Uw zoekacties: Heerlijkheid Blitterswijk en Wanssum

01.031A Heerlijkheid Blitterswijk en Wanssum ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historische inleiding
01.031A Heerlijkheid Blitterswijk en Wanssum
Inleiding
Historische inleiding
Blitterswijk, een oude heerlijkheid in het Overkwartier van het Vorstendom Gelre, in de tegenwoordige provincie Limburg, werd begrensd ten noorden door de heerlijkheid Well, ten oosten door de Maas, ten zuiden door Broekhuizen, en ten Westen door Meerlo en Wanssum. Thans maakt Blitterswijk deel uit van de gemeente Meerlo, waarmede de heerlijkheid, evenals Swolgen en het gehucht Tienraai, in 1800, werd verenigd. De oudst bekende heren van Blitterswijk noemden zich Van Blitterwijck. In de Maasgouw van 20 Januari 1881. (1) *  lezen wij in een artikel van W. Hermans: "Als oudste heer van Blitterswijk kent men Willem van Blitterswyck, die in 1229 nog voorkomt in de oorlog tegen de Stadingers". Het jaartal 1229 zal wellicht 1233 moeten zijn. Immers de strijd tegen de Stadingers werd in dat jaar gevoerd. (2) *  De heerlijkheid bleef in het geslacht Van Blitterswijk tot in de 16de eeuw. In 1501 was Derick van Blitterswijck, die gehuwd was met Jutte van Appelteren, in het bezit van de heerlijkheid gesteld. Na zijn dood kwam zij aan zijn dochter Walborg, die, als weduwe van Derick van Lynden, gehuwd was met Wolter van Zuylen van Nathewys. In 1516 besloten deze echtelieden Blitterswijk af te staan aan Walborg's voorzoon Jasper van Lynden, die reeds heer van Hemmen was. Op 25 februari 1516 werd hij met Blitterswijk beleend (3) *  en sedert vinden wij deze heerlijkheid in het bezit van het geslacht van Lynden, in welke geslacht zij bleef tot in het laatst der 18de eeuw. Na de dood van Frans Godert baron van Lynden, in 1787, die sedert 1749 heer van Blitterswijk was geweest, werd zijn zoon Willem baron van Lynden met de heerlijkheid beleend.
Deze overleed vrij spoedig daarna, waarna Blitterswijk bij vererving overging aan Barthold en Margriet de Cocq van Haeften, kinderen van Willem's overleden zuster Anna Urselina baronesse van Lynden, die gehuwd was geweest met Jan Walraven de Cocq van Haeften. Margriet droeg haar aandeel in Blitterswijk over aan haar broeder Barthold, die er in 1788 mede werd beleend. (4) *  Barthold de Cocq van Haeften huwde, als weduwnaar van Carolina Justina Huydecoper, in 1790 met Arnolda Margriet Mackay. Hij stierf op Blitterswijk op 22 october 1808. Met hem stierf de tak uit. Zijn vrouw overleed als weduwe eveneens op Blitterswijk op 3 April 1849. Als erfgenamen liet zij vier dochters na; Blitterswijk bleef enige jaren onverdeeld. De dochters zijn successievelijk overleden in de jaren 1850, 1857, 1877 en 1881. De laatst gestorvene, Urselina Philippina barones de Cocq van Haeften, was gehuwd geweest met Georg Heinrich Ferdinand Sigesmund Freiherr von Hamelberg, die in 1870 gestorven was. Haar zoon Ferdinand stierf kinderloos in Januari 1884. In 1885 is het kasteel Blitterswijk c.a. door de toenmalige eigenaren overgedragen aan Mr. Oscar M.F.H. Thissen, die het goed verkocht ten behoeve van een Trappistineklooster. Van oudsher omvatte de heerlijkheid Blitterswijk het dorp van die naam. In 1627 stonden in de heerlijkheid 58 huizen. (5) *  terwijl in 1840 het aantal huizen 80 bedroeg met ruim 450 inwoners. (6) *  Bovendien stond er het kasteel, dat tot verblijfplaats van de heer van Blitterswijk diende, als hij zich in zijn heerlijkheid ophield. Niet altijd was het kasteel bewoond, vooral niet in de tijd, toen de leden van het geslacht van Lynden heren van Blitterswijk waren. Deze vertoefden veel op Hemmen of te Nijmegen.
Tijdens de afwezigheid van de Heer hield een rentmeester toezicht op het Huis en de goederen. In 1670, toen het Huis lange tijd niet bewoond was geweest en daardoor in verwaarloosde toestand was geraakt, werd het wederom bewoonbaar gemaakt. (7) *  Meer dan eens was het kasteel een toevluchtsoord voor de inwoners van de heerlijkheid. O.a. werd in 1602 tussen de heer van Blitterswijk en de naburen een overeenkomst gesloten om in geval van nood hun goederen op het kasteel in veiligheid te brengen. (8) *  En toen in 1635 door de vijand in de heerlijkheid grote verwoestingen werden aangericht, waren de inwoners van Blitterswijk en zelfs velen van Wanssum en andere naburige dorpen, met alles wat ze konden mede voeren op het kasteel gevlucht. Nadat het gevaar geweken was en de vluchtelingen het kasteel hadden verlaten, verhinderde de scholtis Jacob van Werdt hen hunne goederen terug te halen. In december lieten zij de goederen gerechtelijk terugvorderen, "want sylieden dieselfde, om den groeten sterfte ende sieckte in dese coude niet en connen ontbeeren ofte missen, ende derhalven moeten bederven; ende enige sonder dootcleden begraven souden moeten worden, want sommige daarop (9) *  noch hebben enich lynwaet ende anderen hunne bedgewaet, twelck in desen couden tijt, van gesonde menschen willen swijgen, van crancken menschen die tegenwoirdich hier nog veel sijn.....niet gemist en can worden, dewiel te meer hier in Blitterswick niet te branden en is". (10) *  Het kasteel werd in het begin der 19de eeuw gerestaureerd en onderging een grote uitbreiding door het aanbrengen van verschillende neven gebouwen. Bij de verbouwing werd een gedeelte van de afbraak van het gesloopte klooster Bethlehem te Oostrum gebruikt. (11) * 
Hiervoor werd reeds gezegd, dat het kasteel in de latere jaren der 19de eeuw is verkocht ten behoeve van een klooster, welke bestemming het thans nog heeft. In de Voorlopige lijst van Monumenten voor geschiedenis en kunst (12) *  wordt omtrent het gebouw het navolgende medegedeeld: "Het kasteel, (thans Trappistinnen-klooster), is in een door grachten omgeven, om een rechthoekige binnenplaats, opgetrokken gebouw van baksteen, boven het sousterrain twee verdiepingen en een zolderverdieping hoog, vóór zeven, terzijde vier vensters breed; midden in het voorfront verheft zich een nog twee verdiepingen hogere vierkante toren met houten spits. Oud (15de en 16de eeuw) is: het westelijk 4/7 gedeelte, met inbegrip van de toren; toegevoegd (wellicht eerste kwart 19de eeuw); het oostelijk 3/7 gedeelte. Midden in de voorgevel bevindt zich een ingang (eerste kwart 19de eeuw) aan een dubbele bordestrap met gesmeed ijzeren palmetten leuning; in het torenfront een steen mat alliantie wapen - Van Lynden-Vijgh en acht kwartier wapens (eerste kwart 17de eeuw) tussen Ionische pilasters onder steil fronton; aan de muur, rechts, enige gedenkkogels. Vensters vernieuwd. De torenkelder, met wandnisjes, overkluisd door een tongewelf met kappen; in een aangrenzende, gewelfde kelderruimte, kettingringen in de zware muren gemetseld. De oude indeling is niet meer herkenbaar; nog zichtbaar een wit marmeren schoorsteennis (circa 1800) met stucversiering. Een vrijliggend oostelijk bijgebouw bevat een houten schoorsteenbekleding (1789), een dito van gips (laatste kwart 18de eeuw) en een eenvoudige trap met leuning Lodewijk XVI". Van der Aa (13) *  deelt nog mede, dat het kasteel vroeger door een ringmuur, met werpgaten ter verdediging, was voorzien en dat de buitenmuren van het kasteel in cement gegoten en ruim 1 el 3 palm dik zijn.
Aan het bezit van de heerlijkheid waren onderscheidene rechten verbonden, waarvan het hoog- en laag gericht wel tot de voornaamste behoorde. De kettingringen in de gewelfde kelderruimte van het kasteel herinneren ons aan het strafgericht, dat eertijds daar uitgeoefend werd, terwijl tevens blijkt dat de gevangenen in de kerkers van het kasteel werden opgesloten. Van der Aa, schrijvende over het kasteel Blitterswijk, deelt mede: "Ook wordt er nog (14) *  een stok of blok gevonden, waarin oudtijds de gevangenen met de voeten gesloten werden". Voor de gewone rechtspraak kwamen scholtis en schepenen, sedert de 16de eeuw, bijeen in het veerhuis te Blitterswijk, waarvoor een afzonderlijk vertrek was aangewezen. Boven de deur, die toegang gaf tot dit vertrek, stond als opschrift: Diligite Justiciam, vos qui Judicatis terram. (Bemint de rechtvaardigheid, gij die (op) de aarde oordeelt). In de Maasgouw, (15) *  waaraan deze mededeling over het veerhuis is ontleend, lezen wij verder: Deze spreuk is op eigenaardige wijze verklaard en uitgelegd in de volgende aanmaning, die op het eerste blad van het zestiende eeuwse gedingboek der Blitterswijkse schepenbank staat: Ein richter aeder ein Scheffen sael gelich rychtenn allen luyden und unpartyes sien, op sunst geiner siedenn wanchenn, sonder den bardt gelyck hyn aff stricken, und die waege gelyck hangenn. Er soll ouch bie den urtell goeden fliet hebbenn, und sich nae synen mueglychenn fliet daerin woell bewarenn, dann nae hie ein falsch urtell sprick, so ys er eherlois und meynedich". Het zegel der schepenbank vertoonde de H. Maagd, staande van voren op een wassenaar en dragende op de linkerarm het Goddelijk kind, terwijl zij in de rechterhand een scepter houdt.
Van oudsher hadden de heren van Blitterswijk het collatierecht van de kerken te Blitterswijk, Meerlo, Swolgen en Wanssum. De velerlei stukken, welke daarover in het hierachter beschreven archief zijn bewaard gebleven, getuigen van de vele bemoeiïngen, welke zij met de uitoefening van dat recht hebben gehad. (16) *  Tot de heerlijke rechten behoorden voorts de jacht en visserij, alsmede het houden van een duiventil. Ook hadden de heren van Blitterswijk het recht van een veer over de Maas. Hierboven deelde ik reeds mede, dat het veerhuis, dat in de heerlijkheid aan de Maaskant was gelegen, gedurende enkele eeuwen ook als Rechthuis is gebruik geweest. In de Maasgouw (17) *  deelt W. Hermans omtrent het veerhuis nog het een en ander mede, waaraan het hiernavolgende is ontleend: ''Ons veerhuis, vóór het in de zestiende eeuw tot rechthuis bestemd werd, was particulier eigendom van zekere Hendrik Klompemakers en zijn vrouw Heilken. Deze verkochten het, volgens een originele perkamenten brief van 1565. (18) *  aan jr. Arndt van Lynden, heer van Blitterswijk en zijn vrouw Gertrudt van Dypenbroeck..... In vermelden brief wordt dat huis, gelegen up die Masen, genoemd Patersgoet". Dan vraagt de heer Hermans: "Van waar die naam?" Waarop hij als antwoord geeft: "Vele oudere van dagen hoorde ik in mijn jeugd spreken van een overlevering, als zou er nabij het Sterrebosch of Wynhovenhof een klooster gestaan hebben; zelfs waren er tijdens hun leeftijd aldaar nog oude stenen fondamenten ontdekt. Deze plaats ligt op vier of vijf minuten afstand van het veerhuis. Is die overlevering waar dan komt men onwillekeurig tot de gedachte, dat gemeld huis voorheen een eigendom van dat klooster was en daarom Patersguet genoemd werd.
Onze archieven echter melden niets van het bestaan van een klooster aldaar". Het veerhuis is in 1731 verbouwd en schijnt in die toestand te zijn gebleven, althans tot in het jaar 1879, toen nog in de voorgevel vier ankers te zamen het jaar 1731 vormden. (19) *  Het veer heeft enige malen het onderwerp van geschil uitgemaakt. Zo was in het laatst der 16de eeuw Frans van Lynden, als heer van Blitterswijk, in proces met de heer Van Well over het veer.
De heer van Well betwistte de heer van Blitterswijk het recht om met schuiten of ponten vee en karren over te zetten, op grond dat de heer van Blitterswijk slechts het recht van voetveer had. Het geding duurde lange tijd en werd eindelijk in 1592 besloten door een minnelijke schikking. (20) *  Ook in de 18de eeuw was er een dergelijk geschil. Op 11 Augustus 1760 n.l. klaagde vrouwe Louisa de Pas de Feuquières van Well, dat de veerman van Blitterswijk hare rechten als eigenares op een veer op de Maas schond, door in plaats van alleen personen, ook hout en vee over te varen. In 1797 is het veer, in verband met de veranderde omstandigheden, overgegaan naar de Domeinen. In de jaren 1815-1846 heeft vrouwe A.M. Mackay, douarière baron B. de Cocq van Haeften, pogingen aangewend om het veer in particuliere eigendom terug te krijgen, doch zonder succes. Tot de heerlijkheid behoorde voorts nog het windrecht; de in verband daarmede gestichte windmolen werd verpacht. De heren van Blitterswijk maakten deel uit van de Ridderschap van het Overkwartier. Ten slotte zij hier nog medegedeeld, dat hertog Karel op 26 September 1517 aan de eerste heer van Blitterswijk uit het geslacht Van Lynden, n.l. Jasper van Lynden, "om eyn geboirlicken gunst by ons dairvur gedain heefft", toegezegd heeft, "dat die heerlicheit van Blitterswyck mitten hof Tongerloo, gelegen in den kerspell van Zevenhem und andere totter zelver heerlicheit ind leenguede gehoerende van nu voirtaen then ewygen dage toe mit geenerley onraitzpenningen, schattingen, ruytergelde, margengelde off dergelycken ongewoentlicken penningen van ons, onsen erven off nae comelingen besweert off belesticht sall worden".(21) *  In het jaar 1766 werd de heerlijkheid Wanssum met de heerlijkheid Blitterswijk verenigd.
Wanssum was geen oude heerlijkheid, doch vormde vroeger één der schepenbanken van het ambt Kessel. In 1655 bestond er bij de Hoge Regering het voornemen om verschillende dorpen in het Overkwartier, waaronder ook Wanssum, als heerlijkheden met hoge, middelbare en lage jurisdictie te verkopen. Op 11 Mei van dat jaar stelde de Rekenkamer van Gelder, residerende te Roermond een ontwerp op van de voorwaarden, waaronder tot die verkoop zou worden overgegaan. (22) *  Het plan is blijven rusten tot in 1673, toen Wansum, evenals andere plaatsen in het ambt van Kessel, als een afzonderlijke heerlijkheid verkocht werd aan de heer V. Schellardt, die tevens heer van Geisteren was. (23) *  Het dorp Wanssum was niet groot. In een geschil van het jaar 1676 over het collatierecht van de kerk te Wanssum, wordt verklaard, dat de parochie Wansum maar ongeveer 30 huizen telde, "alle soe doen by malkanderen gelegen, dat de kuster voor de kerckdeure de schel roerende, van alle ingezetenen kan gehoirt worden, en daeromme gereeckent wordt voer de gemaeckelykste pastorie int geheele bisdom. (24) *  Tot omstreeks 1750 bleef Wanasum in het bezit der familie Van Schellardt. Na de dood van Johan Willem van Schellardt (circa 1740) werd op 22 Augustus van dat jaar zijn weduwe Leonora Magdalena barones van Metternich, ten behoeve van haar minderjarige zoon Adam, met de heerlijkheid beleend. "Niet lang daarna", aldus Eversen en Meulleners, (25) *  "moet de heerlijkheid in het bezit gekomen zijn van de familie Van Hatzfeld, want in 1766 werd zij door een lid dezer familie verkocht aan Frans Godert van Lynden, die ze met zijn heerlijkheid Blitterswijk verenigde".
Geschiedenis van het archief
Lijst van Heren en Vrouwen van Blitterswijk genoemd in het hierachter beschreven archief, met vermelding der jaren waarin ze voor het eerst voorkomen.
Regesten

Kenmerken

Datering:
1360-1846
Auteur:
A. Oltmans
Omvang m1:
1,5 - 64 charters
Inventaris:
Inventaris van het Archief der heerlijkheden Blitterswijk en Wanssum