01.004 Hof van Gelder te Roermond ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )
01.004
Hof van Gelder te Roermond
Inleiding
laatste wijziging 26-04-2024
2.249 beschreven archiefstukken
19 gedigitaliseerd
totaal 3.971 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 26-04-2024
2.249 beschreven archiefstukken
19 gedigitaliseerd
totaal 3.971 bestanden
Regesten
24 1364 augustus 29
Geldern ("op onse borch Gelre")
Eduard, hertog van Gelder en graaf van Zutphen, verklaart dat hij aan Johan van Meurs voor 30.000 oude schilden verpand heeft de kastelen, heerlijkheden, landen en dorpen die hijzelf in pand had van Godart van Loon en Philippa van Gulik, heer en vrouwe van Heinsberg, Blankenberg en Leeuwenberg, te weten de heerlijkheid, land, burcht en voorburcht van Millen, het land, heerlijkheid en twee steden Gangelt en Vucht (Waldfeucht) met uitzondering van de hof te Keritzraide in het ambt Gangelt die aan de abdis van Thorn toebehoort. Johan van Meurs mag ten behoeve van het huis Millen brandhout kappen in het Echter bos, terwijl die van Vucht zekere rechten op hout uit dit bos hebben. De molenkar van de Wolffshagen (te Karken) en andere die niet tot het betreffende land behoren, mogen als vanouds maalbaar goed ophalen. Voorts heeft Eduard verpand inkomsten uit de tol te Lobith en uit de renten in het land van Krickenbeck, het land van Kessel en te Roermond, te weten uit het geleiderecht, de cijns der hofsteden, de gruit en novale tienden te Roermond, uit de hof en de molen te Swartbroeck, uit inkomsten te Swalmen en Beesel, uit inkomsten te Venlo, uit het gewandhuis en vleeshuis, de jaartol, de zomertol en de rente van de kinderen van Palandt aldaar, uit de tienden en andere inkomsten te Lobberich en Hinsbeck, uit de cijnzen te Viersen, Wankum, Leuth, Herongen, Grefrath, uit de hoven te Vlelair (te Grefrath), Wankum en Haothuysen (te Lobberich), uit de molens van Langefelt (te Wankum), Rijckersfoirdt, Langendonck (te Grefrath), de Ymkensmolen (te Grefrath) en Kuevenmolen (te Wankum), uit de tiende te (Mul)Bracht, uit de inkomsten te Brempt, de tol voor het kasteel Krickenbeck, uit de herfstbede in het land van Krickenbeck, uit de gruit te Lobberich.
Voorts heeft Eduard verpand inkomsten uit de gruit te Kessel, uit de cijnzen te Kessel en Helden, uit de visserij te Kessel, Blerick en Belfeld, uit de cijnzen en andere inkomsten te Lottum (Maas)Bree, Blerick etc.
Geldern ("op onse borch Gelre")
Eduard, hertog van Gelder en graaf van Zutphen, verklaart dat hij aan Johan van Meurs voor 30.000 oude schilden verpand heeft de kastelen, heerlijkheden, landen en dorpen die hijzelf in pand had van Godart van Loon en Philippa van Gulik, heer en vrouwe van Heinsberg, Blankenberg en Leeuwenberg, te weten de heerlijkheid, land, burcht en voorburcht van Millen, het land, heerlijkheid en twee steden Gangelt en Vucht (Waldfeucht) met uitzondering van de hof te Keritzraide in het ambt Gangelt die aan de abdis van Thorn toebehoort. Johan van Meurs mag ten behoeve van het huis Millen brandhout kappen in het Echter bos, terwijl die van Vucht zekere rechten op hout uit dit bos hebben. De molenkar van de Wolffshagen (te Karken) en andere die niet tot het betreffende land behoren, mogen als vanouds maalbaar goed ophalen. Voorts heeft Eduard verpand inkomsten uit de tol te Lobith en uit de renten in het land van Krickenbeck, het land van Kessel en te Roermond, te weten uit het geleiderecht, de cijns der hofsteden, de gruit en novale tienden te Roermond, uit de hof en de molen te Swartbroeck, uit inkomsten te Swalmen en Beesel, uit inkomsten te Venlo, uit het gewandhuis en vleeshuis, de jaartol, de zomertol en de rente van de kinderen van Palandt aldaar, uit de tienden en andere inkomsten te Lobberich en Hinsbeck, uit de cijnzen te Viersen, Wankum, Leuth, Herongen, Grefrath, uit de hoven te Vlelair (te Grefrath), Wankum en Haothuysen (te Lobberich), uit de molens van Langefelt (te Wankum), Rijckersfoirdt, Langendonck (te Grefrath), de Ymkensmolen (te Grefrath) en Kuevenmolen (te Wankum), uit de tiende te (Mul)Bracht, uit de inkomsten te Brempt, de tol voor het kasteel Krickenbeck, uit de herfstbede in het land van Krickenbeck, uit de gruit te Lobberich.
Voorts heeft Eduard verpand inkomsten uit de gruit te Kessel, uit de cijnzen te Kessel en Helden, uit de visserij te Kessel, Blerick en Belfeld, uit de cijnzen en andere inkomsten te Lottum (Maas)Bree, Blerick etc.
01.004 Hof van Gelder te Roermond
Regesten
24
1364 augustus 29
Geldern ("op onse borch Gelre")
Eduard, hertog van Gelder en graaf van Zutphen, verklaart dat hij aan Johan van Meurs voor 30.000 oude schilden verpand heeft de kastelen, heerlijkheden, landen en dorpen die hijzelf in pand had van Godart van Loon en Philippa van Gulik, heer en vrouwe van Heinsberg, Blankenberg en Leeuwenberg, te weten de heerlijkheid, land, burcht en voorburcht van Millen, het land, heerlijkheid en twee steden Gangelt en Vucht (Waldfeucht) met uitzondering van de hof te Keritzraide in het ambt Gangelt die aan de abdis van Thorn toebehoort. Johan van Meurs mag ten behoeve van het huis Millen brandhout kappen in het Echter bos, terwijl die van Vucht zekere rechten op hout uit dit bos hebben. De molenkar van de Wolffshagen (te Karken) en andere die niet tot het betreffende land behoren, mogen als vanouds maalbaar goed ophalen. Voorts heeft Eduard verpand inkomsten uit de tol te Lobith en uit de renten in het land van Krickenbeck, het land van Kessel en te Roermond, te weten uit het geleiderecht, de cijns der hofsteden, de gruit en novale tienden te Roermond, uit de hof en de molen te Swartbroeck, uit inkomsten te Swalmen en Beesel, uit inkomsten te Venlo, uit het gewandhuis en vleeshuis, de jaartol, de zomertol en de rente van de kinderen van Palandt aldaar, uit de tienden en andere inkomsten te Lobberich en Hinsbeck, uit de cijnzen te Viersen, Wankum, Leuth, Herongen, Grefrath, uit de hoven te Vlelair (te Grefrath), Wankum en Haothuysen (te Lobberich), uit de molens van Langefelt (te Wankum), Rijckersfoirdt, Langendonck (te Grefrath), de Ymkensmolen (te Grefrath) en Kuevenmolen (te Wankum), uit de tiende te (Mul)Bracht, uit de inkomsten te Brempt, de tol voor het kasteel Krickenbeck, uit de herfstbede in het land van Krickenbeck, uit de gruit te Lobberich.
Voorts heeft Eduard verpand inkomsten uit de gruit te Kessel, uit de cijnzen te Kessel en Helden, uit de visserij te Kessel, Blerick en Belfeld, uit de cijnzen en andere inkomsten te Lottum (Maas)Bree, Blerick etc.
Geldern ("op onse borch Gelre")
Eduard, hertog van Gelder en graaf van Zutphen, verklaart dat hij aan Johan van Meurs voor 30.000 oude schilden verpand heeft de kastelen, heerlijkheden, landen en dorpen die hijzelf in pand had van Godart van Loon en Philippa van Gulik, heer en vrouwe van Heinsberg, Blankenberg en Leeuwenberg, te weten de heerlijkheid, land, burcht en voorburcht van Millen, het land, heerlijkheid en twee steden Gangelt en Vucht (Waldfeucht) met uitzondering van de hof te Keritzraide in het ambt Gangelt die aan de abdis van Thorn toebehoort. Johan van Meurs mag ten behoeve van het huis Millen brandhout kappen in het Echter bos, terwijl die van Vucht zekere rechten op hout uit dit bos hebben. De molenkar van de Wolffshagen (te Karken) en andere die niet tot het betreffende land behoren, mogen als vanouds maalbaar goed ophalen. Voorts heeft Eduard verpand inkomsten uit de tol te Lobith en uit de renten in het land van Krickenbeck, het land van Kessel en te Roermond, te weten uit het geleiderecht, de cijns der hofsteden, de gruit en novale tienden te Roermond, uit de hof en de molen te Swartbroeck, uit inkomsten te Swalmen en Beesel, uit inkomsten te Venlo, uit het gewandhuis en vleeshuis, de jaartol, de zomertol en de rente van de kinderen van Palandt aldaar, uit de tienden en andere inkomsten te Lobberich en Hinsbeck, uit de cijnzen te Viersen, Wankum, Leuth, Herongen, Grefrath, uit de hoven te Vlelair (te Grefrath), Wankum en Haothuysen (te Lobberich), uit de molens van Langefelt (te Wankum), Rijckersfoirdt, Langendonck (te Grefrath), de Ymkensmolen (te Grefrath) en Kuevenmolen (te Wankum), uit de tiende te (Mul)Bracht, uit de inkomsten te Brempt, de tol voor het kasteel Krickenbeck, uit de herfstbede in het land van Krickenbeck, uit de gruit te Lobberich.
Voorts heeft Eduard verpand inkomsten uit de gruit te Kessel, uit de cijnzen te Kessel en Helden, uit de visserij te Kessel, Blerick en Belfeld, uit de cijnzen en andere inkomsten te Lottum (Maas)Bree, Blerick etc.
Datering:
1364 augustus 29
Datum onopgelost:
"in 't jaer onses Heeren duysent driehondertvierendetsestich op sint Johansdach Baptiste decollationis"
Ontwikkelingsstadium:
authentieke afschriften
Materiaal:
papier
Zegelaars:
Medebezegelaars: Dederik, graaf van Meurs, Johan, heer van Culemborg en van der Leck, Johan van Benthem, Johan van Mierler, ridder, Peter van Steynbergh, Aerndt van den Lauwick, knapen van wapen, en Mathijs van Herle, pastoor te Ochten.
Plaats:
Geldern ("op onse borch Gelre")
Notabene:
Inv.nrs. 2040: proces Geurt Sassenvelt contra Wanssum 1669-1673, en 2108. Gedrukt in: J. Habets, De archieven van het kapittel der hoogadellijke rijksabdij Thorn 1, 's-Gravenhage 1889, 255-261. Het fragment tussen haken ontbreekt in inv.nr. 2108.
Organisatie: Historisch Centrum Limburg, te Maastricht
laatste wijziging 12-01-2017
laatste wijziging 26-04-2024
2.249 beschreven archiefstukken
19 gedigitaliseerd
totaal 3.971 bestanden
Kenmerken
Datering:
1580-1794
Auteur:
G.H.A. Venner
Uitgave:
Maastricht 2009 (Regionaal Historisch Centrum Limburg, nr. 2)
Omvang m1:
55 - 30 charters
Inventaris:
Inventaris van het archief van het Hof van Gelder te Roermond
laatste wijziging 26-04-2024
2.249 beschreven archiefstukken
19 gedigitaliseerd
totaal 3.971 bestanden