Uw zoekacties: Hoofdgerecht Thorn en het kerspel Thorn

01.187E Hoofdgerecht Thorn en het kerspel Thorn ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Algemeen
De abdij van Thorn
Het land van Thorn
De Drie Eijgen
Het kerspel/de gemeente Thorn
Het Thornse landrecht (22)
Landsheerlijkheid en grondheerlijkheid
Voogdij
Meiers
Het hoofdgerecht Thorn als organisatie
Processen en schriftelijke vastlegging daarvan
Consultatie van juristen
Rentmeester van het kapittel/grondmeier en schepenen
Hoofdvaart en appel
Hof van appel of Appellationsraad voor Thorn
De gerechtelijke hervormingen 1781-1791 (73)
Einde van de rechterlijke instellingen
Geschiedenis van het archief
01.187E Hoofdgerecht Thorn en het kerspel Thorn
Inleiding
Geschiedenis van het archief
Feitelijke gegevens over de geschiedenis van het archief van het hoofdgerecht en van de gemeente Thorn vóór 1800 zijn uitermate schaars. Dat maakt het, gelet op de ingewikkelde rechterlijke en bestuurlijke constellatie binnen Thorn, ook moeilijk antwoord te geven op de vraag of hier wel sprake is van één archief in de gangbare betekenis van het woord, namelijk het geheel van archiefbescheiden, ontvangen of opgemaakt door een instelling, persoon of groep personen. De in deze inventaris beschreven documenten lijken veel meer op een conglomeraat van archieven, die afkomstig zijn van verschillende archiefvormers, maar onderling wel een zekere samenhang vertonen. De kern daarvan bestaat uit de bescheiden afkomstig van het hoofdgerecht, zoals die zijn gevormd bij de uitoefening van de rechterlijke taken van dit college. Van een geregelde archiefvorming was waarschijnlijk pas sprake sedert het einde van de Middeleeuwen of het begin van de zestiende eeuw. Oorspronkelijk bestond dit archief vooral uit het zogenaamde 'rollen' (losbladig of in boekvorm) en cahiers van processen die bij de hoofdvaart voor de ondergerechten in Thorn werden overgelegd of zaken vanuit Thorn in Echt 'ter belering' of in appel werden aangebracht. Pas vanaf het einde van de zestiende eeuw vond dossiervorming van processtukken plaats. Vanaf de zeventiende eeuw moet er een constante toename van het archief zijn geweest. Deze enigszins aarzelende formulering vloeit voort uit de omstandigheid dat het archief van het hoofdgerecht tot circa 1685 zeer grote lacunes vertoont. Veel stukken zijn verdwenen en van de bewaard gebleven dossiers zijn meestal slechts fragmenten overgeleverd, vaak niet meer dan één of twee bladen. Op zich is dat niet zo vreemd aangezien in 1687 wordt gezegd dat er geen vaste vergaderplaats voor het gerecht meer bestond
In het reglement op de manier van procederen dat abdis Anna Salome van Manderscheid-Blankenheim in dat jaar uitvaardigde, wordt bepaald dat in het nieuw te bouwen 'dinghuis' de 'rolle ende schriftuyren sullen blyven berusten ...versloten in het schap daertoe gedestineert, op de caemer van de gerichtsvergaederinge ende den sleutel daervan sal bewaert worden by den secretaris'. (77) Hoewel daarmee in beginsel goede condities voor een duurzame bewaring waren geschapen, is het de vraag of dat in de praktijk ook gebeurde. Een (zeer beknopt) lijstje van archiefstukken die in 1699 in de 'schepencomp' (schepenkist) werden aangetroffen, geeft niet bepaald de indruk van een verzorgd en ordelijk geheel. (78) Voorts vertoont het archief uit de achttiende eeuw grote lacunes en die zijn zeker niet alleen toe te schrijven aan slecht beheer in de negentiende eeuw. Regelmatig bewaarden secretarissen ook stukken thuis. In combinatie met het slechte functioneren van de justitie in het laatste kwart van de achttiende eeuw zal dat ongetwijfeld ertoe hebben geleid dat stukken verloren raakten. Naast het hoofdgerecht Thorn bestond er sedert 1718 ook een Hof van Appel, de Appellationsraad, een college dat in beginsel ook als een zelfstandig archiefvormende instelling moet worden beschouwd. Na het aantekenen van appel door een partij tegen een vonnis van het hoofdgerecht, werd het dossier van de zaak in eerste aanleg bij de secretaris van de Appellationsraad ingediend. Van het verdere verloop van de zaak hield de secretaris aantekening in de rol. Na het wisselen der stukken in tweede aanleg van deze nagenoeg geheel schriftelijk verlopen zaak werd een inventaris van het dossier gemaakt en een dag bepaald waarop de - meestal elders wonende - raadsheren in Thorn vonnis zouden wijzen. Vanaf 1766 werd van deze 'Lokalzusammenkunft' afgezien en circuleerde het dossier tussen de raadsheren
De eerste raadsheer maakt een concept vonnis, waarna de president de definitieve sententie vaststelde. (79) Het dossier in eerste en tweede aanleg keerde na deze rondreis in Thorn terug (als de stukken tenminste niet bij de raadsheren achterbleven) en werd in de lokalen van het dinghuis opgeborgen. Deze praktijk werd ook in de hand gewerkt door het feit dat de Appellationsraad niet echt over een vaste plek beschikte. Hoewel de Appellationsraad in theorie als een zelfstandige archiefvormer moet worden beschouwd, viel van die zelfstandigheid bij de inventarisatie geen spoor te ontdekken. De dossiers van zaken in hoger beroep (soms zelf in duplo opgemaakt) lagen kriskras tussen de stukken van het hoofdgerecht. Gaandeweg groeide tijdens de inventarisatie het beeld dat deze gerechtelijke dossiers samen één geheel vormden, ongeacht de instanties waarvoor werd geprocedeerd. Van een echt archief van de Appellationsraad is waarschijnlijk nooit sprake geweest. De enkele nog min of meer intacte dossiers bevestigden dit beeld. Hetzelfde gold ook voor de stukken van processen in hoofdvaart/appel, zowel van de ondergerechten op Thorn, als Thorn op Echt. Gewoonlijk bestaat het archief van een schepengerecht uit twee hoofdcomponenten, te weten stukken ontstaan bij de uitoefening van rechtspraak en documenten betreffende de vastlegging van overdracht en bezwaring van onroerend goed. Meestal wordt laatstgenoemde categorie beschreven onder de noemer 'vrijwillige rechtspraak'. Deze bescheiden zijn ook bij het archief van het hoofdgerecht Thorn aanwezig. Het is echter de vraag of ze oorspronkelijk daarmee ook één geheel hebben gevormd. Bij 'gichting' of overdracht en bezwaring van onroerend goed in Thorn waren immers verschillende personen in wisselende samenstelling betrokken: de grondmeier/rentmeester van het kapittel, schepenen, de secretaris en soms ook nog de meier van de abdis
Het is verdedigbaar dat de betrokkenheid van schepenen bij de 'gichting' een uitvloeisel was van hun rechterlijke taak en dat dus de daarop betrekking hebbende stukken onderdeel vormen van het rechterlijk archief. Maar er zijn ook argumenten om de meeste van deze archivalia te zien als uitvloeisel van de rechten en bevoegdheden van het kapittel. Dit bezat immers de grond heerlijke rechten in het Land van Thorn en de grondmeier vervulde bij de 'gichting' een centrale rol. Daar komt bij dat de administraties van laatbanken van het kapittel en de 'gichting' van allodiaal goed nog wel eens door elkaar liepen. Het probleem is dat we niet weten waar deze 'grondboekhouding' oorspronkelijk werd bewaard: in het dinghuis bij het hoofdgerecht of bij het kapittel, ten burele van de rentmeester/grondmeier. Het feit dat deze stukken zich thans bij het archief van het hoofdgerecht bevinden, zegt weinig. In de Franse Tijd zijn documenten die konden dienen als retro-acta voor de nieuwe administratie, uit diverse bestanden 'geplukt' en bij elkaarr gebracht. In feite geldt hetzelfde voor de archieven van het leenhof van de abdis en van enkele laatbanken, die bij het kapittelarchief zijn gebleven, maar die evenzeer voor de 'grondboekhouding' van belang waren. De derde categorie stukken waarvoor een vergelijkbaar probleem geldt zijn de archivalia van het kerspel of de gemeente Thorn. Volgens een in 1685 opgestelde inventaris van 'nabuyrlicke pampieren', aangetroffen in de nalatenschap van meier Winckens, hadden de 73 daarin genoemde nummers voor het grootste deel betrekking op stukken van financiële aard. De meeste stukken waren 'schatcedulen' of belastingkohieren en schatheffersrekeningen met bijlagen, teruggaand tot 1543. Tot deze 'nabuyrlicke pampieren' hoorden ook kerkrekeningen. Op last van kapittel en 'nabuyren' werden deze documenten overgegeven aan meier, schepenen en burgemeesters
Verder werden drie sleutels overhandigd 'tot conservatie van dese bovengemelde stucken om in archiviis deser loffeleken gemeente in hoeden ende bewaeernisse gehouden te worden'. Er bestond dus duidelijk een gemeentelijk archief, welke situatie ook vergelijkbaar is met die in de andere kerspelen, die ook eigen archiefvorming kenden. We moeten gissen waar de kist met gemeentelijke bescheiden stond. Denkbaar is een plaats binnen de gebouwen van de abdij, maar iets waarschijnlijker lijkt een plek in het dinghuis. Immers in 1685 werden de stukken toevertrouwd aan meier, schepenen en burgemeesters. Aannemelijk is dat ze toch min of meer apart van de gerechtelijke papieren waren opgeborgen. De eerder genoemde lijst uit 1699 van archiefstukken in de 'schepencomp' vermeldt geen gemeentelijke stukken. Maar dat zegt niet alles, want dit overzicht is zeer beknopt en sluit zeker niet uit dat zich elders in het gebouw nog andere stukken bevonden. Over de lotgevallen van de Thornse rechterlijke en bestuurlijke archieven gedurende de negentiende eeuw is weinig bekend. Maar de geringe hoeveelheid beschikbare informatie alsmede een aantal feitelijke constateringen tijdens de inventarisatie maken duidelijk dat die geschiedenis complex is. Een gedetailleerd overzicht daarvan zou een afzonderlijke studie vergen. We beperken ons daarom hier tot een summier overzicht. Bij de nadering van de Fransen medio 1794 vluchtten de leden van het kapittel over de Rijn naar Essen, met medeneming van inboedel en een deel van de archieven van de abdij. (80) Het is overigens onduidelijk wat er precies is meegenomen. Volgens Habets viel een deel van het actuele rentmeestersarchief in handen van de Franse domein administratie. Een deel van de archieven uit Essen is in 1815 overgedragen aan de Domeinen in Maastricht en uiteindelijk overgebracht naar het gouvernement in Maastricht
Deze stukken maken naderhand deel uit van de collectie van het Provinciaal Archief in Limburg, later Rijksarchief in Limburg. Zij vormen het object van de inventarisatie van de kapittelarchieven door Habets en Flament in de jaren 1889-1899. Een ander deel van het archief uit Essen werd in 1829 aan het archief in Düsseldorf overgedragen en werd daarna doorgezonden aan de Nederlandse regering voor het archiefdepot in Brussel. Na de afscheiding van België in 1830 bleven deze stukken echter in Brussel berusten, totdat zij in 1953 bij de archiefruil met België aan het Rijksarchief in Limburg werden overgedragen. Onduidelijk is welke plaats de gerechtelijke en gemeentelijke archieven van Thorn in deze geschiedenis innemen. Waarschijnlijk zijn aanvankelijk de meeste gerechtelijke en gemeentelijke stukken in 1794 in Thorn gebleven. Vervolgens kunnen de gemeentelijke stukken zijn overgenomen door de gemeente Thorn 'nieuwe stijl'. Zo werd bij de inventarisatie ook een beperkt aantal losse stukken aangetroffen die afkomstig waren uit het vroeg negentiende-eeuwse archief van de gemeente Thorn. Bij de inventarisatie van het kapittelarchief door Habets en Flament eind negentiende eeuw speelden gemeentelijke en gerechtelijke stukken geen enkele rol. Een deel van het rechterlijk archief bevond zich toen al in Maastricht, maar zo schrijft Flament: 'rechterlijke registers van den Raad van appel, van het leenhof der Abdis, van de schepenbanken van Thorn en Grathem, zijn wel op hun plaats in een inventaris van de archieven van het land van Thorn, waarvan dat der Abdis, bij wie de uitvoerende macht van het landsbestuur berustte, dan het eerste en voornaamste deel moet uitmaken, maar niet in dezen'. (81) Aan de opvordering van gerechtelijke archieven in de eerste jaren van de Franse Tijd lijkt in Thorn geen gevolg te zijn gegeven
Er is in ieder geval niets gestuurd naar de zogenaamde Triagecommissie in Maastricht, die van 1798-1803 binnen het departement Nedermaas archieven van de opgeheven instellingen selecteerde voor vernietiging. Blijkens een aantekening op de rol van de Appellationsraad van 1723-1789 werd dit deel op 23 december 1806 ingeleverd bij de rechtbank van eerste aanleg in Roermond. Mogelijk heeft de rechtbank destijds meer registers in ontvangst genomen en zijn deze later bij het conglomeraat van abdij-archieven geplaatst. Maar zeker niet alles is systematisch bij elkaar gebracht en overgedragen. Zo nam het Rijksarchief in Limburg in 1926 een rolregister van het hoofdgerecht Thorn uit de jaren 1596-1601 over. De lotgevallen van de losse stukken behorend tot de procesdossiers zijn nog veel onduidelijker. In eerste plaats lijkt reeds een groot deel van deze stukken ten tijde van het Ancien Régime verloren te zijn gegaan. Zo is het opmerkelijk dat uit de zestiende eeuw naar verhouding veel stukken betreffende hoofdvaart bewaard zijn gebleven. Blijkbaar lagen deze apart en zijn ze om die reden gespaard gebleven. De overlevering van dossiers tot de eerste helft van de achttiende eeuw is zeer wisselend. Sommige dossiers zijn matig tot redelijk compleet, maar zeer vele bestaan uit slechts één of twee losse stukken. Die verliezen lijken voor het grootste deel uit de tijd zelf te dateren. Tegelijkertijd moeten de stukken veelal onder erbarmelijke omstandigheden zijn bewaard. Van veel documenten was het papier aangetast door vocht of vraat van insecten met als gevolg vervilting, schimmel, tekstverlies. Voor de tweede helft van de achttiende eeuw ligt de situatie wat gunstiger wat betreft overlevering en materiële toestand, maar ook hier zijn grote lacunes vast te stellen. Na de opheffing van de Thornse gerechten in 1796 lijken de losse stukken aan een soort odyssee te zijn begonnen
Een deel, met name uit de achttiende eeuw, is terecht gekomen bij het provinciaal archief Limburg, later Rijksarchief in Limburg. In die tijd is gepoogd daarvan iets (ruim honderd dossiers) te inventariseren. Wanneer dit gebeurde, valt niet goed vast te stellen. Mogelijk was het werk van mr. G.D. Franquinet, die in 1866 tot provinciaal archivaris werd benoemd of nog later van Jos Habets als 'vingeroefening' voor de ordening van het kapittelarchief. Gestart werd met de inventarisatie van de jongste stukken en aldus werd in tijd teruggewerkt. Als omslagen voor de dossiers werden soms uit zuinigheidsoverwegingen dubbelen van drukwerk uit de Franse Tijd en uit archieven van de Landen van Overmaze gebruikt. Deze omslagen, met in huisvlijt uitgeknipte en opgeplakte cijfers, waren nog voor een deel aanwezig toen in 2005 met de algehele bewerking van het archief werd gestart. Maar een succes werd het project niet. Aangekomen in tijd rond 1700 lijkt de inventarisator er min of meer de brui aan te hebben gegeven. Men ziet dat het werk steeds slordiger werd uitgevoerd. Mogelijk moesten andere werkzaamheden voorrang krijgen, maar waarschijnlijk groeide het besef dat er geen eer viel te behalen aan een volslagen chaos van losse blaadjes uit de zeventiende eeuw en vroeger. Het verzamelen van de inventarisatie is ook begrijpelijk vanwege andere oorzaken. Bij de in 2005 gestarte inventarisatie werd circa één strekkende meter losse stukken uit Thorn aangetroffen, die afkomstig waren uit het archief van het zogenaamde oude bisdom Roermond. Het waren vooral processtukken uit de zeventiende eeuw en vroeger. Naspeuring in het bisschoppelijk archief leverde alsnog een tweetal dozen met soortgelijk materiaal op. We kunnen slechts gissen hoe deze documenten daar terecht zijn gekomen. Denkbaar is dat ze afkomstig zijn van de pastorie van Thorn. Daar lag bijvoorbeeld ook het eerder genoemde rolregister van de schepenbank van 1596-1601
Het is bekend dat in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw de toenmalige archivaris van het bisdom J. Hanssen uit diverse plaatsen oude archivalia verzamelde, die aan het archief van het bisdom werden toegevoegd. Ook bij het Rijksarchief in Limburg hebben vermengingen plaatsgevonden. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw werden enkele portefeuilles Thornse stukken ontdekt in het conglomeraat van de ongeordende en gedeeltelijk met elkaar vermengd geraakte schepenbankarchieven van Blerick, Baarlo en Maasbree. Ook deze stukken werden bij de archieven van Thorn geplaatst. Tenslotte werden bij de inventarisatie sedert 2005 ook stukken aangetroffen die niet in het archief thuishoorden. Samengevat ging het om twee dozen met materiaal afkomstig uit het archief van het kapittel, een doos met stukken van de verschillende kerspelen van het Land van Thorn, met name de gemeente Haler en tenslotte drie dozen met materiaal van de schepenbank Grathem. Deze archivalia zijn weliswaar beschreven, maar niet in deze inventaris opgenomen en worden geplaatst bij de andere archieven, respectievelijk als zelfstandige eenheden beschreven. Het voorgaande overzicht schetst in hoofdlijnen de lotgevallen van de Thornse archieven. Maar er is zoveel verdeeld en verplaatst, dat nader onderzoek ongetwijfeld nog aanvullende gegevens oplevert. Bij deze inventarisatie is geprobeerd al het bekende bij elkaar te brengen, maar het valt niet uit te sluiten dat in de toekomst bij ordening van andere archieven nog nieuw materiaal te voorschijn komt. Tot in de jaren tachtig van de twintigste eeuw stonden de archieven van Thorn in het Rijksarchief in Limburg als conglomeraat verdeeld over verschillende blokken of eenheden bij elkaar opgesteld. Naast het kapittelarchief dat door Habets en Flament was beschreven, stond de aanwinst uit Brussel van 1953 als tweede blok van het kapittel. Daarna volgde een derde blok met deels beschreven, deels onbeschreven documenten
Uit dit laatste bestand werd in 1944 het rechterlijk archief van Thorn gelicht en in bewaring gegeven aan de gemeente Thorn. Door de benoeming van een gemeentearchivaris in Thorn in de zin van de Archiefwet 1962 en de aanwezigheid van een geschikte bewaarplaats voldeed de gemeente aan de wettelijke eisen voor bewaargeving. Eveneens uit dit 'derde blok Thorn' (minus het kerspel Thorn zelf), die door M. Lemmens in een afzonderlijke inventaris werden beschreven. (82) Helaas resulteerde de bewaargeving aan Thorn in de daarop volgende jaren om allerlei redenen niet in een voortvarende inventarisatie van het rechterlijk archief. Voltooid werd een overzicht van registers. Medio 2005 volgde de benoeming van de samensteller van deze inventaris tot parttime gemeentearchivaris van Thorn, gedetacheerd en betaald door het Regionaal Historisch Centrum Limburg. Daarna kreeg de inventarisatie van de gerechtelijke archieven de hoogste prioriteit. De werkzaamheden vorderden met wisselend succes. Zo moest ook aandacht worden besteed aan de andere archieven van de gemeente Thorn, met name vanweg de naderende gemeentelijke herindeling. Aangezien Thorn per 1 januari 2007 fuseerde met de gemeente Heel en Maasbracht tot de nieuwe gemeente Maasgouw, werden de negentiende en twintigste eeuwse archieven van Thorn overgebracht naar de nieuwe archiefbewaarplaats van Maasgouw. Een tweede 'belemmering' in de werkzaamheden, maar zeker in positieve zin, vormde de tijdelijke uithuizing van het archief ten behoeve van conservering en veelal grondige restauratie. Na aanvang van de inventarisatie kwamen middels externe financiering van enkele culturele projecten binnen de gemeente Thorn ook gelden beschikbaar om de zeer slechte materiële toestand van de gerechtelijke archieven te verbeteren. Dit betekent dat het archief - op enkele kleine uitzonderingen na - thans voldoet aan de geldende normen van goede staat van archivalia
Na de fusie van Thorn, Heel en Maasbracht werd besloten de vroegere functie van gemeentearchivaris, zoals die in Thorn bestond, niet meer voort te zetten. Wel werd de lopende inventarisatie van het rechterlijk archief gecontinueerd op basis van detachering bij de gemeente Maasgouw, met ook gedeeltelijke financiering van de loonkosten door de gemeente. Vooralsnog werden de werkzaamheden uitgevoerd in Thorn, later in Maastricht. De afronding van de feitelijke inventaris vond plaats in de herfst van 2009. Aangezien de gemeente Maasgouw per 1 januari 2007 niet meer voldeed aan de archief wettelijke eisen voor bewaargeving van oud-rechterlijke archieven door het Rijk, moest het archief terugkeren naar de rijksarchiefbewaarplaats bij het Regionaal Historisch Centrum Limburg te Maastricht. Wanneer de gelegener tijd de gemeente voldoet aan de wettelijke voorwaarden, kan tot vervreemding aan de gemeente worden overgegaan
Verantwoording van de inventarisatie
Lijst van gebruikte literatuur

Kenmerken

Datering:
1478-1796
Auteur:
Th. J. van Rensch
Omvang m1:
18,6
Inventaris:
Inventaris van de archieven van het hoofdgerecht Thorn en het kerspel Thorn (Maastricht 2010)