inzage na toestemming van de Minister van Economische Zaken. Deze beperking in de openbaarheid komt vooral tot uiting in de dossiers betreffende het onderzoek naar de mogelijkheid tot en bemiddeling in kredietverstrekking op verzoek van de sociale diensten van de deelnemende gemeenten (SOZA-dossiers) en volgens de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen (RZ-dossiers)
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
6,36 m zuurvrije dozen