Uw zoekacties: Maastricht: Heilige Martinus Wyck: deel II

21.212B Maastricht: Heilige Martinus Wyck: deel II ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedkundig overzicht
1802-1813
1814-1852
1853-1882
1882-1956
21.212B Maastricht: Heilige Martinus Wyck: deel II
1. Inleiding
Geschiedkundig overzicht
1882-1956
Al direct in 1854 bij het begin van het pastoraat van van Laer kreeg de Sint-Martinusparochie een kleine, maar belangrijke grenswijziging. In 1853 was ten oosten van Wyck, net buiten de vesting, het station van de spoorlijn Maastricht-Aken geopend. Het stationterrein was grondgebied van de gemeente Meerssen en behoorde kerkrechtelijk onder de parochie Limmel. Omdat het voor de bewoners van de nieuwe huizen rond het station bezwaarlijk was in het veraf gelegen Limmel ter kerke te gaan, bepaalde de bisschop dat hun geestelijke verzorging "voorlopig" zou geschieden vanuit de Sint-Martinuskerk. * 
Door de sloop van de vestingwerken vanaf 1869 kwamen terreinen vrij voor nieuwbouw. Na de aanleg van de Percee, de directe verbindingsweg tussen de Wycker Brugstraat en het station in 1882, vond de eerste uitleg vooral plaats in het gebied tussen de oude kern van Wyck en het station. Hier ontstond een buurt met veel hotels, cafés, winkels en statige herenhuizen *  . Tussen omstreeks 1900 en 1914 werden aan de noordzijde van Wijk vooral arbeiderswoningen gebouwd. Deze bouwactiviteiten zorgden ook voor een toenaam van het aantal parochianen, van ongeveer 4500 zielen omstreeks 1880 tot ruim 7000 omstreeks 1950. De voorlopige grenswijziging van 1855 werd in een definitieve omgezet toen in 1907 het gebied rond het station bij de gemeente Maastricht werd gevoegd. De verdere uitbreiding van Maastricht in oostelijke richting en de stichting van het rectoraat van de H. Hartkerk (Koepel-kerk) in 1921 en de parochies van O
.L. Vrouw van Lourdes (Wittevrouwenveld) in 1923 en H. Antonius van Padua (Scharn) in 1935 hadden geen invloed op de parochiegrens. Pas in 1951 werden door de bisschop in verband met de oprichting van de parochie van de H. Johannes Bosco in Heugemerveld grenswijzigingen vastgesteld * 
Tussen 1901 en 1955 heeft men verschillende malen overwogen het kerkgebouw uit te breiden met zijbeuken, omdat er onvoldoende plaatsruimte was voor het groeiend aantal parochianen. Deze plannen zijn echter niet gerealiseerd en het kerkgebouw heeft tot 1956 geen wezenlijke veranderingen ondergaan.
Om de toevloed van kerkgangers beter te kunnen verwerken stelde men in 1912 een afzonderlijke kindermis in *  Omdat het resultaat niet afdoende was liet het kerkbestuur het jaar daarop een aparte kinderkapel naast het jongens-patronaat op de hoek van de A. Lipkensstraat, Lyonnetstraat Turennestraat bouwen *  . In het begin van de dertiger jaren is deze kapel opgeheven en bij het patronaat gevoegd. In 1939 stelde de bisschop voor in het buurthuis Rechtstraat_69_een kerk in te richten en een priester met de zielzorg in deze buurt te belasten: dit met het oog op het toenemend aantal parochianen en het a-sociale karakter van de mensen in deze buurt. Het kerkbestuur besloot op dit voorstel in te gaan en benoemde W. Franck tot kapelaan van de hulpkerk, die werd toegewijd aan Sint Gerardus. Franck, die sedert 1941 eigenaar was van het gebouw, streefde naar een grotere onafhankelijkheid van de Sint-Gerarduskerk, maar de bisschop dwarsboomde d
it plan. In 1946 kregen twee paters Franciscanen de leiding over de kerk. Duidelijk werd in een regeling de onderdanigheid van de Sint-Gerarduskerk ten opzichte van de moederkerk vastgelegd. Desondanks rezen er ook nu weer problemen over de zelfstandigheid, het bezoek van veel gegoede inwoners aan de kerk en de geringe aandacht voor de a-socialen. Met ingang van december 1951 waren er geen paters meer bij de kerk werkzaam en werd hun taak overgenomen door een kapelaan van de parochie *  Voor het parochieleven is de tijd tussen 1883 en 1955 ook in Wyck de tijd van het Rijke Roomse Leven. De geestelijke verzorging lag in handen van de pastoor-deken en drie kapelaans. Behalve in de directe zielzorg speelden zij ook een belangrijke rol bij de verschillende godsdienstige broederschappen en R.K.verenigingen die de parochie telde.
Na het overlijden van van Laer werd de stormachtige ontwikkeling op het gebied van de scholenbouw enigszins getemperd. Er kwamen geen nieuwe scholen, maar de bestaande gebouwen werden herhaaldelijk vergroot en gerenoveerd om plaats te kunnen bieden aan het groeiend aantal leerlingen. In 1908 startte men met de bouw van de Sint-Martinusschool aan de Lage Barakken *  en in 1911 werd daarnaast een klooster voor de Broeders van de Onbevlekte Ont vangenis opgetrokken *  . Daarmee was eindelijk in Wyck een eigen school voor burgeronderwijs aan jongens gerealiseerd. Na de vestiging van de broeders vond in 1912 een ruiling van schoolgebouwen plaats tussen de zusters en de broeders. De Sint-Josephschool voor meisjes aan de Wycker Grachtstraat, die grensde aan het broederhuis, ging over naar de broeders en werd jongensschool, terwijl Sint-Josephschool voor jongens naast de pastorie in de Rechtstraat werd veranderd in een meisjesschool. Door deze ruiling waren de zusters weer terug in het gebouw dat zij ruim veertig jaren tevoren verlaten hadden. Naderhand werd de Sint-Josephmeisjesschool ook wel Sint-Clara-school genoemd.
In 1925 kreeg Wyck tenslotte een derde jongensschool, de Aloysiusschool, gelegen aan de Lage Barakken *  . In augustus 1936 vond er bij de meisjesscholen een reorganisatie plaats. De Maria-school, die de zusters in 19 hadden gesticht voor onderwijs aan meisjes uit de betere klasse was overbevolkt, terwijl de Sint-Josephschool (Clara) aan de Rechtstraat al een aantal jaren een kwijnend bestaan leidde. Daarom werd besloten de Maria-school te splitsen in een A en B afdeling, waarbij de Maria-school A werd ondergebracht in het gebouw van de Sint-Josephschool (Clara). De overgebleven leerlingen van de Sint-Josephschool gingen voor het merendeel over naar de Sint-Anna-school *  Eveneens in 1936 verkocht het kerkbestuur de Sint-Annaschool en het armbestuur de Sint-Josephjongensschool en de Sint Joseph (Sint Clara) school aan de gemeente. Kerk-en armbestuur behielden daarb
ij wel alle rechten als schoolbestuur, maar in geval van opheffing der scholen vervielen de gebouwen aan de gemeente. * 
Behalve aan onderwijs werd na 1900 ook geleidelijk gestart met patronaats-en buurthuiswerk. In 1901 richtten de zusters in het klooster in de Rechtstraat een patronaat voor arme meisjes in *  , terwijl in 1912 in de Lyonetstraat door het armbestuur een jongenspatronaat werd gebouwd naast de kinderkapel. * 
De interne organisatie
1809-1876
De oprichting van een parochiaal armbestuur en de hervormingen van pastoor-deken P.D. van Laer
De administratieve organisatie na 1876
Geschiedenis van het archief
Verantwoording van de inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1803-1956
Omvang m1:
12
Inventaris:
Inventaris
Openbaar:
Stukken, jonger dan 50 jaar, zijn niet openbaar