Uw zoekacties: De bisschop van Roermond, met stukken van de voormalige biss...

14.A002A De bisschop van Roermond, met stukken van de voormalige bisschop van Roermond en apostolisch vicaris-generaal te Grave en van het Begijnhof te Roermond ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris in PDF-formaat
U treft hieronder de volledige inventaris in PDF-formaat aan. U kunt het bestand gratis downloaden.

Erfgoedstuk
Verantwoording van de inventarisatie
Regestenlijst en bijlagen I t/m III
Inleiding
Beknopte geschiedenis van het eerste bisdom Roermond
Geschiedenis van het archief
Verantwoording van de inventarisatie
14.A002A De bisschop van Roermond, met stukken van de voormalige bisschop van Roermond en apostolisch vicaris-generaal te Grave en van het Begijnhof te Roermond
Inleiding
Verantwoording van de inventarisatie
De archieven van de bisschop van het eerste bisdom Roermond, het officialaat en het kathedrale kapittel werden in 1970 door het bisdom Roermond aan het Rijksarchief in Limburg in bewaring gegeven. Sinds de ordeningswerkzaamheden van Hanssen was er wel een rudimentair onderscheid tussen deze drie archieven, maar, zoals beschreven, waren vele dossiers uit het archief van het officialaat en bescheiden van het kathedrale kapittel in het archief van de bisschop opgenomen. Alle drie archieven kenden een gedeelte dat geheel niet geordend was.
In 2008 werd met de (her)ordening van het cluster archieven van de bisschop, officialaat en kathedrale kapittel gestart. Het archief van het kathedrale kapittel werd als eerste ter hand genomen. Het geordende en ongeordende gedeelte van dit archief bevatten stukken behorend tot het archief van de bisschop, het officialaat, de pastoor van Roermond en diverse broederschappen. In het archief van de bisschop, in het geordende en ongeordende gedeelte, waren tal van stukken van het kathedrale kapittel aanwezig. Door een grote uitruilactie tijdens de inventarisatie werden de archieven van de bisschop, het officialaat en het kapittel in een eerste ronde al ontdaan van vele (losse) stukken die tot een ander archief behoren.
Tot het begin van de ordening van het archief van het officialaat in januari 2011 werden tot dit archief ook de brieven van pastoors gerekend, waarin dispensatie in huwelijksbeletselen wegens bloed- en/of aanverwantschap en dispensatie van kerkenroepen werd gevraagd. Deze verzoeken waren evenwel gericht aan de bisschop en de dispensaties werden blijkens de protocollen van beschikkingen van de bisschop, door deze verleend. De brieven behoren derhalve tot het archief van de bisschop en werden naar dit archief overgebracht. De officiaal was wel betrokken bij de uitvoering van door de paus of nuntius verleende dispensaties.
De door kapelaan Hanssen in het archief van de bisschop opgenomen procesdossiers die bij de officiaal waren ingediend, werden naar het archief van de laatste overgebracht. Aan de andere kant werden uit het archief van het officialaat enige dossiers van processen die voor de bisschop waren gevoerd, naar het archief van de bisschop overgebracht. De procesdossiers uit de perioden 1732-1741 en 1764-1769, waarin de bisschop zelf de functie van officiaal uitoefende, maar gebruik maakte van de fungerende griffier, niet van zijn eigen secretaris, werden geacht tot het archief van de officiaal te behoren.
Wanneer een priester dan wel een clericus werd voorgedragen voor een pastoorsambt, kapelanie respectievelijk een beneficie, maakte de bisschop de voordracht in de zogenaamde “proclamationes” bekend, waarbij tevens eventuele tegenkandidaten werden opgeroepen zich bij het officialaat te melden. Voorzien van een attest van de pastoor dat de “proclamationes” gedurende drie zondagen in de parochiekerk waren afgekondigd, begaf de kandidaat zich naar het officialaat en liet eventuele andere rechthebbenden dagen. Verscheen iemand ter zitting die meer recht meende te bezitten, dan startte een procedure voor de officiaal. Verscheen geen tegenpartij, dan werd zulks tijdens de zitting door de officiaal vastgesteld. Met een uittreksel van het verslag van de zitting en de “proclamationes” begaf de kandidaat zich weer naar de bisschop en kreeg tenslotte de benoemingsakte. De “proclamationes” en het uittreksel behoren in deze gevallen niet tot het archief van de officiaal, maar tot dat van de bisschop.
In april 2013 werd gestart met de (her)inventarisatie van het in de voorafgaande jaren opgeschoonde archief van de bisschop. Tijdens de ordening werden de archiefbescheiden van de pastoor en het stadsbestuur van Venlo overgedragen aan het gemeentearchief aldaar, stukken uit het stadsarchief van Weert aan het gemeentearchief te Weert en stukken van de pastoor van Roermond aan het gemeentearchief te Roermond. Andere stukken werden naar archieven binnen het Regionaal Historisch Centrum Limburg overgebracht. Reeds eerder waren bij de ordening van het archief van het klooster Sint-Elisabethsdal te Nunhem en het klooster Mariagarde te Roermond stukken uit het bisschoppelijk archief gelicht. *  Nu werden de bescheiden behorend tot de archieven van de schepenbank Thorn, de proosdij Meerssen en het Jezuïetencollege te Roermond naar deze archieven overgebracht.
Aan de andere kant werden aan het archief van de bisschop toegevoegd de stukken uit dit archief die het Rijksarchief in Limburg in 1901 na beëindiging van de Roermondse archiefkwestie, en in 1953 ingevolge de archievenruil tussen België en Nederland had verkregen. * 
Ten aanzien van de archiefbescheiden van het Begijnhof te Roermond in het bisschoppelijk archief werd anders gehandeld. *  Het Rijksarchief in Limburg bezat, ingevolge de beëindiging van de Roermondse archiefkwestie in 1901 en enkele latere aanwinsten, twee cartularia en een aantal charters van het archief van het Begijnhof. *  Andere charters en stukken waren in het archief van de bisschop opgenomen. Besloten werd beide bestanddelen van het Rijk en het bisdom Roermond, zijnde het archief van het Begijnhof, te inventariseren en in deze inventaris van de bisschop van Roermond te herenigen. * 
Opgenomen in deze inventaris werden ook de archiefstukken van het seminarie te Roermond, de aangetroffen stukken van de laatste bisschop van Roermond en apostolisch vicaris-generaal te Grave over de jaren 1794-1840 en de collectie testamenten. Onder de archiefstukken bevinden zich ook bescheiden die de afzonderlijke bisschoppen, vicarissen-generaal en secretarissen als privépersoon en/of vóór hun benoeming hadden opgemaakt of ontvangen. Zij zijn als gedeponeerde archiefstukken bij het archief van de bisschop te beschouwen. Tenslotte zijn er stukken waarvan het verband met een der genoemde archieven niet is gebleken. Zij werden opgenomen, omdat zij in de oude bestaande inventaris en soms ook in de literatuur zijn vermeld. Tot deze categorie behoort het deel met akten van attestatie van kloosterzusters van het Annunciatenklooster te Venlo betreffende het kloosterleven van Agnes Maria Huyn van Amstenraedt. Blijkens het handschrift van E. Janssen C.Ss.R. is het omstreeks 1940 aan het archief toegevoegd. Het komt niet voor in de net-inventaris en de inventaris met doorschoten bladen, maar wel in het exemplaar dat na 1970 op grond van de voorafgaande is getypt. * 
Onder de handschriften, zijnde geen archiefstukken, is het manuscript “Historia ecclesiastica ducatus Geldriae” van de hand van de Heldense pastoor Joannes Knippenbergh en gedrukt te Brussel in 1719, opgenomen. Het werd tijdens de inventarisatie in het ongeordende gedeelte van het archief aangetroffen. Het is het exemplaar dat gelijk is aan de druk. *  Een andere versie bevindt zich in het parochiearchief te Helden. *  Verbeteringen in het handschrift te Helden zijn in het handschrift in het bisschoppelijk archief in het net overgenomen. Het Heldense exemplaar vormt dus een voorafgaande versie. Het manuscript in het archief van de bisschop is tijdens de veiling van de collecties van Guillon in 1874 aangekocht door Albert Wolters, pastoor te Roosteren, die ook oorkonden betreffende Sint Odiliënberg verwierf. Het zal met de correspondentie van Albert Wolters betreffende het uitgeven van zijn boek over de heiligen Wiro, Plechelmus en Odgerus uit de jaren 1855-1865 op enig moment in de twintigste eeuw aan het bisschoppelijk archief zijn toegevoegd. * 
De indeling van het archief van de bisschop is allereerst die tussen stukken van algemene aard en stukken van bijzondere aard. Dit onderscheid is gebaseerd op de aanwezigheid van de protocollen van beschikkingen van de bisschop die over alle bevoegdheden van de bisschop gaan en dus algemeen van aard zijn. Tot deze afdeling behoren ook de brieven die niet op onderwerp maar op afzender waren gerangschikt. De stukken van bijzondere aard hebben voor het grootste gedeelte betrekking op de bevoegdheden van de bisschop. Onder de afdeling “stukken betreffende de financiële aspecten van - en de zielzorg in de parochies”, kon een indeling van stukken per parochie worden gehandhaafd. Onder de afzonderlijke parochies bevinden zich echter minder stukken dan voorheen, omdat niet de parochie bepalend was voor de plaatsing der stukken, maar de bevoegdheden van de bisschop. Zo zijn de stukken over benoemingen van pastoors en beneficianten niet per parochie, maar als een serie onder de desbetreffende bevoegdheid van de bisschop gegroepeerd, omdat zij vanuit het standpunt van de bisschop tot de routinezaken behoorden.
Het visiteren van de parochies van het bisdom was een aparte taak van de bisschop. *  In ieder geval in de achttiende eeuw werden tijdens de visitatie of kort daarna door de pastoor en beneficianten voorgedrukte ingevulde formulieren ingeleverd alsmede staten van de diverse inkomsten en van de jaargetijden. Daar deze stukken specifiek met de visitaties samenhangen, werden deze bescheiden al in 2007-2008-ter voorbereiding van de conservering, verfilming en digitalisering van deze stukken in het kader van het archiefproject Metamorfoze-bij de afzonderlijke parochies weggehaald. Zij werden overgebracht naar de afdeling visitaties en daar per parochie geordend. Deze ordening is gehandhaafd. Bij de inventarisatie bleek echter dat de in 1706 en 1784 ingediende staten niet naar aanleiding van visitaties werden opgesteld. Voor zover deze naar de afdeling visitaties waren overgeplaatst, werden zij weer onder de afzonderlijke parochies opgenomen. Het onderscheid tussen parochies in het Staatse land van Valkenburg enerzijds en het Spaanse, later Oostenrijkse gedeelte anderzijds werd losgelaten.
Beschrijvingen in een inventaris zijn veelal formeel en beknopt van aard. Veel informatie die voor historisch onderzoek van belang kan zijn, wordt niet in de beschrijving opgenomen. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen, volgt na de inventaris een regestenlijst van alle oorkonden in origineel en in afschrift tot en met 1500. Het betreft dus de oorkonden in het archief van de bisschop én in het archief van het Begijnhof te Roermond. Een regest is een uitgebreide samenvatting van een oorkonde die alle handelende personen, getuigen en toponiemen bevat.
Het archief van de bisschop van Roermond is sinds de jaren vijftig van de twintigste eeuw geregeld geraadpleegd. In de literatuur wordt dan ook naar stukken in dit archief verwezen onder vermelding van de signatuur van portefeuillenummer en inventarisnummer binnen de portefeuille. Deze nummering is thans vervallen. Om toch dezelfde stukken te kunnen terugvinden, werd onder bijlage IV onder andere een vergelijkingstabel opgenomen tussen de oude portefeuille- en inventarisnummers van Hanssen enerzijds en de nieuwe inventarisnummers anderzijds. Het betreft slechts enkel stukken in het archief van de bisschop. Stukken die naar het archief van het officialaat, het kathedrale kapittel of andere archieven werden overgebracht, zijn in deze vergelijkingstabel niet vermeld. De stukken die in het archief van het officialaat en het kathedrale kapittel zijn opgenomen, het merendeel, zijn via de indices op persoons- en plaatsnamen in de inventarissen van laatstgenoemde archieven terug te vinden.
Regestenlijst
2 1219 vóór oktober 18 “Anno incarnationis Domini nostri Jesu Christi 1219 indictione 14a regnante glorioso rege Romanorum Frederico venerabili archiepiscopo Engelberto sacrae Coloniensis ecclesiae praesidente”
Henricus, graaf van Kessel, verklaart dat hij aan het klooster Mariënweerd ten geschenke heeft overgedragen de hof te Baarlo en te Kovesdonck, een hoeve in het bos te Baarlo en een boomgaard bij de kerk te Kessel. Zijn echtgenote Othelende en zijn kinderen deden afstand van hun rechten. Hij draagt ook de hof te Oije over die de echtgenote en kinderen mogen terugkopen. Hij draagt de voogdij over deze goederen over aan Engelbertus, aartsbisschop van Keulen. Met Arnoldus, abt van Mariënweerd, is hij overeengekomen dat deze een priester zal aanwijzen om in de kapel en de begraafplaats van de (klooster?)zusters te Kessel de H. Mis op te dragen.
Getuigen: Gerardus, abt van Gladbach, Godefridus de Reyde, magister Petrus, Hermannus, heer Albertus de Kuyck, Gerardus de Horne, Henricus de Kessenich, Rutgerus de Brempt, zijn mannen, Godefridus de Eycke, Wilhelmus Holme, Gerardus de Baerlo, Godefridus schenker, Heistachius en Henricus de Sutersbeche.
Eenvoudige afschriften op papier, inv.nrs. 200, 1425.
De tekst is gedrukt in: L.A.J.W. Sloet, Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen tot op den slag van Woeringen, 5 juni 1288, ’s-Gravenhage 1872-1876, nr. 457; J. de Fremery, Cartularium der abdij Mariënweerd, ’s-Gravenhage 1890, nr. 37; E. Slanghen, Bijdragen tot de geschiedenis van het land van Kessel, in: PSHAL 16 (1879), 141-142.
16 1236 november 10 “anno a nativitate Domini millesimo ducentesimo trigesimo sexto in vigilia Martini episcopi et confessoris”
Henricus, graaf van Kessel, sticht samen met Petrus, rector van de kerk te Kessel, Henricus, zijn secretaris, Godefridus, zoon van Godefridus, en heer Bert, ridder te Baarlo, in de parochiekerk van zijn dorp Kessel een altaar gewijd aan de H. Catharina, waaraan wekelijks twee missen gelezen zullen worden. Hij draagt daartoe over een hof te Kessel bij het moeras tussen de hoeve Haddenray en de goederen geheten op den Parick, een rente van een malder rogge te Baarlo ten laste van de goederen van wijlen Gerardus de molenaar, en een rente van vier vaten rogge en twee hoenders te Kessel ten laste van een kamp bij de hof van Sint-Catharina en de goederen de Penick. Heer Henricus droeg over een rente van tien deniers ten laste van Kremersguet, Tilmannus de Raede een rente van zes deniers, Gerardus Horck een rente van zes deniers die Gerardus de Ulent betaalde, Arnoldus, rector, een rente van zes deniers ten laste van het huis geheten Coenen tot genen Hout, Mabilia de Staede een rente van een denier, Arnoldus Philippi een rente van een denier en Winandus Segrator (“dienaar”) een rente van zes denier.
Eenvoudig afschrift op papier, inv.nr. 1412.
De tekst is gedrukt in: L.A.J.W. Sloet, Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen tot op den slag van Woeringen, 5 juni 1288, ’s-Gravenhage 1872-1876, nr. 591, met afwijkende namen!; E. Slangen, Bijdragen tot de geschiedenis van het land van Kessel, in: PSHAL 16 (1879), 144.
34 1361 mei 12 “anno Dominice nativitatis 1361 mensis maii die duodecima”
Engelbertus, bisschop van Luik, verklaart dat de kanunniken van het kapittel van de H. Petrus te Odiliënberg hem verhaald hebben dat zij hun leven en goed niet zeker zijn op deze verlaten plaats en hem hebben verzocht het kapittel over te brengen naar de stad Roermond die van de Luikse kerk in leen wordt gehouden, en wel naar de kapel van de H. Geest die dan tot kapittelkerk verheven moet worden. Aangezien de proost van het kapittel van Odiliënberg die het vergevingsrecht van de prebenden bezit, de bisschop van Utrecht die het vergevingsrecht van de proost bezit, Reynaldus, hertog van Gelder, en zijn broer Eduardus, evenals Godefridus de Elmpt, pastoor van de parochiekerk te Roermond die het vergevingsrecht van de kapel bezit, en Reinaldus de Ursinis, diaken-kardinaal en aartsdiaken van Kempenland, hun goedkeuring hebben gegeven, brengt Engelbertus het kapittel over naar Roermond en verheft de kapel van de H. Geest tot kapittelkerk.
Het kapittel krijgt de toestemming om alle (roerende) goederen over te brengen naar Roermond. De bisschop van Utrecht behoudt het vergevingsrecht van de proosdij, de proost het vergevingsrecht van de prebenden. De Utrechtse kerk behoudt haar rechten, met name de schenking van de plaats Odiliënberg door Lotharius, rooms-keizer.
In de kerk van de H. Petrus te Odiliënberg en de kapel van de H. Maria zullen drie priesters blijven, te weten de pastoor, de kapelaan van de altaren van de H. Catharina en de H. Maria Magdalena, en de koster.
De vice-deken, aartsdiaken en kapittel van Luik verklaren dat het bovenstaande met hun goedkeuring geschiedt.
Eenvoudig afschrift op papier, inv.nr. 2274.
De tekst is gedrukt in: M. Willemsen, Oorkonden en bescheiden aangaande de kerk en het kapittel van St. Odiliënberg, in: PSHAL 23 (1886), 226-232.
36 1376 juli 25 “Anno a nativitate eiusdem millesimo trecentesimo septuagesimo sexto indictione quarta decima die vicesima quinta mensis julii”
In aanwezigheid van notaris Joannes genoemd Colgart de Geldria en Joannes en Ricoldus, respectievelijk priors van de Kartuizerkloosters te Keulen en Koblenz, schenken Wernernus de Swalmen, ridder, Berta de Gelenkircken, zijn echtgenote, en Robinus de Swalmen, kanunnik van het kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, aan het Kartuizerklooster bij die Stege te Roermond, dat reeds gesticht is, geheel hun terrein, gedeelteijk van gebouwen voorzien en omgeven door een muur, gelegen bij de Steeghe, met de kapel, het hospitaal, de poort en hun huis onder voorbehoud van het vruchtgebruik van het huis en de poort. De eveneens aanwezige Joannes de Wessem, rechter, en Gerardus Bake en Gerardus de Tegelen, schepenen te Roermond, verstrekken aangaande deze rechtshandeling een akte.
Verder schenken zij de oude hof te Swalmen. De eveneens aanwezige Christianus Breydel, rechter, Joannes de Wijnaerden, Conradus Godscalci de Assel, Henricus de Smyt en Gerardus Godenhoy, schepenen te Swalmen, verstrekken aangaande deze rechtshandeling een akte.
Vervolgens schenken zij een eiland in de Maas bij Ool, de hen toekomende pachten en cijnzen op den Schrouven genoemd den kleenen Swalmen, en alle pachten en cijnzen die men hen in de heerlijkheid Herten en Merum schuldig is. De eveneens aanwezige Arnoldus de Osen, rechter, en Gerardus Breydel en Gerardus Gelensoen, schepenen te Herten, verstrekken aangaande deze rechtshandeling een akte.
Tenslotte schenken Wernerus en Berta hun hoeve geheten ten Hamme in de parochie Herkenbosch in het land van Wassenberg. De eveneens aanwezige Johannes genoemd Bonte, rechter, en Symon en Rolandus genoemd de Herckenbosch, schepenen aldaar, verstrekken aangaande deze rechtshandeling een akte.
Bezegelaars: Wernerus de Swalmen en Robinus de Swalmen.
Eenvoudig afschrift op papier, inv.nr. 2205.
De tekst is gedrukt in: J. Knippenbergh, Historia ecclesiastica ducatus Geldriae, Brussel 1719, 103-106.
78 Roermond 1432 juli 10 “Datum et actum in dicto opido Ruremundensi…anno nativitatis Domini millesimo quadringentesimo tricesimo secundo die vero decima mensis julii”
Emondus de Griend, deken van het kapittel van de H. Geest te Roermond en enige uitvoerder van wegen de apostolische stoel, verklaart dat Wilhelmus Hardevuyst, rector van de kapel van de H. Catharina in Roermond, namens de meestersen en begijnen de akte van 25 maart 1431 heeft getoond, waarvan de deken een vidimus verstrekt.
Emondus heeft vervolgens Petrus van den Grave de Stralen, pastoor de Roermond, en andere belanghebbenden gedaagd, waarop enkel Henricus Roberti de Eyck, perpetuus vicarius, Nycolaus de Kipshoven en Sybertus Herckenbosch, kapelanen van de parochiekerk, verschenen die niets tegen de overbrenging inbrachten. Daarop zijn in aanwezigheid van Theodericus Pistoris, rector van het altaar van Sint Jan de Doper, en van Henricus de Dulken, convers van de Munsterabdij, de akten getoond van juli 1279 en 2 maart 1325, waarvan de deken een vidimus verstrekt.
Aangezien de feiten, vermeld in de akte van de paus, op waarheid berusten, bekrachtigt de deken deze akte alsmede de inhoud van de andere akten.
Getuigen: Theodericus Pollart, kanunnik, Johannes de Kessel, Lovinus de Duvelandia, vicaris in de H. Geestkerk, Wilhelmus Vlodorpp, voogd, Theodericus Hillen, schepen, Johannes Hillen, burger van Roermond, en Paulus Bart de Boemell, notaris.
Origineel op perkament, inv.nr. 2120, het zegel is verdwenen; authentiek afschrift op perkament, inv.nr. 2121, f. 4v.-9.
De tekst is gedrukt in: J.B. Sivré, Geschiedkundige schets van het oud begijnhof te Roermond, in: PSHAL 11 (1874), 195-199.
Zie regestnrs. 27, 30, 76.
88 1443 juni 26 “anno a nativitate Eiusdem millesimo quadringentesimo quadragesimo tercio indictione sexta die vero vicesima sexta mensis junii”
Cristianus de Erpell, doctor in de rechten, proost van het kapittel van Maria ad Gradus te Keulen, en Johannes Pollart, licentiaat in de beide (rechten), proost van het kapittel van de H. Walburgis te Arnhem en kanunnik van het kapittel van Sint-Andreas te Keulen, executeurs-testamentair van Johannes de Lovania van Roermond, doctor in de beide rechten, proost van het kapittel van de H. Victor te Xanten en kanunnik van de kerk te Keulen, stellen met toestemming van de afwezige executeurs-testamentair Johannes Tollener, kanunnik te Spiers, en Jordanus de Baest, kanunnik te Luik, statuten vast voor het door Johannes de Lovania gestichte Sint-Hieronymuscollege voor studenten van de universiteit te Keulen.
In het huis zullen acht studenten zijn die artes, medicijnen, kanoniek en civiel recht en theologie studeren. Zes van hen zijn geboortig van Roermond, waarbij de nakomelingen van Johannes broer Henricus de voorkeur genieten. Een van de acht is rector geboortig van dezelfde plaats en één is afkomstig uit de stad Erpel. Bij de laatstbedoelde hebben de nakomelingen van de broers en zusters van de proost Cristianus de voorkeur en vervolgens die van de broers en zusters van Henricus de Erpell, proost van het kapittel van Sint-Severinus te Keulen.
De executeurs-testamentair hebben overeenkomstig het testament eerst Johannes de Lovania, de zoon van de broer van de testateur, gepresenteerd, maar die wilde daar niet gaan wonen. Bij gebrek aan nakomelingen hebben de executeurs-testamentair vervolgens Godefridus Milter, kanunnik van het kapittel van de H. Geest, meester in de artes, Thomas Fabri de Elmt, baccalaureus in de beide rechten, Johannes Bruwer de Erpell, kanunnik van het kapittel van Maria ad Gradus te Keulen, Theodericus Huyshaven, Hugo Tollener, Conradus Dalen, Johannes Bruwer en Petrus Symonis, allen geboren te Roermond, gepresenteerd.
95 Keulen 1447 januari 9 “Colonia in curia habitationis nostrae quam infra immunitatis ecclesiae sancti Cuniberti inhabitamus sub anno a nativitate Domini 1447 indictione decima die vero lunae 9a mensis januarii”
Christianus de Erpel, doctor in de rechten, proost van het kapittel van Maria ad Gradus te Keulen, verklaart dat in aanwezigheid van de notaris Joannes de Vrelenberg en de getuigen Henricus Kemmerbruck, altarist in de parochiekerk te Straelen, Theodoricus de Stralen, vicaris in het kapittel van de H. Victor te Xanten, en de clericus Sander Neve de Straelen, namens Sophia, weduwe van Engelbertus de Orsbeck de oude, ridder, de akte van 7 januari 1447 werd overhandigd, waarvan hij een vidimus verstrekt.
Uit het onderzoek is gebleken dat de hof ter Steghen waarvan melding wordt gemaakt in de onder beschreven akten, bezegeld door Wilhelmus Spies de Bullesheim, abt van Siegburg, de weduwe Sophia, Arnoldus de Homberg, erfkameraar van het bisdom Keulen, en Engelbertus de Brempt, respectievelijk door Wernerus Dasweilere, schout, Petrus in gen Haeve en Wilhelmus Gerard, schepenen te Straelen, geheel bevrijd is van lasten en aan genoemde Sophia als allodiaal goed toebehoort. Zij heeft deze hof aan het altaar, gewijd aan het H. Sacrament en aan de heiligen Jacobus apostel, Nicolaus, Georgius en Erasmus, Agnes, Caecilia en de Elfduizend maagden geschonken, waardoor het altaar van voldoende inkomsten is voorzien.
Christianus de Erpel keurt derhalve de schenking goed en verheft het altaar tot een kerkelijk beneficie. Het recht van voordracht van de beneficiant berust beurtelings bij de abt van Siegburg en de bezitter van het kasteel Flasrath.
Tenslotte wordt een vidimus verstrekt van de akten van 14 februari 1446 en 26 december 1446.
Medebezegelaar: Wilhelmus Neersdum alias François, rector van de parochiekerk te Straelen.
Eenvoudig afschrift op papier, inv.nr. 1289.
Zie regestnrs. 91, 93, 94.
104 1453 oktober 10? “in den jahr nae der gebourt ons Heeren als men schreeff duysendt vyerhondertinddreyindvijefftich in der sesten edictiën des donredaichs op sinte Victoriusdach” * 
Voor Gadert van Huckulum, pastoor te Nieukerk in de Voogdij, de notaris en de getuigen Herman Gruiter en Rutger Bucx, clerici van het bisdom Keulen, hebben Telman Jacob, Hens Schwager, Loiff in gen Siep en Telman Halman, kerkmeesters, en de nog te noemen kerspellieden in aanwezigheid van Wolter van Steynhoirst en Johan Daim, mannen van wapen, Ludolff Voirstmann, Rutger oppe Graeff, Johan Maes, Hannes Boennick, Telman Loer, schepenen, en voorts de belangrijksten van het kerspel een overeenkomst gesloten met Rutger Rooffs, vicaris van het H. Kruisaltaar, Gerrit ten Neuenhave, vicaris van het Onze-Lieve-Vrouwe-altaar, Johan van Repelen, hun procurator, Gaidert Reinkens genaamd ter Kercken, vicaris van het Sint-Jacobsaltaar, aangaande de taken van de vicarissen.
Vervolgens hebben de kerspellieden en stichters van de beneficies, te weten twee gekozenen uit elk gilde van het kerspel, namelijk Hein Awes en Telman Treeck, Rutger Bussman en Tyell Benn, Johan ter Hoirst en Johan ter Hoen, Johan Groenwaelt en Hein in gen Winckell, Hein Doen en Jacob Haffman, Henrick Voerenhaff en Luiff Bull, Gerrit in gen Haeff en Telman in gen Schuire, Johan Kindt en Jacob Pegel, Hannes ter Kercken en Loiff Momm, notaris Nicolaus Borrick verzocht een akte op te stellen.
Bezegelaars: Gadert van Huckulum, pastoor, Sander van der Egeren, rechter en voogd, en de gemene schepenen van de Voogdij.
Authentiek afschrift op papier, inv.nr. 1272.
107 1455 maart 7 “Anno a nativitate Domini 1455 indictione tertia die vero veneris septimo mensis martii”
In aanwezigheid van de notaris Henricus Lyndeman de Goch en de getuigen Jacobus van der Straete en Marcelis Koten, parochianen te Sambeek, stelt Johannes Gijsberti alias Van den Velde, pastoor te Sambeek, zijn testament op. Hij legateert aan zijn opvolger, de beneficianten van de altaren van de H. Drieeenheid, Onze-Lieve-Vrouw en Catharina, de koster en de schoolmeester een grondrente van een malder rogge ten laste van de goederen van Johannes Beckeren ten einde zijn jaargetijde te houden. Bij die gelegenheid wordt een malder rogge voor de armen beschikbaar gesteld te leveren door Jacobus Textoris. Hij bestemt twee malder rogge voor de priesters die dagelijks zijn graf bezoeken, ten laste van Vendelmodus Batenborch. Hij legateert een grondrente van vijftien vaten rogge aan de pastoor voor het zingen van de mis van Johannes de Doper, wekelijks op donderdag op het hoofdaltaar, ten laste van de goederen van Henricus Hugger. Hij legateert een grondrente van twintig malder rogge voor het stichten van een altaar in de kerk van Sambeek ter ere van het H. Kruis en de Gedaanteverwisseling, waaraan wekelijks vier missen gelezen zullen worden. De twintig malder rogge worden geleverd door Henricus Boirt te Groeningen, Johannes Hack en Johannes Cuyper van Herselair, onder Vierlingsbeek. Hij legateert ten behoeve van het altaar nog eens een grondrente van tien malder rogge, die evenwel eerst in vruchtgebruik genoten zullen worden door zijn zoon Johannes de Velde. Zij worden geleverd ten laste van de goederen van Johannes Stimpel, Johannes de Heggen en Godefridus Biscops.
119 1464 maart 31 “anno a nativitate Domini millesimo quadringentesimo sexagesimo quarto indictione duodecima mense diebus hora et loco praescriptis pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostril domini Pii divina provindentia papae secundi anno cepto”, te weten “anno Domini millesimo quadringentesimo quinquagesimo quarto die decima tertia mensis martii” * 
Wimmarus de Wachtendonck, doctor in de rechten, officiaal van het hof te Keulen, verklaart dat de pastoor, zekere edelen en schepenen van het dorp Wankum hem de akte van volmacht van de aartsbisschop van Keulen van 31 januari 1454 hebben getoond, waarvan hij een vidimus verstrekt, alsmede de akte van dotatie, getransfigeerd door de eerste akte, van het altaar van de heiligen Nicolaus en Catharina, waaraan wekelijks vier missen worden opgedragen. Hij verheft het altaar en de inkomsten tot een kerkelijk beneficie.
Geïnsereerd zijn tevens de akten betreffende de dotatie van 14 februari 1454 en 7 maart 1456.
Getuigen: Bernardus de Orsoy, notaris, Johannes de Goch, Everhardus de Wesalia, Hunnericus de Orsoy en Henricus Borst, notarissen.
Authentiek afschrift op papier, inv.nr. 1582.
Zie regestnrs. 105, 106, 109.
Bijlagen
Bijlage I; Specificatie van de testamenten in inventarisnummers 2174-2175
Bijlage II; Specificatie van de testamenten in inventarisnummer 2176
Bijlage III; Specificatie van de testamenten in inventarisnummer 2177

Kenmerken

Datering:
(1279) 1294-1773, (1561-) 1665-1802, 1794-1840
Auteur:
G.H.A. Venner
Uitgave:
Publicaties van het Regionaal Historisch Centrum Limburg nr. 6
Inventaris:
Inventaris van het archief van de bisschop van Roermond (1561-) 1665-1802, van stukken van de voormalige bisschop van Roermond en apostolisch vicaris-generaal te Grave 1794-1840, en van het Begijnhof te Roermond (1279) 1294-1773