Een gedeelte van het archief werd in 1973 door het hoofd van het Centraal Wervings- en Opleidingsinstituut van het Gevangeniswezen en de Psychopatenzorg te 's-Gravevenhage overgedragen aan de Rijksarchivaris in Limburg, het betrof hier uitsluitend stukken afkomstig uit het archief van het College van Regenten. In 1975 werd de rest van het archief door de directeur van het Huis van Bewaring te Maastricht overgedragen aan de Rijksarchivaris in Limburg. In oktober 1976 werd een begin gemaakt met de inventarisatie van het archief. Spoedig werd duidelijk dat er een scheiding moest worden aangebracht tussen de bescheiden die gevormd waren door het College van Regenten, en de bescheiden gevormd door de directeur. Wat het archief van het College van regenten betreft; hier was vanaf 1817 een agendastelsel toegepast, dat tot 1940 is volgehouden. Hierdoor zijn er dus uitstekende ingangen op de series ingekomen en uitgegane stukken, waaruit het archief van het College van Regenten bijna uitsluitend bestaat. Deze oude orde werd natuurlijk gehandhaafd!! De losse stukken betroffen personeelszaken, hierin bestond geen enkele oude orde. Daar het wegens de geringe hoeveelheid stukken niet mogelijk was personele dossiers te vormen, werd besloten deze stukken per functie te ordenen, en ze, indien mogelijk, per functie te scheiden in sollicitaties/benoemingen en ontslagen. Hoewel de directeur onder het toezicht van het College van Regenten stond, is hij toch zo zelfstandig dat het verantwoord is te spreken van het archief van de directeur. Dit archief bestaat hoofdzakelijk uit registers, die door de directeur persoonlijk werden bijgehouden. De registers die betrekking hebben op alle huizen zijn vooraan geplaatst, waarna de registers die betrekking hebben op de afzonderlijke huizen volgen. Raadpleging van bescheiden betreffende nog levende personen wordt alleen toegestaan voor wetenschappelijk onderzoek.