Uit enkele archiefstukken uit het archief van de Algemene Kerkvoogdijraad zou men kunnen afleiden dat deze raad in 1951 werd ingesteld. Een notitie uit 1985 over de relatie tussen de Algemene Kerkvoogdijraad en de Vereniging van Kerkvoogdijen (zie inventarisnummer 332) vermeldt dat er "Sinds de invoering van de kerkorde per 1 mei 1951, waarbij o.a. de Algemene Kerkvoogdijraad werd ingesteld, sprake is van een personele unie tussen beide instellingen". Een brief van 28 maart 1951, afkomstig van de Generale Synode (zie inventarisnummer 261) maakt melding van het feit dat "Door de generale synode der Nederlandse Hervormde Kerk, ingevolge het bepaalde in overgangsbepaling nr. 95 in vergadering bijeen d.d. 27 maart 1951, is benoemd de algemene kerkvoogdijraad.".

Aan deze bij de kerkorde 1951 ingestelde Algemene Kerkvoogdijraad ging echter een eerdere raad met dezelfde naam vooraf. In het archief zijn ook de notulen van de vergaderingen, de vergaderstukken en de correspondentie van deze Algemene Kerkvoogdijraad van vóór 1951 bewaard, zodat ook de vroegste geschiedenis van deze raad achterhaald kan worden. Blijkens de notulen vond de eerste vergadering plaats op 17 oktober 1945 in het gebouw van de synode te Den Haag. In deze vergadering werd gesproken over het tijdelijke karakter van de algemene kerkvoogdijraad, omdat men verwachtte dat er op termijn "een algemene kerkvoogdijraad van Bestuur en Beheer" zou komen.

De oude kwestie van bestuur en beheer was eind jaren dertig weer opnieuw in de belangstelling komen te staan. Dat leidde in 1941 tot het in het leven roepen van een commissie die werd aangeduid als de Commissie voor Bestuur en Beheer, die het financiële leven van de Hervormde kerk moest regelen. Er werden door de Commissie voorstellen uitgewerkt voor een nieuwe kerkorde, waarbij onder andere ook de instelling van een algemene kerkvoogdijraad geregeld zou worden. Vooruitlopend op de komst van die nieuwe kerkorde werd in 1945 alvast een voorlopige algemene kerkvoogdijraad gevormd, waarin ook enige leden van de Commissie voor Bestuur en Beheer zitting hadden.

De tijdelijke Algemene Kerkvoogdijraad vergaderde tussen oktober 1945 en maart 1951 regelmatig. Enige leden van de tijdelijke raad werden naderhand opnieuw benoemd in de nieuwe raad. In ordinantie 16 artikel 14 van de kerkorde 1951 werd de Algemene Kerkvoogdijraad gerangschikt onder de bredere kerkvoogdij-organen. De raad werd niet een orgaan van bijstand van de generale synode genoemd, maar had wel een adviserende taak. In de synode was een adviseur namens de raad aanwezig. De aan de raad opgedragen taken werden, met een enkele uitzondering, in artikel 15 gelijktijdig met die van de provinciale kerkvoogdijcommissies omschreven. De bredere kerkvoogdij-organen hadden onder meer tot taak:
- leiding te geven aan de zorg voor de financiële belangen
- voorlichting te geven aan de financiële organen der Kerk
- samen te werken met de bredere moderamina der meerdere ambtelijke vergaderingen
- deel te nemen aan de verzorging van de algemene financiën der Kerk

In de praktijk kreeg de uitvoering van deze taken onder meer gestalte door het onderhouden van contacten met de provinciale kerkvoogdijcommissies, door het adviseren met betrekking tot de vaststelling van het quotum, de omslag van de centrale kas, de hoogte van de pensioenen en de omslag daarvoor, door bemoeienis met de SMRA, door het beheer van de generale kerkvoogdijkas, door het benoemen of voordragen van leden in organen die werkzaam zijn op het gebied van financiering van het kerkenwerk, en door te bevorderen dat niet-aangepaste gemeenten hun plaatselijk reglement aanpasten aan de kerkorde 1951. De Algemene Kerkvoogdijraad was in de loop der jaren in verscheidene raden, commissies en werkgroepen binnen de Hervormde kerk direct of indirect vertegenwoordigd. In dit verband kunnen genoemd worden de generale synode, het generaal college van toezicht, de generale financiële raad, het centraal financieringsoverleg, de raad voor de kerkelijke medewerkers, de raad voor de predikantspensioenen, de raad voor de predikantstraktementen, de SMRA, de bouw- en restauratiecommissie, de orgelcommissie, de werkgroep herbezinning ordinanties 16 en 18, etc. In de loop van 1999 werd, in verband met de samenvoeging van bovenplaatselijke organen in het kader van het Samen-op-weg proces, de AKR gereduceerd tot een raad met beperkte taakstelling. Veel taken gingen per oktober 1999 over naar de nieuw gevormde Generale raad voor facilitaire zaken (GRFZ) *  .