07.A10 Grenscommissarissen van Rijkspolitie te Heerlen ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )
07.A10
Grenscommissarissen van Rijkspolitie te Heerlen
Inleiding
De periode 1930 tot 1945
07.A10 Grenscommissarissen van Rijkspolitie te Heerlen
Inleiding
De periode 1930 tot 1945
In de periode 1930-1940 ondergingen de uitleidings- en ondersteuningsregelingen op enkele punten wijziging, terwijl de normale werkzaamheden gestaag doorgang vonden, zij het dat het aantal uitleidingen en ondersteuningen langzaam afnam.
Hierin kwam echter vlak vóór de Tweede Wereldoorlog verandering.
In een brief aan de grenscommissarissen van 28 augustus 1939 schreef de Rijksinspecteur: "Indien de oorlogstoestand zou intreden, is te verwachten dat vele Nederlandsche gezinnen, vooral van uit het Roergebied, de wijk zullen nemen naar Nederland". * De Rijksinspecteur gaf zijn armbezoekers opdracht alle medewerking te verlenen aan (al dan niet ondersteunde) Nederlanders die naar Nederland wensten te repatriëren.
Hij verzocht hen de grenscommissarissen tijdig in kennis te stellen van de dag van aankomst in Nederland. "Er is derhalve een uittocht te verwachten en U bereidt zich wellicht reeds voor op tijdelijke onderbrenging aan de Nederlandsche grens" schreef de Rijksinspecteur voorts. Dat die uittocht er is gekomen blijkt uit de mededeling van de grenscommissaris te Enschede aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken dat eind augustus 1939 het aantal uit Duitsland teruggekeerde Nederlanders inderdaad sterk toenam.
Misschien mede om deze reden heeft de Duitse inval in Nederland aanvankelijk waarschijnlijk weinig invloed gehad op de uitvoering van de bepalingen in het inmiddels ruim dertig jaar oude Vestigingsverdrag.
Wel werd in de zogenaamde 'Vreemdelingencirculaire nr. 14' van 12 juli 1940 (Dep. v. Just., afd. Pol., Rijksvreemdelingendienst, nr. 22478) bepaald dat voortaan alle gevallen van verwijdering van vreemdelingen uit Nederland aan de secretaris-generaal van dat Departement moesten worden voorgelegd. In hoofdzaak zou het Vestigingsverdrag echter van kracht blijven. Maar niet voor lang. In juni 1941 formuleerde de directeur-generaal van politie een wijziging op eerdergenoemde vreemdelingencirculaire, die hij bij brief van 19 juni 1941 toezond aan de procureurs-generaal bij de gerechtshoven en aan de inspecteur der Marechaussee. *
De eerste volzin van deze brief luidde: "Ik heb de eer Uedelgrootachtbare/Uhoogedelgestrenge te berichten dat de Höhere SS. - und Polizeiführer beim Reichskommissar für die besetzten Gebieten mij thans heeft meegedeeld, dat het tusschen Duitschland en Nederland gesloten Vestigingsverdrag van 17 december 1904 niet meer verbindend is, tengevolge van den in Mei 1940 tusschen het Duitsche Rijk en Nederland ingetreden oorlogstoestand". De grenscommissarissen, wier wettelijke basis door deze wijziging eigenlijk was komen te vervallen - immers, als het Vestigingsverdrag niet meer gold waren er ook geen speciale grensautoriteiten (Art. 78) nodig - wisten formeel nog van niets.
Eerst een maand later bij brief van 18-7-1941, nr. 22478/3a-V) stelde de directeur-generaal van Politie ook hen van deze nieuwe ontwikkeling in kennis. Hij deelde ze voorts mee dat zij tot nader order op hun post konden blijven, aangezien ook hun Duitse collega's nog in functie bleven. Bovendien konden door hen - aldus de directeur-generaal - nog belangrijke diensten worden verricht bij de verwijdering van Nederlanders vanuit Duitsland. *
Uit de schaarse hoeveelheid archiefstukken van de grenscommissarissen uit deze periode (zoals de al eerder genoemde registers van verzonden brieven van Enschede) blijkt echter dat het aantal uitleidingen en ondersteuningen heel sterk afnam.
De tijdelijke en/of permanente "verwijdering" van Nederlanders uit Nederland naar Duitsland, die in de loop van de oorlog sterk op gang kwam (denk aan de arbeidsinzet of de deportaties), viel buiten de bevoegdheden van de grenscommissarissen. Voor zover deze verwijderingen geschiedden via de vestigingsplaatsen van de grenscommissarissen, werden daar natuurlijk wel de plaatselijke commissarissen van politie bij betrokken (die het grens commissariaat vaak als nevenfunctie hadden).
Niet alle commissarissen van politie (i.c. grenscommissarissen) bleken bereid om aan deze werkzaamheden hun medewerking te verlenen.
Wat betreft de reactie hierop van de bezetter en de veelal daarop volgende vervanging van de betrokken functionarissen, volgt hieronder een voorbeeld.
In de middag van 31 januari 1941 werd door ongeveer 300 Heerlense scholieren in de straten van Heerlen gedemonstreerd voor het koningshuis. Zij deden dit "door allen te loopen met sinaasappelen, die ten deele uit de schooltasschen staken".
Waarschijnlijk was de demonstratie het gevolg van de strafmaatregelen die door de hoofden van enkele scholen die ochtend waren getroffen nadat de scholieren op school waren verschenen met wortelss in hun vestzak en insignes of rood-wit-blauwe lintjes op hun revers.
In het rapport dat naar aanleiding van dit laatste feit door de gemeentepolitie van Heerlen werd opgemaakt meldt een leraar natuur- en scheikunde: "Ik voeg hieraan toe, dat de leerlingen vrolijk waren en volgens mijne mening in hun onnozelheid niet beseften welk gevaar aan hun handelwijze verbonden was. Om het kort te zeggen: Het waren jongensstreken".
De betrokken leraar kon echter niet weten dat de streken van zijn jongens de directe aanleiding zouden vormen voor het ontslag van de commissaris van politie, tevens grenscommissaris de heer L.L. Offermans te Heerlen. De Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied was namelijk van mening dat Offermans, die door zijn "deutschfeindliche und antinational-sozialistische Haltung" al eerder reden tot klagen had gegeven, bij zijn optreden tijdens de demonstratie van de schooljeugd in Heerlen had gefaald. Offermans werd door de Sicherheitspolizei gearresteerd, vastgezet en "ohne Bewilligung des Ruhegehalts" uit zijn functie ontslagen.
Eerst na acht maanden besloot de Rijkscommissaris, mede op aandrang van de procureur-generaal bij het gerechtshof te Den Bosch en de secretaris-generaal van het Departement van Justitie, om aan Offermans - na 42 jaar trouwe dienst - alsnog een pensioen toe te kennen.
laatste wijziging 02-05-2024
47 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 02-05-2024
47 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1911-1948
Auteur:
J.J. Buskes en O. Postuma
Omvang m1:
1,7
Inventaris:
Inventarissen van de archieven van de Grenscommissariaten te Enschedé 1907-1949, Heerlen 1911-1948 en Venlo 1907-1944 (Den Haag 1984)
Categorie:
laatste wijziging 02-05-2024
47 beschreven archiefstukken