Uw zoekacties: - Evangelische Broedergemeente te Zeist, predikant en oudstenraad
1004 Evangelische Broedergemeente te Zeist, predikant en oudstenraad ( Het Utrechts Archief )
Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
De vestiging van de hernhutters in Nederland
De Evangelische Broedergemeente te Zeist
De bestuurlijke inrichting van de Zeister gemeente
1004 Evangelische Broedergemeente te Zeist, predikant en oudstenraad
Inleiding
De bestuurlijke inrichting van de Zeister gemeente
Organisatie: Het Utrechts Archief
Zeist gold als een rijke gemeente, waar veel geld in was gestoken door welgestelde leden of sympathisanten. De meesten kwamen van Amsterdam, hadden een mennonitische achtergrond en waren rijk geworden in de handel. Sommigen, zoals Mathijs Beuning, werden belangrijke geldschieters van Zinzendorf, die op vele plekken in West-Europa bezig was gemeenten op te richten, waarvoor veel geld nodig was. Jacob Schellinger had een grote som geld beschikbaar gesteld voor de aankoop van 's Heerendijk te IJsselstein, terwijl zijn broer Cornelis met de aankoop van slot en heerlijkheid Zeist de weg baande voor de vestiging van de groots opgezette gemeente aldaar. Maar de financiële afhankelijkheid van enkele mennonitische upstarts bleek ook zo zijn nadelen te hebben. In al hun dienstbaarheid aan de gemeente wensten de weldoeners niet uit het oog te verliezen dat zij het financieel gemaakt hadden. Van het maatschappelijk aanzien dat zij daaraan meenden te mogen ontlenen wensten zij geen afstand te doen.
De graaf van Zinzendorf en de nieuwbakken heer van Zeist hadden verschillende opvattingen over de bestuurlijke zeggenschap van de gemeente. Formeel bezat de laatste de rechtsmacht in de hoge heerlijkheid Zeist en Driebergen, dat wil zeggen: hij had het recht publieke ambtenaren naar zijn keus te benoemen. Dit betrof de drost, de schout en de schepenen, maar ook de secretaris, de koster-schoolmeester, de gerechtsdienaren e.a. Bovendien inde hij de belastingen, waarvan een deel aan hemzelf toeviel, en oefende hij tal van andere heerlijke rechten uit. Over de dagelijkse gang van zaken werd dus in belangrijke mate door de heer beslist. Cornelis Schellinger was zich daarvan zeer bewust. Maar hij zag zich tegelijkertijd als een paternalistisch weldoener der gemeente en zijn inwoners, waarover hij zijn bestuurlijke en rechterlijke bevoegdheden met mildheid uitoefende.
Zinzendorf beschouwde Zeist als een centrale gemeente, gunstig gesitueerd voor het bereiken van de zendingsgebieden en, doordat het deel uitmaakte van de Republiek der Verenigde Nederlanden, dicht bij de bron van goedkoop kapitaal. Aan de sociale ambities van de rijk geworden ijzerhandelaar had hij geen boodschap. Hij wilde een vaste greep houden op de gemeente om de plannen ten aanzien van zijn religieuze levenswerk onbelemmerd tot uitvoering te kunnen brengen. Door de financiële afhankelijkheid heeft het echter jaren geduurd voordat de zaken van het bestuur van Zeist zo waren geregeld dat de gemeente zich in vrijheid kon ontwikkelen.
Minder rechtstreekse invloed had de heer van Zeist op het bestuur van de kerkelijke gemeente. Dat was in handen van de Aeltesten Conferenz (tegenwoordig spreekt men over oudstenraad), een door de gemeenteleden gekozen lichaam. Uit haar midden werd een dagelijks bestuur gevormd, de Gemein Direction. De predikant, die niet zoals bij de gereformeerden werd beroepen door de gemeente, maar benoemd door de Uniteit, ging voor tijdens het avondmaal en in de liefde- en zangdiensten, doopte en leidde de andere liturgische diensten. Hij was voorzitter van de Aeltesten Conferenz.
Aanvankelijk had de Aeltesten Conferenz ook de controle over de bedrijven, waarop de gemeente economisch dreef. Sommige bedrijven werden geëxploiteerd ten bate van de gemeente, andere maakten deel uit van de huishouding van de koorhuizen en enkele ondernemende broeders dreven met toestemming van de Aeltesten Conferenz een zaak voor eigen rekening. Vanaf 1769 werd het toezicht op de bedrijven opgedragen aan het Aufseher Collegium, een uitvoerende commissie van de Aeltesten Conferenz. Hierin zaten q.q. de gemeentevoorstander, die was belast met de zakelijke leiding van de gemeente, en de voorstander van het broederkoor. De koren hadden een eigen aan de Aeltesten Conferenz ondergeschikte koororganisatie, met eigen uit hun midden aangestelde koordienaren.
In de Aeltesten Conferenz werden alle zaken die de gemeente betroffen, zowel kerkordelijke als materiële en sociale aangelegenheden, ter sprake gebracht en zonodig tot een beslissing gevoerd. Zo werd bijvoorbeeld de bouw van nieuwe huizen, de toewijzing van woonruimte, de toestemming tot het voeren van een bedrijf, gearrangeerde huwelijken, het rooster van de kerkelijke diensten, bezoeken van buiten, de contacten met andere gemeenten en vele andere zaken door dit college besproken. Een bijzonderheid is dat in de achttiende eeuw veel beslissingen door middel van het lot werden genomen. De achterliggende gedachte was dat men op die wijze langs objectieve weg kennis kon nemen van de wil van de Heiland. De uitkomst daarvan kon luiden: ja, nee of onbeslist. In het laatste geval kon men de vraag later opnieuw voorleggen of in een andere formulering stellen. Hierdoor was enige ruimte tot het manipuleren van de uitslag ingebouwd.
De sociale en economische inrichting van de Broedergemeente
Het archief
Literatuur
Inventaris
Bijlagen
1. Levenslopen
2. Lijst van Gemeindiener: Oeconomus/Provinzialhelfer/Gemeinhelfer
3. Lijst van Gemeindiener: Predikanten
4. Lijst van Gemeindiener: Voorstanders
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1745-1948
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van predikant en oudstenraad van de Evangelische Broedergemeente te Zeist 1745-1948 (1972)
Auteur:
Bewerkt en aangevuld door H.L.Ph. Leeuwenberg
Datering toegang:
2002
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
34,78 m