Uw zoekacties: Provinciale Planologische Dienst in de provincie Utrecht

1211 Provinciale Planologische Dienst in de provincie Utrecht ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van de Provinciale Planologische Dienst
1211 Provinciale Planologische Dienst in de provincie Utrecht
Inleiding
Geschiedenis van de Provinciale Planologische Dienst
Organisatie: Het Utrechts Archief
Voordat er planologische diensten bestonden waren er al activiteiten van de overheid op ruimtelijk gebied t.b.v. de volkshuisvesting en stadsuitbreiding. Gemeenten en gemeentelijke diensten hadden het voortouw. Dat is vooral te verklaren uit het feit dat de bemoeienis van de overheid met het ruimtegebruik sedert de eeuwwisseling uit de volksgezondheid en de volkshuisvesting is ontwikkeld.
Tijdens de opkomst van de industriële ontwikkeling in het laatste kwart van de vorige eeuw, waren er in de grote steden van het westen des lands, maar ook in diverse plattelandsgebieden, slechte woontoestanden.
Terwille van de volksgezondheid werden maatregelen van de overheid inzake de volkshuisvesting noodzakelijk geacht.
Deze werden vastgesteld in de Woningwet van 1901, die gemeenten met de uitvoering belastte. De voorschriften verplichtten alle gemeenten tot het toezicht op de woningbouw en het opstellen van een bouwverordening.
De toetreding van licht, lucht en zon tot de woningen was een belangrijke maatstaf.
Aan het aspect van de ruimtelijke ordening werd nauwelijks aandacht besteed.
Over dit onderwerp was slechts één paragraaf in de wet opgenomen.
Daarin werden de gemeenten verplicht om een stratenplan op te stellen, terwijl het tevens werd verboden om te bouwen op gronden die bestemd waren voor de openbare weg.
Er was geen regeling voor het opstellen van uitbreidingsplannen.
De gemeenten konden slechts ongewenste ontwikkelingen tegengaan indien die de woningbouw zouden belemmeren. Pas twintig jaar laten werden de wettelijke mogelijkheden geschapen om voor stads- en dorpsuitbreiding regelend op te treden.
In grotere steden met omvangrijke uitbreidingen voor de woningbouw groeide de behoefte meer over het grondgebruik te regelen dan stratenplannen en woningbouw en waar nodig de ruimtelijke ontwikkeling van buurgemeenten daarbij te betrekken.
In de Woningwet van 1931 werd voor het eerst het streekplan genoemd als een mogelijkheid voor gemeenten om in samenwerking een intergemeentelijk streekplan vast te stellen. Deze mogelijkheid werkte in de praktijk niet.
Gemeenten waren niet hiertoe verplicht.
In 1928 besloten provinciale staten van Utrecht een subsidie te verstrekken aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten afdeling Utrecht voor het doen ontwerpen van een gewestelijk plan voor het oosten van de provincie.
Dit werk werd opgedragen aan het architectenbureau Granpré Molière, Verhagen en Kok, dat in 1933 het eindrapport uitbracht als schetsontwerp streekplan Oost-Utrecht.
Een in 1938 ingestelde staatscommissie Frederiks, die een herziening van de Woningwet moest voorbereiden, rapporteerde op 10 mei 1940 aan de regering.
De commissie kwam met voorstellen voor een betere regeling van de voorbereiding en vaststelling van gemeentelijke uitbreidingsplannen en van provinciale streekplannen. Een provinciale streekplancommissie diende een ontwerp-streekplan voor te bereiden en dat vervolgens aan gedeputeerde staten aan te bieden ter vaststelling.
Een deel van deze voorstellen van de staatscommissie heeft doorgewerkt in de in 1941 ingevoerde algemene regeling inzake het nationale plan (Besluit van de Secretarissen-Generaal, Verordnungsblatt nr. 91 dd. 15 mei 1941).
Bij dit besluit werd er een Rijksdienst voor het Nationale Plan ingesteld.
Uitvloeisel van dit besluit is de Derde Uitvoeringsbeschikking van de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken houdende voorschriften betreffende het Nationale Plan en Streekplannen. (Staatscourant 7 juli 1942 nr. 129; O.B. V.N.G. 1942 x.20, nr. 9006).
Ten behoeve van de ruimtelijke ordening binnen het gebied van de provincie en ten behoeve van de planologische maatregelen binnen dit gebied wordt een provinciale planologische dienst ingesteld (art. 5).
De Commissaris der Provincie is hoofd van deze dienst (art.5).
De Commissaris der Provincie dient vast te stellen voor de provincie of voor een gedeelte daarvan één of meer streekplannen (art.7).
Ingevolge het besluit van de Commissaris der provincie Utrecht dd. 11 juni 1943, 2e afd. A nr. 821, werd ingesteld een Provinciale Planologische Dienst.
Als onderdelen werden ingesteld:
- een Raad van Bijstand;
- een Vaste Commissie;
- andere commissies, welke naar behoeften werden ingesteld;
- een bureau.
Het bureau had tot taak:
- het voorbereiden van de werkzaamheden van de Raad van Bijstand, de Vaste Commissie en de andere commissies, waaronder begrepen het opmaken van stedebouwkundige projecten en het doen van voorstellen van planologische aard;
- het dienen van voorlichting aan het provinciaal bestuur, aan de Raad van Bijstand, aan de Vaste Commissie en aan de andere commissies;
- het verzamelen en verwerken van de gegevens, welke voor een juiste vervulling van de taak nodig zijn, het instellen of doen instellen van het daartoe vereiste onderzoek en het vervaardigen van het nodige kaartmateriaal;
- het uitvoeren van opdrachten van het provinciaal bestuur en van de Raad van Bijstand, de Vaste Commissie en de andere commissies;
- het plegen van overleg met-en het verstrekken van feitelijke gegevens aan daarvoor in aanmerking komende personen en instanties buiten de dienst, zulks voor zover nodig na machtiging van de voorzitter van de commissie, tot wier arbeidsgebied het onderwerp van dat overleg of die gegevens behoren;
- het verzorgen van de administratie en het archief van de dienst;
- het uitschrijven in opdracht van de voorzitters van de Raad van Bijstand, van de Vast Commissie en van de andere commissies, van de vergaderingen van de college's en het tijdig mededelen van de data van de vergaderingen met de agenda aan het bureau van de Rijksdienst voor het Nationale Plan;
- de directeur heeft de leiding van de werkzaamheden van het bureau en is verantwoordelijk voor het optreden van het bureau naar buiten;
- de directeur van het bureau draagt zorg voor het verband tussen de werkzaamheden van de Raad van Bijstand, de Vaste Commissie en andere commissies onderling en het bureau.
Blijkens een rapport dd. 23 november 1942, 2e afd. A nr.1864, van de provinciale Waterstaat van Utrecht bestond er bij de dienst de gedachte om de P.P.D. onder te brengen bij de P.W.
Het bureau zou worden gevormd door ambtenaren van de P.W. met de Hoofd-ingenieur van de P.W. als directeur van het bureau.
Bij de directeur van de Rijksdienst voor het Nationale Plan, ir. Bakker Schut, bestond voor deze constructie bezwaren, vanwege de slechte persoonlijke kwaliteiten van de Hoofd-ingenieur op planologisch terrein.
Bij besluit van de Commissaris van provincie Utrecht d.d. 11 juni 1943, 2e afd. A. nr. 821 werd de Raad van Bijstand ingesteld als onderdeel van de Provinciale Planologische Dienst.
De Raad van Bijstand had tot taak te dienen van advies over de algemene beginselen, waarvan bij de werkzaamheden van de dienst werd uitgegaan, alsmede over belangrijke vraagstukken van planologische aard.
De plenaire commissie van de Streekplanstudiecommissie voor Utrecht en omstreken werd voor de duur van haar werkzaamheden aangemerkt als een Raad van Bijstand. De technische commissie uit de Streekplanstudiecommissie werd in 1943 omgezet in de Vaste Commissie van de P.P.D.
Deze besluiten werden gehandhaafd bij het besluit van de Commissaris der Koningin d.d. 20 maart 1946, 2e afd. 106.
Met het oog op de provinciale geldmiddelen werd het wenselijk geacht om de P.P.D. sober op te zetten en uit te breiden wanneer de behoefte daaraan bleek.
In de periode 1943-1945 zijn de volgende werkzaamheden verricht:
- uitbreidingsplannen voor de gemeenten Achttienhoven, Westbroek, Hoogland, Wijk bij Duurstede en Renswoude;
- een provinciekaart 1:50.000;
-12 nieuwe gemeentekaarten;
- diverse tekeningen voor het streekplan.
Verder bracht de directeur van het bureau advies uit over zaken, waarover zijn oordeel werd gevraagd.
Overigens merkte de 2e afdeling van het bestaan van het bureau vrijwel niets. Slechts een tweetal zaken heeft de directeur uit eigen beweging aanhangig gemaakt, nl. zijn wens om een provinciale schoonheidsverordening in het leven te roepen (welke werd vastgesteld en ter goedkeuring werd ingezonden) en de kwestie van de landschapsbescherming in verband met het kappen van bomen en bossen voor de brandstofvoorziening.
Gedurende de laatste 9 maanden van de Tweede Wereldoorlog heeft de administratie van het bureau vrijwel stilgelegen.
Bij koninklijk besluit van 17 september 1944 nr. E. 93, werd in artikel 18 deze bezettingsregel, uitgevaardigd door of vanwege de vijand, en vermeld op lijst C voorlopig gehandhaafd. Bij de opstelling van dit besluit is de wetgever te Londen uitgegaan van de gedachte, dat algehele opheffing van alle door of vanwege de vijand gestelde regelen, zou leiden tot een chaotische toestand.
De Wet Bezettingsmaatregelen I, Staatsblad nr. H 195 dd. 10 maart 1947, heeft het besluit van 15 mei 1941 doen vervallen.
De staatscommissie Bezettingsrecht betoogde dat de tekst van artikel 15 van het Besluit Bezettingsmaatregelen slechts de conclusie toelaten dat alle tijdens de bezetting vastgestelde niet genoemde uitvoeringsregelingen, dus ook die steunend op het besluit betreffende de instelling van een Rijksdienst voor het Nationale Plan, bij de bevrijding zijn geschorst en zijn vervallen.
De Wet van 28 september 1950 (Staatsblad nr. K 415) houdende een voorlopige regeling inzake het nationale plan en streekplannen was de oplossing voor de leemte die was ontstaan na het vervallen van de uitvoeringsbeschikkingen.
In artikel 8 van genoemde wet vindt men de wettelijke basis van de P.P.D.:
Een streekplan wordt voorbereid door de provinciale planologische dienst.
De wet inzake het Nationale Plan werd ingetrokken bij artikel 29 van de overgangs- en wijzingsbepalingen ten aanzien van de voorlopige regeling inzake het Nationale plan en streekplannen, behorend bij de Wet op de Ruimtelijke ordening van 5 juli 1962 stb. 286.
Hierbij was ook de wettelijke basis van de P.P.D. verdwenen.
De staatscommissie-van den bergh kwam in 1950 met voorstellen voor twee nieuwe wetten: een Ruimtewet, die de ruimtelijke ordening zou regelen en een nieuwe Woningwet voor de volkshuisvesting.
De regering volgde de voorstellen van de commissie maar ten dele en diende in 1956 twee wetsvoorstellen in, een Wet op de Ruimtelijke Ordening en een Woningwet. In 1962 werden deze voorstellen wet. Zij traden beiden op 1 augustus 1965 in werking.
De Wet op de Ruimtelijke ordening laat in artikel 4a zien dat streekplannen door gedeputeerde staten worden voorbereid, waarbij de provinciale planologische commissie wordt gehoord.
Artikel 53 zegt dat er in ieder provincie een provinciale planologische commissie bestaat, die tot taak heeft overleg te voeren over zaken betreffende de ruimtelijke ordening en het provinciaal bestuur van advies te dienen over de uitvoering van de taak die ingevolge de Wet R.O. aan dat bestuur is opgedragen.
Artikel 28 zegt dat de gemeentelijke bestemmingsplannen aan de goedkeuring van gedeputeerde staten zijn onderworpen.
Artikel 37 zegt dat gedeputeerde staten aan een gemeenteraad opdracht kunnen geven een structuurplan vast te stellen.
Gedeputeerde staten kunnen aan de gemeente een vergunning of vrijstelling verlenen voor de bouw van woningen e.d.; een zgn. verklaring van geen bezwaar (artikel 19).
In de periode 1943-1959 had het bureau geen onderafdelingen.
Van 1960 tot 1966 werd de P.P.D. in de volgende afdelingen onderverdeeld:
- afdeling Onderzoek;
- Stedebouwkundige-technische afdeling;
- Tekenkamer;
- Administratie.
In 1963 werd er nog de afdeling Algemene Zaken aan toegevoegd.
Na een reorganisatie van de P.P.D. ontstond er in 1967 de volgende situatie:
- afdeling Algemene Zaken;
- afdeling Onderzoek (bureau algemeen planologisch onderzoek en ruimtelijk economisch onderzoek);
- afdeling Regionale Plannen;
- afdeling Gemeentelijke Plannen.
Deze situatie duurde voort tot 1989.
De directeur van de P.P.D. diende voor het begin van het begrotingsjaar een overzicht van de te verwachten kosten in bij het college van gedeputeerde staten.
De begrotingsposten werden verwerkt in de begrotingen onder het hoofdstuk ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.
In het jaar 1950 bedroeg de begroting van de P.P.D. fl.14.950,-- terwijl in 1986 de begroting fl.173.200,-- bedroeg, exclusief personeelskosten.
De P.P.D. was, evenals het gehele provinciale bestuursapparaat, in 1946 gehuisvest in het griffiegebouw Achter st. Pieter 200.
In 1947 werden de panden Achter st. Pieter 23/25 aangekocht door de provincie Utrecht. Daarin werden gehuisvest de provinciale Waterstaat, de provinciale Planologische Dienst en het Economisch Technologisch Instituut.
In oktober 1971 werd er verhuisd naar het pand Australiëlaan 16, dat van het Waterleidingbedrijf Midden Nederland werd aangekocht door de P.P.D. voor fl.1.175.000,--.
Toen de nieuwbouw van het provinciekantoor Rijnsweerd was gerealiseerd, verhuisde in december 1977 de P.P.D., evenals de provinciale Waterstaat en een gedeelte van de provinciale Griffie, naar dit kantoor.
In de loop van de jaren is niet alleen het personeelsbestand van de P.P.D. gegroeid, maar ook het aantal taken nam, in vergelijking met de naoorlogse jaren, toe. In de beginjaren bestond de taak van de P.P.D. uitsluitend uit de advisering aan Gedeputeerde Staten aangaande ruimtelijke ordenings aangelegenheden. Nadien groeide de taak uit tot de voorbereiding van streekplannen, het begeleiden van de ruimtelijke processen hiervan, het toetsen van gemeentelijke bestemmingsplannen. Voor de uitvoering van deze taken werd contact onderhouden met verschillende instanties en instellingen.
Verder adviseerde de dienst over aangelegenheden betreffende de monumenten, recreatie, woningbouw, milieu, sport, ontgrondingen en ruilverkavelingen.
Per 1 februari 1989 is de P.P.D. als gevolg van een grootschalige reorganisatie bij de provincie Utrecht opgeheven en overgegaan in de nieuwe dienst Ruimte en Groen.
Streekplanstudiecommissie
Vaste commissie
Agrarische commissie
Provinciale Planologische Commissie
Commissie Stad en Dorp afdeling Utrecht van de bond Heemschut
Studiecommissie voor het onderzoek naar de wenselijke toekomstige ontwikkeling in de streek Jutphaas, Vreeswijk en IJsselstein (commissie Doorslag)
Werkgroep Noorderpark
Werkgroep Inventarisatie en Coördinatie
Werkgroep sociaal-economische ontwikkeling
Stuurgroep en werkgroep Randstadgroenstructuur
Projectgroep Beleidsvisie Recreatietoervaart van het Interprovinciaal Overleg Recreatie en Natuurbescherming
Geschiedenis van het archief
Verantwoording van de inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1943-1989
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de Provinciale Planologische Dienst in de provincie Utrecht (1930) 1943-1989
Auteur:
R. van Olderen
Datering toegang:
2013
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
25,87 m