Uw zoekacties: Huis De Doornenburg

0382 Huis De Doornenburg ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0382   Huis De Doornenburg
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Geschiedenis van het huis en het archief
laatste wijziging 05-03-2024
735 beschreven archiefstukken
160 gedigitaliseerd
totaal 5.248 bestanden
Inventaris
1. Huis Doornenburg
N.B. Hieronder zijn opgenomen de archivalia betreffende de aan de heeren van de Doornenburg behoord hebbende goederen onder Doornenburg, Angeren en Pannerden.
2. Geslachten die bezitters van de Doornenburg zijn geweest
3. Regesten
1 Arnoldus de Amestelle, ridder, neemt voor zich en zijn oudste zoon of dochter van deken en kapittel ten Dom in lijfpacht 10 hoeven lands en alle andere goederen en rechten van het kapittel te Achtersloete.
Gevidimeerd in de acte van 1550 December 20 (reg.no. 143)
2 Arnoldus, heer van Wachtenduch, ridder, wiens zoon Godefridus in het huis te Walshem van de orde van St. Jan getreden is, geeft aan dit huis zijn tienden in het kerspel Enghene, die hij in leen heeft van de graaf van Gelria, en zijn overige goederen, als bruidschat ingebracht door zijn vrouw Jutta, zuster van Arnoldus de Skusa.
Gevidimeerd in de acte van 1322 Juli 23 (reg.no. 7)
3 Gosuinus de Linden verklaart, dat de cijnsen in het kerspel Darenborch, die deken en kapittel der kerk van St. Albertus te Aquis bezeten hebben, door koop gekomen zijn aan heer Wilhelmus de Darenborch, ridder.
Oorspronkelijk (Inv.no 99), met het licht geschonden zegel van de oorkonder.
4 Gerardus de Lyere, richter van Reynaldus, graaf van Gelria en Betua, oorkondt, dat Theodericus genaamd Doys de Haelt, zoon van wijlen Otto Boule, ridder, en zijn vrouw Hadewigis, Otto de Haelt en Borgardus, broeders van genoemden Theodericus Doys, erkennen verkocht te hebben aan heer Wilhelmus de Dornike, ridder, al hun bezittingen in het kerspel Dorenborg.
Oorspronkelijk (Inv.no 70); het zegel van de oorkonder is verloren.
5 De afficiaal van het Hof van Traiectum oorkondt, dat heer Hermannus "investitus" van de kerk van Driele bij Zoutboemel aan Johannes "investitus' van de kerk van Haeften, zijn verontschuldigingen aanbiedt voor eventueel door hem ten nadele van heet Johannes gebruikte woorden.
Oorspronkelijk (Inv.no 11) met merk en onderschrift van de notaris Ghiselbertus Clotinc.
6 Willem, graaf van Henegouwen, Hollant, Zeeland en heer van Vrieslant, geeft aan Thyeman, Wisse, Florens en Clemensie, kinderen van heer Gherst Tyemans, voor hun rechten op de helft van de molen in het ambacht ten Zande, een rente van 15 pond 's jaars, gaande uit 's Graven hoeve van Duvenee in de Lyere.
Oorspronkelijk (Inv.no 354), met een fragment van het zegel van de oorkonder.
7 Jacobus de Housthoerne, domdeken te Traiectum, Henricus de Wolfsteghe, abt van het klooster van St. Paulus, geven vidimus van de acte van 1294 September 7 (reg.no. 2).
Oorspronkelijk (Inv.no 194); de zegels van de oorkonders zijn verloren.
8 Wouter van Zoelen, richter in Betu, oorkondt, dat Conraet Belyensoen en zijn vrouw Herborgh opdragen ten behoeve van Willaem van Dornic 4 molder gerst, gaande uit het goed van Henric van Ghent.
Oorspronkelijk (Inv.no 170) met het geschonden zegel van de oorkonder.
9 Th. Heer van Monyoey en Valcenborgh, geeft aan Willelmus genaamd Hoer Gonc de Angeren 3 morgen land, die hij in leen heeft van de oorkonder, genaamd Campstoc, gelegen naast het land van heer Stephanus de Angeren, ridder, en Bruno Copkensz, toestemming dit land vrij te verkopen.
Oorspronkelijk (Inv.no 165), met het zegel van de oorkonder in rode was.
10 Sophie, jonkvrouwe van Bilant, dochter van wijlen heer Jan, heer van Bilant, geeft in erfpacht aan heer Villem van Dornuch, haar neve, de Cowart, waarvan deze reeds de helft bezit, behalve de vogelarij en de visserij, welke waard zij geerfd heeft van haar vader.
Oorspronkelijk (Inv.no 195), met het zegel van de oorkondster.
11 Willem van den Berghe bevestigt ten behoeve van heer Willem van Dornich, ridder, de brief d.d. 1345 Mei 10 (reg.no. 10), door zijn vrouw Sophie, jonkvrouwe van Bilant, gegeven.
Oorspronkelijk (Inv.no 195), met het zegel van de oorkonder.
12 Henricus de Walla, richter in Hussen, Cesarius Mychteldis en Gerardus Duemer, schepenen aldaar, oorkonden, dat Philippus de Heecker aan heer Theodericus de Bylant, ridder, afstaat zijn goederen in Wada, genaamd "dat goeth in der Waden""
Oorspronkelijk (Inv.no 196), met het licht geschonden stadszegel van Huussen.
13 Hermanus Vischer, Pelagius de Baerl, Henricus Vos en Everardus Korneken, schepenen in Hussen, oorkonden, dat Wilhelmus de Viiracker erkent schuldig te zijn aan heer Theodoricus de Bylant, ridder cum suis een bedrag van 45 pond.
Oorspronkelijk (Inv.no 197), met het geschonden stadszegel van Huussen.
14 Wuerus Jacobi en Gerardus de Hee, schepenen in Hussen, oorkonden dat Theodoricus Zesken en zijn vrouw Hilla erkennen schuldig te zijn aan Hubertus Gerardi van Maberghen een rente van 2 pond 's jaars, gaande uit hun huis en molen cum annexis.
Oorspronkelijk (Inv.no 198); het schepenzegel van Huussen is verloren.
15 Heylwich van Bylant geeft aan Dydderic van Bylant, haar neve, ridder, in erfpacht het goed te Darenborgh, dat Dydderic van de Bruke van haar in jaarpacht heeft, en haar visserij te Darenborgh, voor 45 pond 's jaars.
Oorspronkelijk (Inv.no 71), met het zegel van de oorkondster, in rode was.
16 Reynout, hertog van Gelre en graaf van Zutphen, beleent na opdracht door Sophia, vrouwe van Bylant, Sophie, weduwe van heer Wyllem van Doerenborch, ridder, met de halve tiend te Doerenborch.
Afschrift in Inv.no 7, folio 1.
17 Heynric van der Lecke, ridder, en zijn vrouw Liisbeth van de Buetseler, geven aan vrouwe Katerine van de Buetseler, weduwe van heer Gadert van de Buetseler, al hetgeen hun aanbestorven is van heer Zweder van de Buetseler, hun zwager en broeder.
Oorspronkelijk (Inv.no 311), met de zegels van de oorkondster en van Jan van Benthem; het zegel van de oorkonder is verloren.
18 Stine van Nyel, weduwe van heer Arnt van Nyel, ridder, en haar zoon Henric van Nyel verkopen aan Johan van Bylant heer Dircszoon een rente van 2 molder gerst 's jaars uit land in Angheren.
Oorspronkelijk (Inv.no 171), met de zegels van de verkopers.
18a Zie regestnummer 182.
19 Henric van Hacvoerden en zijn vrouw Guede, verklaren gescheiden te zijn van Johan heer Didericszoon van Bylant, van de goederen aan Guede aangevallen van haar vader heer Willam van Daernic, haar moeder en haar broeder heer Willam van Daernic, ridder, waarbij aan Johan van Bylant de borch en het huis te Darenborch en alle goederen in het kerspel Darenborch en in de Bethue, en alle tynsen, pachten en renten die de erflaters nagelaten hebben, worden toegewezen.
Oorspronkelijk (Inv.no 1), met de zegels der oorkonders.
20 Godert van Laecmonde geeft kwijtschelding aan zijn vader heer Rutger van Laecmonde, ridder, en zijn moeder Margriet van zijn rechten op hun bezittingen of nalatenschap.
Oorspronkelijk (Inv.no 199), met het zegel van de oorkonder.
21 Willem van Gulich, hertog van Gelre etcetera, geeft in erfpacht aan heer Jan van Bylant, ridder, zijn raad, de wind en het gemaal te Ghent, Dorenborgh en Angheren.
a Oorspronkelijk (Inv.no 112), het zegel van de oorkonder is verloren.
b Afschrift van circa 1545 (Inv.no 113)
c Afschrift (begin 17e eeuw (Inv.no 113)
22 Willem van de Walle en Evert van de Wal, schepenen te Ghent, oorkonden, dat Dieric van Opwicke overdraagt aan Johan van Ghent ten behoeve van heer Johan van Bylant zijn rechten op een stuk land te Ghent, afkomstig van Dieric van Ecke.
Oorspronkelijk (Inv.no 200), met de licht geschonden zegels der oorkonders.
23 Willem van Gulich, hertog van Gelre etcetera, beleent heer Johan van Bilant, ridder, zijn raad, met het tynsgoed en de tynsen te Angeren en Anheroyen (sic), die heer Willem van Dairnick bezeten had, en die heer Derich, vader van heer Johan, na heer Willem bezeten had, en alle rechten van beleningen, manschappen en erven cum annexis te Angheren en te Huessen, die heer Derich bezeten had, alles behorende in het leen van de heerschap van Valkenborch.
Oorspronkelijk (Inv.no 165), met het zwaar geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
24 Willem van Gulich, hertog van Gelre etcetera, beleent heer Johan van Bilant, ridder, zijn raad, ten behoeve van diens vrouw Geertrudt van Doernich met de tienden te Angeren, waarvan het convent Nyencloister de wederhelft bezit, losbaar met 500 oude schilden, na lossing te beleggen in goederen in Gelre of Zutphen, waartegenover Johan en zijn vrouw aan den Hertog overgegeven hebben 2 rentebrieven die heer Wouter van Doernich, ridder, bezeten had.
Oorspronkelijk (Inv.no 166), met het licht geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
25 Philips van Pollanen, ridder, beleent zijn neve heer Dirc van Hodenpijl, op te volgen door zijn jongsten zoon Aernt, met de tienden te Monster en het land te Ockenborghe.
Oorspronkelijk (Inv.no 305a); het zegel van de oorkonder is verloren.
26 Willem, hertog van Gelre etcetera, beleent vrouwe Geertruyt van Doornick en van Bilant met de tienden te Angheren, zoals wijlen heer Johan van Bilant, ridder, die in leen bezeten had, waarvoor haar zoon heer Derich van Bilant de leeneed aflegt.
Oorspronkelijk (Inv.no 166), met het licht geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
27 Willem, hertog van Gelre en van Gulich, graaf van Zutphen, vergunt aan zijn raad heer Derick van Bilant, ridder, zijn vrouw Margriete te lijftochten aan alle van de Hertog gehouden leengoederen.
a Oorspronkelijk (Inv.no 2), met het geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
b Afschrift in Inv.no 7, folio 2
28 Reynalt, hertog van Gulick en van Gelre, graaf van Zutphen, beleent heer Derich van Bylant, ridder, met het huis te Dorenborch met de voorburcht, 8 morgen land en de halve tiend te Dorenborch, en de tyns en "landtschap" te Angeren en Angeroyen, zoals zijn overleden vader, heer Johan van Bylant dit van 's Hertogen broeder hertog Willem gehouden had, verder met Crachtswerdt te Angeren buitendijks gelegen, de tiend te Renwick, 9 morgen te Waemell.
a Oorspronkelijk (Inv.no 2), met het zegel van de oorkonder, in rode was.
b Afschrift in Inv.no 7, folio 4
29 Evert van der Borch en Reyner de Richter, buurmeesters te Angheren, oorkonden dat, ten overstaan van cijnsgenoten, Dirc de Richter en zijn vrouw Alit erkennen schuldig te zijn aan heer Dieric van Bylant, ridder, een rente van 3 oude schilden 's jaars, gaande uit een huis cum annexis te Angeren, belast met "buercijns".
Oorspronkelijk (Inv.no 172), met de zegels van Evert van der Borch, van de cijnsgenoot Reyner van Dolre en van Dirc de Richter, het laatste gebroken; het zegel van de buurmeester Reyner de Richter is verloren.
30 Heilwich van Hirnen, weduwe van Gerrit van Hirnen, Eerst van Eymeren en zijn vrouw Willem geven in erfpacht aan Evert van der Waeden en Henric van der Waeden Hermanszoon 17 hont 90 roeden land in Angeren opt Sentstucke.
Oorspronkelijk (Inv.no 176) met de zegels van Heilwich en Eerst en van de waarborgen Henric van Wely, Gerrit van Wely en Gerrit van Hirnen; het zegel van Willem, de vrouw van Eerst van Eymeren, is verloren.
31 Dirck die Greef en zijn vrouw Gherit en Willem die Greef beloven aan heer Dirck van Bilant, ridder, dat zij op diens aanmaning een rente van 3 oude schilden 's jaars zullen kopen, in verband met de door hen gevestigde rente van dit bedrag op hun land en hofstad, die zij in leen hebben van heer Dirck voornoemd, en dat zij deze rente in dit leen zullen opnemen.
Oorspronkelijk (Inv.no 201) met de zegels van Johan van Rossem en Dirck Vaec.
32 Herman van Ghent geeft in erfpacht aan Johan Gründuvel een stuk land onder Angheren aan de Keysestraet, genaamd Open Lueten.
Oorspronkelijk (Inv.no 177), met de zegels van de erfpachters Bruyen van Huesen, Evert van der Borch en Aernt van der Heuvelwiick.
33 Evert Hoycke en Henrick Menne, schepenen te Huessen, oorkonden dat Gherit ter Molen erkent in erfpacht ontvangen te hebben van heer Derick van Bylant, ridder, een stuk land in de Laeck.
Oorspronkelijk (Inv.no 202), met het schepenzegel van Huussen.
34 Reynalt, hertog van Gulich en van Gelre, graaf van Zutphen, beleent zijn knape Volpert Schade, zijn deurwaarder, met de goederen en renten, die zijn overleden kapelaan heer Derick Schale bezeten had, gelegen onder Eymerich, Elten en Lobede.
Oorspronkelijk (Inv.no 521), met het zegel van de oorkonder, in rode was.
35 Arnolt, hertog van Gelre en van Guylich, graaf van Sutphen, beleent, na opdracht door zijn raad heer Derick van de Bylande, ridder, diens zoon heer Johan van de Bylande, ridder, met het huis of slot te Doerenborch met de voorburcht en de Vlasten, groot 8 morgen, de tienden te Doerenborch en Angheren, en de Graeffswerdt, en dat zijn vrouw Sophye van Rossum en met voorbehoud van de lijftocht van vrouwe Margriet van Langerack, vrouw van heer Derick en moeder van heer Johan.
Afschrift in Inv.no 7. Folio 5.
36 Maria van Aspeltheren, abdis, en het convent van 's Grevendaill geheiten Nyecloister verpachten aan Johan van Arp 5 morgen land in het kerspel Dornenborch geheten dat Schaer aan de landwetering, voor 5 oude schilden 's jaars, te betalen aan den pastoor van Dornenborch ten behove van het convent.
Oorspronkelijk (Inv.no 101) met de licht geschonden zegels van de abdis en het convent.
37 Heylwich, weduwe van Johan Joede, verklaart dat Johan van der Borch haar opgedragen heeft 6 stukken land, groot 311/2 morgen, gelegen onder Angheren, welk land zij aan Johan weder in erfpacht heeft uitgegeven, en draagt haar rechten over aan heer Dierick van Bylant, ridder, en diens vrouw Margariete.
Oorspronkelijk (Inv.no 158); het zegel van de oorkondster is verloren.
38 Meus van Asch en zijn vrouw Jut erkennen in erfpacht ontvangen te hebben van heer Johan van Bylant, ridder de 10 hont land, vermeld in de brief van gelijke datum.
Oorspronkelijk (Inv.no 178), met de zegels van de oorkonder en van de erfpachters
Aernt van der Huevelic (geschonden) en Deric de Richter.
39 Heer Johan van Bylant, ridder, geeft in erfpacht aan Meus van Asch 10 hont land onder Angheren aan de Bergertsche straet en het land van de kapel van Angheren.
Oorspronkelijk (Inv.no 178); het zegel van de oorkonder is niet aanwezig.
40 Johan van Hoyckmaet geeft in erfpacht aan heer Johan van Bylant, ridder, een stuk land onder Angheren aan de Keyserstraet, groot 131/2 hont, genaamd Die Lueten.
Oorspronkelijk (Inv.no 177), met de zegels van de oorkonder en van de waarborgen Deric van Hoykmaat, Guedert Hermanszoon, Evert van der Borch en Aernt van der Huvelic.
41 Willem, heer tot Naeldwijck en Capelle, maarschalk van Hollant, beleent Dirc van Hoonpijl met de goederen en renten, hem aangestorven van zijn vader Aernt van Hoonpijl.
Oorspronkelijk (Inv.no 305a), met het geschonden zegel van de oorkonder.
42 Arnolt, hertog van Gelre en van Gulich, graaf van Zutphen, oorkondt, dat heer Johan van Bylant, ridder, zijn vrouw Fie van de Bylant lijftocht aan de Krachtssweert te Angheren en een tiend aldaar, genaamd de Grote thienden.
Afschrift in Inv.no 193, folio 1.
43 Aernt van der Huevelick en zijn vrouw Bely verklaren een erfwissel gedaan te hebben met heer Johan van Bylant, ridder, waarbij deze ontvangt 5 mogen land te Angheren op Nyewelant aan de Keysertraet, genaamd Nyewelant, dat zij van heer Derci van Bylant in leen hadden, welke leenplicht wordt overgebracht op het leen van heer Johan verkregen land Gamelwoert te Angheren.
Oorspronkelijk (Inv.no 159), met de zegels van de oorkonder en den borg Evert van der Borch; het zegel van de borg Guedert Hermanszoon is verloren.
44 Gijsbert Raven erkent in erfpacht te hebben ontvangen van heer Johan van Bylant, ridder, een stuk land onder Angheren aan de Steenberchsche leigraaf, genaamd der Jueden Lueten.
a Oorspronkelijk (Inv.no 179), met de zegels van de oorkonder en van de erfpachters Evert van der Borch en Guedert Herman Garyszoon
N.B.Door vocht beschadigd.
b Afschrift 16e eeuw (Inv.no 179)
45 Johan van Bilant, ridder, oorkondt, dat voor hem en zijn tynsgenoten Liisken van Duusterbeke overdraagt aan Daem Dircsen Huem de hofstede Hartenborch te Dorenborch.
Oorspronkelijk (Inv.no 72), met het geschonden zegel van de oorkonder.
46 Johan van Hoyckmaet erkent schuldig te zijn aan heer Johan van Bylant, ridder, 81/2 molder gerst en haver 's jaars, gaande uit 2 stukken land te Angheren, het ene aan de Keyserstraet en geheten de Lueten, het andere aan de Bargertsche straet en geheten de Geer.
a Oorspronkelijk (Inv.no 173), met de zegels van de oorkonder en van zijn broeder Deric van Hoykmaet.
b Afschrift Inv.no 113.
47 Heer Johan van Bylant, ridder, en Johan van Rossum sluiten, te beeindigen van hun geschillen, een overeenkomst over dijken en wegen.
Oorspronkelijk op papier (Inv.no 203), met de opgedrukte zegels van de oorkonders.
48 Melis uten Enghe verklaart ter regeling zijner schulden aan Jacob, heer tot Gaesbeeck, mr. Wouter Grawert, deken van Oudmunster, Peter Grawert, schout te Utrecht, en Jacob Stoeck, rentmeester van de jonker van Gaesbeeck, opdracht te geven orde van zaken te stellen, hetgeen deze hierbij doen, waarbij aan zijn vrouw Ave Grawert het goed te Heer Melisweert wordt voorbehouden.
Oorspronkelijk (Inv.no 221), met de zegels van de scheidslieden (dat van Jacob van Gaesbeeck in rode was) en van de oorkonder.
49 Willem van Lottum en zijn vrouw Leen erkennen schuldig te zijn aan heer Johan van Bilant, ridder, 2 oude schilden ad 3 rijnsche guldens 's jaars gaande uit buitendijks gelegen land onder Angheren aan de Keiserstrate.
Oorspronkelijk (Inv.no 174), met de zegels van de erfpachters Wolter van der Borch en Gadert Garys.
50 Johan van Broechusen Evertszoon en zijn zoon Evert van Broechusen erkennen verkocht te hebben aan Gheryt van Zulen Lambertszoon 12 morgen land in Nederlangbroeck in de 25 Hoeven.
Oorspronkelijk (Inv.no 297); de zegels van de oorkonders zijn verloren.
51 Johan van de Steenhuis, richter in Nederbetuwe, oorkondt dat Johan van Bylant, heer tot Dorenborch en zijn vrouw Fie van Bylant elkander lijftochten aan al hun goederen en rechten gelegen in Nederbetu.
Afschrift in Inv.no 193, folio 2.
52 Aernt van de Kirckhoff, richter in de Bylant, oorkondt dat Johan van Bylant, richter, en zijn vrouw Fie van Rossum elkander lijftochten aan hun bezit in de Bylant, namelijk de waard in pacht bij Johan Buysken, groot 12 morgen, aan de Loefensche stranck, en een goed, in pacht bij Ot van de Wal cum suis, groot 54 morgen, naast de gemeente van Darenborch en aan de Rijn.
Afschrift in Inv.no 193, folio 3.
53 Johan van der Steenhuis, richter in Nederbetu oorkondt, dat heer Johan van Bylant, ridder, en zijn vrouw Fie van Bylant elkander lijftochten aan al hun goederen en rechten in Nederbetu.
Afschrift in Inv.no 193, folio 2v.
54 Thomaes Collert en Johan van Heeze namens heer Johan van Bylant, ridder, en zijn vrouw Fye van Rossem, vrouwe van Bylant, ten eenre, en Otto van Hessen en Arnt van Hessen namens Derick van Wylaeck en diens vrouw Liissbetthe van Bylant, ten andere, sluiten een magescheid, waarbij aan Derick de Rosswert en de Poll, onder Hulhuyssen, leenroerig aan Cleve, toegewezen worden, met voorbehoud van lijftocht voor heer Johan en zijn vrouw.
Oorpronkelijk (Inv.no 192), met de zegels van de 1e, 3e en 4e scheidslieden, van Johan, Fye en Derick; de zegels van de 2e scheidsman van Lysbett zijn verloren.
55 Rutger van de Boitzeler verklaart - aangezien wijlen Sander van Eyle Rutgerszoon, zijn neve, voor enige jaren overleden zonder kinderen bij zijn vrouw Yde Aelbertsdochter Aembloncs na te laten - dat Sanders moeder, wijlen Alverne van Yngelschem, nicht van de oorkonder, toen nog in leven was en Sanders schulden moest betalen, dat Yde, die alleen de lijftocht had, vorderingen van Sander heeft geÏnd, waardoor hij (Rutger) benadeeld is, dat hij daarom zijn zoon Wilhem van de Boitzeler volmacht om de zaak tegen Yde te behandelen.
Oorspronkelijk (Inv.no 312), met het licht geschonden zegel van de oorkonder.
56 Wilhelm, heer ten Berge, ten Bilant en tot Hedel en Arnt Riperbant, leenmannen van de hertog van Cleve, graaf van de Marck, oorkonden, dat Rutgher van de Boitzeler Rutgherszoon en zijn zoon Willem van de Boitzeler overeenkomen, dat Willem zijn vader zal helpen bij het betalen zijner schulden, dat Willem aan zijn vader zal afstaan het goed te Didam, door Willem van Bernt van Velen ingewonnen, doch alleen in vruchtgebruik, waartegenover Rutgher opdraagt ten behoeve van zijn zoon het leengoed die Horst te Didam, dit bezeten heeft.
Oorspronkelijk (Inv.no 313), met de zegels van de leenmannen en van Rutgher van de Boitzeler.
57 Arnolt, hertog van Gelre etcetera, Wilhem, broeder to Gelre, heer tot Egmonde, tot Iisselsteyn en 's lands van Mechgelen, als scheidslieden, Johan, heer tot Ghemen, Henrich, heer tot Wyssch, Giisbert van Bronckhorst, heer tot Batenborch en t' Anholt, Henrick, heer tot Homoit en tot Wyssch, en Herman van Wye, heer tot Hyrnen, als verwanten van Reynalt van Homoit, heer then Dorenweert, en Sophye zijn vrouw ter eenre, Johan van der Donck, heer tot Biecht, Arnt van Oy, heer tot Ubberghen, Franck Pieck, Derick van der Lawick en Otto van de Stade, ambtman van Overbetu, als verwanten van Arnt Pieck Franckenszoon en zijn vrouw Sophye van de Bylant ten andere, gaan een erfmagescheid aan, waarbij Reynalt van Homoit en zijn vrouw het slot te Dorenborch cum annexis wordt toegewezen, tegen diverse betalingen aan Arnt Pieck en diens vrouw.
Oorspronkelijk (Inv.no 4), met de zegels van de oorkonders en de partijen, waarvan de beide eerste in rode was, en ten dele licht geschonden.
58 Arnolt, hertog van Gelre en van Gulich, graaf van Zutphen, die op 31 Augustus 1453 Sophie van Bylant, vrouw van Reynart van Homoit, na dode van haar vader heer Johan van de Bylandt, ridder, beleend had met het huis en slot te Dorenborch met de voorburcht, 8 morgen genaamd de Vlasten en de tienden te Doerenborch en te Angeren en de Graeffswerdt, alsmede met de tienden te Randwick, doch waarvan haar moeder Sophie van de Bylandt de lijftocht beweerde te hebben, oorkondt dat deze en haar man Arnt Pieck Franckensoen haar rechten op deze leengoederen opdraagt ten behoeve van haar dochter voornoemd, voor wie haar man de leeneed aflegt.
Afschrift in Inv.no 7, folio 7.
59 Reynalt van Homoedt, heer then Doerenweerdt, beleent Henrick van Huessen met 4 morgen land opter Steghen en 3 morgen op de Gamelvoort, beide te Angheren.
Afschrift in Inv.no 205, folio 1v
60 Reynalt van Homoet, heer then Doerenweerdt, oorkondt als tynsheer, dat Beernt Snypert en Johan Haverkamp, kerkmeesters te Huessen, opdragen ten behoeve van Henrick van Huessen 1 morgen land onder Angheren op Verghet.
Afschrift in Inv.no 205, folio 2.
61 Johan van der Keldonck doet afstand ten behoeve van Johan in den Gronde, diens vrouw Hil en haar zoon Johan van de van zijn vader Lueff van der Keldonck geërfde rechten op land in Keppelrevelde in de laatschap van Keppelhave in het schependom van Udemervelde.
Oorspronkelijk (Inv.no 522); het schependomszegel van Udemervelde is verloren.
62 Arnolt, hertog van Gelre en van Gylich, graaf van Zutphen, oorkondt, dat vrouwe Sophie van de Byland, vrouw van heer Johan van He,ert, in plaats van Johan van Rossum, haar man als hulder stelt, en dezen de lijftocht geeft van de Doerenborch cum annexis waarmede zij beleend was.
Afschrift in Inv.no, 7, folio 8
63 Ghiisbert van Bronckhorst (!), heer to Bathenborch en t' Anholt, geeft toestemming aan zijn neve, heer Ghiisbert van Wachtendunck, ridder, van de verkoop van een rente van 7 rijnsche guldens 's jaars aan Bernt van Zilvolden, gaande uit aan hem leenroerige lenen.
Oorspronkelijk (Inv.no 294), met een licht geschonden zegel van de oorkonder.
64 Johan, heer tot Hemert, ridder, en zijn vrouw Sophia van Bylant, verklaren, dat zij ter ere Gods, Maria en de Vier Maarschalken in de kerk te Darenborch op het St. Thomas'altaar een vicarie stichten, waar wekelijks 4 missen gelezen moeten worden voor de stichters, den ouden heer Johan van Bilandt, jonker Reynalt van Hoemoet, heer Dirick van Bilant, ridder, en zijn vrouw Margriet van Bilandt, heer Johan van Bilant, ridder, en zijn vrouw Sophia van Bilandt, Margriet van Bilant, Wilhem van Langeraick en Goessen van Rossum en zijn vrouw Maraild van Rossum.
a Afschrift op perkament (Inv.no 121)
b Afschrift (Inv.no 121)
65 David de Burgondia, bisschop van Traiectum, geeft zijn goedkeuring aan de stichting van de vicarie, vermeld in de acte dd. 1469 December 21 (reg.no. 64) waar deze doorgestoken is.
Afschrift op perkament (Inv.no 121)
66 Henric, heer tot Naildwijck en ter Capellen, ridder, erfmaarschalk van Hollant, geeft uitstel tot zijn mondigheid aan Jorys van Hodempijl Arnmtszoon voor de lenen, hem aanbestorven van zijn vader Aernt van Hodempijl.
Oorspronkelijk (Inv.no 305a), met het licht geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
67 Bernt van Wisch en Gaedert van Schapensell erkennen schuldig te zijn aan Derick van Zulen een rente van 181/2 rijnsche gulden, met belofte van leisting.
Oorspronkelijk (Inv.no 295), met het geschonden zegel van de eersten oorkonder; dat van de tweden is verloren.
68 Jan Stoip, secretaris van de hertog van Burgonden en griffier van diens rekenkamer van Brabant, als stadhouder van de lenen van Gelre en Zutphen, oorkondt dat heer Johan, heer tot Hemert, ridder, als man van Sophia van de Bylant, de eed vernieuwt voor het huis en slot ter Doerenborch met de voorburcht en 8 morgen land aldaar, genaamd de Vlasten, de tiend te Doerenborch en Angeren, de Graeffsweert en de tienden te Randwiick.
a Oorspronkelkijk (Inv.no 2), het zegel van de oorkonder is verloren.
b Afschrift in Inv.no 7, folio 12
69 Arnt van der Laewick, richter in de Overbetue, oorkondt dar Raeb van der Horst laat peinden voor een niet betaalde rente de goederen van Liisbeth, weduwe van Johan van Rosshem, gelegen onder Doerenborch, waarna deze toegewezen werden aan Johan van Cleve.
Oorspronkelijk (Inv.no 74), met het zwaar geschonden zegel van de gerichtsman Gerrit die Jo (de?); de zegels van de richter en den gerichtsman Sander Kuut zijn verloren.
70 David van Bourgoende, bisschop t'Utrecht, geeft zijn goedkeuring aan de panding door zijn raad en maarschalk van het Oversticht Melys wten Enge, aan de goederen van Willebrant van Rossum, Luytken Wouterszoon en Geryt die Keyser, voor een schuld van 200 rijnsche guldens.
Oorspronkelijk (Inv.no 222), met het zegel van de oorkonder, in rode was.
70a Zie regestno. 183.
71 Henrick Romer, richter, en schepenen van Anholt oorkonden, dat heer Giisbert van Wachtendonck, ridder, erkent verkocht te hebben aan Derick van Zuylen het goed te Avergoir in de heerlijkheid Anholt.
Oorspronkelijk (Inv.no 296), met de geschonden zegels van de verkoper, den richter op het schependom van Anholt.
71a Zie regestno. 184.
72 David van Bourgoende, bisschop t'Utrecht, geeft zijn goedkeuring aan de rekening en verantwoording van zijn raad en maarschalk van het Oversticht, Bernt uuten Enge, als kastelein van het slot ter Horst over 1491-1493.
Oorspronkelijk (Inv.no 223), met het zwaar geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
73 Heynrick, heer tot Naeldwijck, ter Capellen etcetera, ridder, erfmaarschalk van Hollant, beleent Philips Ruychrock van de Werve, raad van de aartshertog van Oistenrijck, na opdracht door Joris van Houdenpijl Aerntszoon, met de tiend te Monster, leenroerig aan de hofstede van Pollaenen, met toestemming dit te vermaken aan zijn neve Ghiisken, petekind van de leenheer, zoontje van Philips' dochter Marie en Joris bastaard van Brederode.
Oorspronkelijk (Inv.no 305a) met het zegel van de oorkonder, in rode was.
74 De officiaal van de Aartsdiaken van Traiectum bevestigt Godefridus Heymericuszoon als vicaris van de vicarie of kapellanie in de Mariakapel in Derthesen in het kerspel Doorn, opengevallen door de dood van Bernardus de Wolfswinckel, voorgedragen door den collator Bernardus uten Eng.
Oorspronkelijk (Inv.no 227), met het geschonden zegel van de oorkonder.
75 Margareta van Hoemoet, weduwe van Jan van Vorst, vrouwe then Dorenwerdt, en Frederick, Reyner en Jan van Vorst, gebroeders, verklaren dat zij, aangezien hun zuster en tante Mary van Montfoert aan haar zuster Margareta voornoemd de heerlijkheid Dorenwerdt afgestaan heeft, onder voorbeheod van een rente van 200 rijnsche guldens levenslang, in plaats van die rente aan haar afstaan een uiterwaard beneden Reynkoem, genaamd de Junfrauwenwerdt aan de Rijn, en de Eytzenkamp onder de Dorenwerdt.
Afschrift (Inv.,no. 209), gecollationeerd door notaris Wilhelmus Kerckhoff.
76 Derick van Oerdt en Gerloch van Bruyenen, schepenen te Oelden Kalkar, oorkonden, dat voor Claes van de Bergell, richter, en schepenen voorneomd heer Adam van Haelt, priester, vicaris in de moederkerk te Kalkar, aan Wilhem van Lintloe het losrecht geeft van een rente van 3 rijnsche guldens, gaande uit zijn erftijnsgoed te Bavenholt.
Oorspronkelijk (Inv.no 308), met het geschonden schependomszegel.
77 Kaerle, hertog van Gelre etcetera en graaf van Zutphen, beleent Marie van Homoet, weduwe van heer Sweder van Montfoordt, ridder, met huis en slot te Darenborch met de voorburcht, met de Vlasten, groot 9 morgen, de grote en smalle tienden te Darenborch en Angeren, de Graifs weirdt of Crachts weirdt te Angeren, de tyns en lant schoiff te Angeren en Agenroyen, haar aanbestorven van haar ouders Reynalt van Homoet en Sophie van Bylant, vrouwe tot Hemert, en in lijftocht bezeten door wijlen heer Johan van Hemert, ridder, waarna vrouwe Marie het leen weder opdraagt, met voorbehoud van lijftocht, ten behoeve harer zuster Margriete van Homoet, weduwe van Johan van Voirst, wier zoon Reynalt van Voirst de eed aflegt.
1 Oorspronkelijk (Inv.no 2), met het licht geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
2 Gevidimeerd in de acte van 1500 October 9 (reg.no. 78)
78 Burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem geven vidimus van de brief van 1500 (reg.no. 77)
a Oorspronkelijk (Inv.no 2); het stadszegel is verloren.
b Afschrift in Inv.no 7, folio 10
79 Heer Jacob then Broick, pastoor der moederkerk te Doirnenborch, en Henrick van Camphuysen, koster aldaar, verklaren, aangezien Margriet van Homoit, weduwe van Johan van Voirst, vrouwe then Doirnwerdt, voor de pastorie en de kosterij een huis en hofstede te Doirnenborch, gelegen tussen de hofstede van O.L. Vrouwe en de wedemhof bij de kerknuren heeft geschonken, zij bepaalde diensten in de kerk zullen houden.
Afschrift (Inv.no 120), gewaarmerkt door notaris Johannes Besselinck.
80 Margrieta van Homoit, weduwe van Voirst, vrouwe then Doirewert, verzoekt aan den Domproost t' Utrecht c.q. diens officiaal of stadhouder, aangezien de vicaris in de kerspel van Doirneborch, gesticht ter ere Gods, Maria en St. Thomas apostel, opengevallen is door de dood van heer Gherit van Wyenhoven, om heer Zeger van de Hatert, door haar tot vicaris benoemd, te willen bevestigen.
Oorspronkelijk (Inv.no 117), met fragmenten van het zegel van de oorkondster.
81 Arnt Pittingh en Henrick Momme, schepenen te Aeldenkalker, oorkonden dat voor Gerit van de Bergell, richter, en schepenen voornoemd, Wilhem van Lyntloe overdraagt aan Herman van de Gort een rente van 3 rijnsche guldens 's jaars, gaande uit zijn erftynsgoed te Bavenholt onder het schependom en gericht van Aeldenkalker.
Oorspronkelijk (Inv.no 309), met het geschonden schependomszegel.
82 De officiaal van de aartsdiaken van Traiectum maakt bekend, dat hij Zegerus van de Hatert bevestigd heeft als vicaris van de vicarie te Doirneborch.
Oorspronkelijk (Inv.no 117), met het geschonden zegel van de oorkonder.
83 Jacobus van de Broyeck, pastoor van de kerk St. Martinus in Darenborch, verklaart dat hij, ingevolge de met deze getransfigeerde brief d.d. 1502 November 19 (reg.no. 82), dit mandaat op Sint Andreas (30 November) van het altaar in bedoelde kerk gepubliceerd heeft.
Oorspronkelijk (Inv.nr. 117), met het geschonden zegel van de oorkonder.
84 Sibilla van Rijnensteyn, weduwe van Geerloff van Vorselaer, sticht een vicarie in de kerk van Wijck bij Duersteden, en schenkt daarvoor 10 morgen land onder Cothen over de Sandtbrugge, de helft van 5 morgen w hont in de Melckwijck in het gericht van Wijck en 11/2 morgen land aldaar, waarvan de eerste bezitter zal zijn Naiell Janszoon van Dorthesen, haar neef, en waarvan de stichteres, en na haar haar 3 dochters Magdalena, Agniet en Armgart de collatie zullen bezitten.
Afschrift in Inv.no 298, folio 2.
85 Fredericus, markgraaf van Baden, bisschop van Trajectum, bevestigt de stichting van een vicarie, vermeld in den brief d.d. 1506 Februari 16 (reg.no. 84) waar deze doorgestoken is.
Afschrift in Inv.no 298, folio 7v.
86 Sybilla van Rijnensteyn, weduwe Geerloff van Vorsselaer bepaalt, dat van de door haar gestichte vicarie (zie reg.no. 84) de collatie zal komen aan de oudste afstemmelingen harer dire dochters.
Afschrift in Inv.no 298, folio 8v.
87 Burgemeester, schepenen en raad der stad Kalkder verklaren te hebben laten afkopen door Peter van Riiswick een tyns van 5 schillingen 's jaars, gaande uit zijn huis, afkomstig van Peter Koester, vader van zijn vrouw, gelegen aan de Markt.
Oorspronkelijk (Inv.no 315), met het geschonden schependomszegel.
88 Friderick, bisschop t' Utrecht, geboren markgraaf van Baden, geeft zijn goedkeuring aan de rekening en verantwoording van zijn raad Bernt wtten Enge als rentmeester 's lands van Utrecht over 1510/11.
Oorspronkelijk (Inv.no 224), met het zegel van de oorkonder, in rode was.
89 Margriet van Hoemoet, weduwe van Johan van Voerst, vrouwe than Dairenweert, Frederick (sic) van Voerst, Reynalt van Voerst en Johan van Voerst, gebroeders, gaan een erfmagescheid aan van hun vaderlijke en moederlijke goederen, waarbij aan vrouwe Margriet diverse landerijen en renten worden toegewezen, aan Frederick het huis en de heerlijkheid Daerenweert cum annexis, Reynalt het huis ther Daerenborch, Johan het losrecht van het huis te Valburg. Cum annexis.
Oorspronkelijk (Inv.no 5), met de ten dele geschonden zegels van de partijen en van Frederick, heer tot Voerst en Keppel, Henrick, heer tot Gent, erfhofmeester, Willem van Rossum, heer tot Zoelen, maarschalk, Herman van Boedbergen, Johan van Aerhem en Bartolt van Gent, heer tot Loenen.
90 Kairle, hertog van Gelre etcetera, geeft zijn consent aan het erfmagescheid van 1513 November 5 (reg.no. 89), waar deze doorgestoken is.
Oorspronkelijk (Inv.no 5), met het zegel van de oorkonder, in rode was.
91 Johan ten Haeff en Thoenis Sticker, schepenen te Kalker, oorkonden, dat voor de richter te Kalker en schepenen voornoemd Henrick Backhuyss en zijn vrouw Aelheit van de Boitzeler en Willem Routert met zijn vrouw Derixsken, dochter van Aelheit voornoemd, afstand doen van het versterf van Wilhem van de Boitzeler en diens vrouw Eva, en van het te verwachten versterf van Wilhem van Lyntloe.
Oorspronkelijk (Inv.no 314), met het schependomszegel.
92 Frederick, bisschop t' Utrecht, geboren markgraaf van Baden, geeft zijn goedkeuring aan de rekening en verantwoording van zijn raad Berndt uuyten Enge als rentmeester 's lands van Utrecht over 1511/13.
Oorspronkelijk (Inv.no 224), met het zegel van de oorkonder, in rode was.
93 Frederick, bisschop t' Utrecht, geboren markgraaf van Baden, geeft zijn goedkeuring aan de rekening en verantwoording van zijn raad Berndt uuyten Enge als rentmeester 's lands van Utrecht over 1513/14.
Oorspronkelijk (Inv.no 224). Met het zwaar geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
94 Joist van Bemmell verkoopt, mede daartoe gemachtigd door Frans en Johan van Bemmell, zijn broeders, aan Johan van Triest van Arnhem de beterschap van hun kampje land genaamd Reyner Dirickssoen kampken, groot 2 mogen, gelegen in het kerspel Bemmell, aan hem tynsplichtig.
Oorspronkelijk (Inv.no 419), met de licht geschonden zegels van de oorkonder en van de tynsgenoot Evert Kievit; het zegel van de tynsgenoot Johan van Bronckhorst is verloren.
95 Johannes Lammay, notaris publicus, instrumenteert, dat Margareta, weduwe van Voirst, besloten heeft aan de vicarie, gesticht in de kerk te Dorenborch, een hofje tegenover de kerk en een rente te schenken.
Afschrift op perkament (Inv.no 121).
96 Reynolt van Voirst en zijn vrouw Elizabeth Zaudenbalchs beloven hun zwager Harmen van Boitbergen schadeloos te houden voorde medebezegeling van een rentebrief ten behoeve van het klooster Gaessdonck.
Oorspronkelijk (Inv.no 208), met de zegels der oorkonders.
97 Frederich, bisschop t' Utrecht, geboren markgraaf van Baden, geeft zijn goedkeuring aan de rekening en verantwoording van zijn raad Berndt uuyten Enge als rentmeester 's lands van Utrecht over 1514/15.
Oorspronkelijk (Inv.no 224), met het licht geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
98 Philips van Bourgoinguen, bisschop t' Utrecht, geeft zijn goedkeuring aan de rekening en verantwoording van zijn raad Berndt uuyten Enge als rentmeester 's lands van Utrecht over 1516/17.
Oorspronkelijk (Inv.no 224), met het geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
99 Herman Gorissen erkent in erfpacht ontvangen te hebben van vrouwe Merry van Hoemoet, weduwe van heer Sweder van Montfordt, een aantal landerijen onder Angheren waaronder het Zantstuck, de Grote Hoiff, Anderhalffgart, Mommekempken, en stelt daarvoor als onderpand 3 morgen land aldaar genaamd Die Cloeten.
Oorspronkelijk (Inv.no 180), met de zegels van de oorkonder en van Roloiff die Ruter en Derich van der Boirch.
100 Philips van Bourgoingnen, bisschap t' Utrecht, geeft zijn goedkeuring aan de rekening en verantwoording van zijn raad Berndt uuyten Enge als rentmeester 's lands van Utrecht over 1517/18.
Oorspronkelijk (Inv.no 224), met het geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
101 Philips van Bourgoingnen, bisschop t' Utrecht, geeft zijn goedkeuring aan de rekening en verantwoording van zijn raad Berndt uuyten Enge van de penningen komende "uuyter kisten van de huysgelden" in het Nedersticht.
Oorspronkelijk (Inv.no 225), met het zwaar geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
102 Philips van Bourgoingnen, bisschop t' Utrecht, geeft commissie aan Jacob van Mynen (sic) voor het kasteleinschap en rentambt van Apcoude cum annexis.
Oorspronkelijk (Inv.no 215); het zegel van de oorkonder, in rode was, is nagenoeg verloren.
103 Kaerll, hertog van Gelre en van Guilich, graaf van Zutphen, beleent Reiner van Vorst met het grote huis en slot te Doerenborch met de voorburcht, de Vlasten, groot 9 morgen, de grote tienden te Doerenborch en Angeren, de smalle tienden aldaar, de Graeffswerdt of Craechtswerdt te Angeren, de tyns en landschoof te Angeren en Angeroyen, hem aanbestorven van zijn moeder Margriet van Homoet.
Afschrift in Inv.no 7, folio 11.
104 Margriet van Bekesteyn, weduwe van Dirck van Bekesteyn bepaalt, dat de oudste der afstammelingen van Dirck voornoemd collator zal zijn van het door haar gestichte beneficie, maakt bepalingen omtrent de te lezen missen, en het bidden op het graf van Jacob Gerritsdochter van Hillegom, en geeft voor het onderhoud van de vicaris de helft van 39 gemeten land in Zeeland op Westenrijck.
Opgenomen in de acte d.d. 1522 Mei 17 (reg.no. 105)
105 Notaris Laurentius Petri instrumenteert, dat jonkvrouw Margareta de Bekesteyn, weduwe van Theodericus de Bekesteyn, inwoonster van Harlemum, ter voldoening aan de laatste wens van haar overleden dochter Judoca, op het altaar van St. Lucas evangelist en vicarie sticht, volgens een in de acte opgenomen wilsverklaring (reg.no. 104).
a Oorspronkelijk (Inv.no 331), met het merk en onderschrift van de notaris.
b Afschrift (Inv.no 331)
106 Dr. Georgius de Theemseken, proost en aartsdiaken der kerken van Cassell en Harlebeken, en pastoor van de kerk van St. Bavo in Harlem, geeft toestemming tot de stichting, vermeld in den brief van gelijken datum (reg.no. 105)
a Oorspronkelijk (Inv.no. 331); het zegel van de oorkonder is verloren. Met onderschrift van de notaris, Laurentious Petruszoon.
b Afschrift (Inv.no. 331)
107 Philippus de Burgundia, bisschop van Traiectum, geeft zijn goedkeuring aan de stichting, vermeld in den brief van 1522 Mei 7 (reg.no. 105), waar deze doorgestoken is, en de benoeming van heer Ripprandus Johanneszoon de Craeck, priester, als vicaris.
a Oorspronkelijk (Inv.no. 331), het zegel van de oorkonder is verloren.
b Afschrift (Inv.no. 331)
108 Henrick, elect t' Utrecht, paltsgraaf bij Rijn en hertog in Beieren, geeft commissie aan Jacob van Aenstell van Minnen, als heemraad op de Leckedijk van Amerongen tot beneden de Vaertt.
Oorspronkelijk (Inv.no. 216), met het zegel van de oorkonder, in rode was.
109 Geryt van Lochorst, ridder, presenteert aan den bisschop tot Utrecht of diens vicaris en aan den proost van Oude Munster of diens officiaal, namens zijn vrouw Cornelia Johansdochter van Driebergen, voor de vicarie van O.L. Vrouwe opnieuw heer Anthonis van Amerongen, die wegens het vermoeden van zijn overlijden voorlopig was opgevolgd door heer Gheerloff van Amerongen, sindsdien overleden, voorzover dit nodig mocht zijn.
Oorspronkelijk (Inv.no. 299); het zegel van de oorkonder is verloren.
110 Henrick, elect en conformaat t' Utrecht, paltsgraaf bij Rijn en hertog in Beieren, geeft commissie aan Jacob van Aempstel en van Mijnden als raad en hofmeester.
Oorspronkelijk (Inv.no. 217), met het geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
111 Joest van Brederoede, bastaard, en Jan van Alckemaede oorkonden als leenmannen van de grafelijkheid van Hollandt bij absentie van die der hofstede van Pelanen, dat Ghysbrecht Joryszoon van Brederoede erkent verkocht te hebben aan Gheryt van Spaerwoude een tiende in Monsterambacht, hem aangekomen door dode van zijn moeder Marye, dochter van Philips Ruychrock van de Werve en bij dispositie van dezen, welke Gheryt daarmede beleend wordt met voorbehoud van vruchtgebruik voor Ghysbrecht en zijn vrouw Belyw van Outhorst.
Oorspronkelijk (Inv.no. 305a), met de geschonden zegels van de oorkonders, in rode was.
112 Broeder Marten van Nymegen, prior, broeder Jan van Galen, subprior, broeder Wilhem Kessemor, broeder Augustijn van Lyt, procurator, en de gewone broeders van het klooster der Predikerorde te Calker, verklaren, dat Arnt van Lynteloe aan hen afgelost heeft de pandsom van 100 gouden clinckerts, waarvoor wijlen Johan Bierman de Cleyne Morencamp aan hen verpand had.
Oorspronkelijk (Inv.no. 316), met het geschonden zegel van het convent, in rode was.
0382 Huis De Doornenburg
Inventaris
3. Regesten
112
Broeder Marten van Nymegen, prior, broeder Jan van Galen, subprior, broeder Wilhem Kessemor, broeder Augustijn van Lyt, procurator, en de gewone broeders van het klooster der Predikerorde te Calker, verklaren, dat Arnt van Lynteloe aan hen afgelost heeft de pandsom van 100 gouden clinckerts, waarvoor wijlen Johan Bierman de Cleyne Morencamp aan hen verpand had.
Oorspronkelijk (Inv.no. 316), met het geschonden zegel van het convent, in rode was.
Datering:
1528 April 21 (op Dynstdach nae Belaeken Paessen Quasi modo geniti)
Toegangsnummer:
0382 Huis De Doornenburg
Organisatie: Gelders Archief
laatste wijziging 19-03-2014
113 Joest van Bemmell, ambtman van Overbetou, en de naburen van Doerenborch geven toestemming 5 mogen land van de gemeente te gebruiken.
Oorspronkelijk op papier (Inv.no. 128)
114 Reyer Symonszoon en Willem van Berckenrode, schepenen in Haerlem, oorkonden dat deken en vinders van het H. Sacrementsgilde in de parochiekerk van St. Baven te Haerlem erkennen ontvangen te hebben van jonkvrouwe Margriet van Bekesteyn 12 karolus'gulden voor het branden van een kaars op de kandelaar van de schenkster.
Oorspronkelijk (Inv.no. 327); de zegels van de oorkonders zijn verloren.
115 Florys van Egmondt, graaf tot Bueren en Leerdam, heer t' IJsselsteyn etcetera, geeft commissie aan Jacob van Mijnen als zijn rentmeester-principaal en-generaal van IJsselsteyn, Benschop en Polsbroeck.
Oorspronkelijk (Inv.no. 218), met fragmenten van het zegel van de oorkonder, in rode was.
116 Joerden Kerstkens en Henrick Kruyss, schepenen te Aldekalker, oorkonden, dat Arnt van Lenteloe aan heer Henrick Mesmeker, priester, het levenslang vruchtgebruik geeft van een rente van 48 rijnsche guldens, gaande uit zijn goederen onder Aldekalker.
Oorspronkelijk (Inv.no. 317), met het licht geschonden schependomszegel.
117 Het Hof van Hollandt benoemt, bij consent van het merendeel der crediteuren van jonkvrouwe Juliana, weduwe van Dirck Jan Soucken, Jan de Heuter, schout van Delft, tot curator over haar goederen.
Opgenomen in de brief d.d. 1533 Juli 21 (reg.no. 123)
118 Aernt Sandelin, raad-ordinaris van het Hof (van Holland) en mr. Rombout van Steynemoelen, secretaris, verklaren dat de crediteuren van jonkvrouwe Julianan (Soncken) voor hen gecompareerd zijn ter inventarisatie van de boedel.
Opgenomen in de brief d.d. 1533 Juli 21 (reg.no. 123)
119 Het Hof van Hollandt bepaalt, dat de crediteuren van jonkvrouwe Juliana Soncken zich moeten houden aan de inventarisatie, vermeld in den brief van 1533 Mei 7 (reg.no. 118), en de curator gemachtigd is de goederen te verkopen.
Opgenomen in de brief d.d. 1533 Juli 21 (reg.no. 123)
120 De graaf van Houchstraeten, heer van Montigny etcetera, stadhouder-generaal van Hollandt, Zeelant en Vrieslant, de eerste en andere raden van de Rade van Hollant, bevelen aan den eersten gezworen exploitier van de camere van die Raad, de goederen van jonkvrouwe Juliana Soncken te verkopen.
Opgenomen in de brief d.d. 1533 Juli 21 (reg.no. 123)
121 Voor het Hof van Hollant compareert Jan Willem als gemachtigde van Jan die Heuyter, curator van de goederen van jonkvrouwe Juliana Soncken, mededeling doende van oppositie tegen verkoop van goederen, waarna het Hof verklaart dat de verkoop door zal gaan.
Opgenomen in de brief d.d. 1533 Juli 15 (reg.no. 123)
122 De graaf van Hoochstraeten, heer van Montingny etcetera, stadhouder-generaal, de eerste en andere Raden das Keizers in Hollandt, Zeelandt en Vrieslandt, geven sententie in zake de verkoop der goederen van jonkvrouwe Juliana Soncken.
Opgenomen in den brief d.d. 1533 Juli 21 (reg.no. 123)
123 Het Hof van Hollandt geeft goedkeuring aan de liquidatie van de boedel van Juliana, weduwe van Derck Jan Soncken, onder insertie van de brieven van 1533 Januari 31, Mei 7, Mei 31, Juni 4 en Juli 15 (reg.no. 117-122)
Afschrift op perkament (Inv.no. 336)
124 Philippe le Muet, secretaris des Keizers in de Grote Raad van Mechelen, oorkondt dat Elizabeth van Blaeyele, weduwe van heer Nicolaes Everardi, president van die Raad, machtig maakt mr. Pieter van Sinte Pieters, haar schoonzoon, en secretaris van de Raad van Hollant, om aan haar zoon mr. Nicolaes Nicolai, raad des Keizers in de Raad van Hollent, het goed Teylingerhorst in Wassenaer over te dragen.
Geïnsereerd in de brief d.d. 1536 Mei 30 (reg.no. 125)
125 Bouwen Janszoon, schout te Wassenaer en Zuydtwijck, oorkondt, dat mr. Pieter de Sancto Petro, secretaris van het Hof van Hollant, op grond van een geinsereerde volmacht d.d. 1536 Januari 9 (reg.no. 124) over draagt aan mr. Nicolaes Nicolai het goed Teylingerhorst te Wassenaer.
Oorspronkelijk (Inv.no. 357), met het geschonden zegel van de oorkonder.
126 Kaerle, keizer van Romen etcetera, oorkondt, dat Jacob van Aempstel en van Mijnden zijn vrouw Johanna Johansdochter van Nyenrode lijftocht aan het huis en hofstede Loenresloot cum annexis.
Oorspronkelijk (Inv.no. 213), met het zegel van het leenhof van Utrecht, in rode was.
127 Floris van Egmondt, graaf to Bueren en Leerdam, heer t' Ysselstein etcetera, kapitein-generaal des Keizers en gouverneur van heerlijkheid en land van Kuyck en stad Grave, maakt bekend dat hij Jacob van Amstel van Mijnen commissie gegeven heeft als stadhouder van de lenen van Kuyck.
Oorspronkelijk (Inv.no. 219), met het licht geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
128 Notaris Theodoricus de Schoerl, notaris, instrumenteert dat Arnoldus de Velen, rector van de St. Lucas'vicarie in de parochiekerk van St. Bavo te Haerlemum, met toestemming van de patroon Walterus de Bekesteyn, overdraagt aan de memorieheren der genoemde kerk een tyns van 3 rijnsche guldens 's jaars, gaande uit de helft van 39 gemeten land in Westenrijck in Zelandia, verpacht aan Leonardus Speck, onder voorwaarde dat de vicaris der genoemde vicarie ten eeuwigen dage zal deelnemen aan de memoriediensten en de emolumenten daarvan.
Oorspronkelijk (Inv.no. 332), met merk en onderschrift van de notaris.
129 Georgius de Egmont, bisschop van Traiectum, geeft zijn goedkeuring aan de schenking, vermeld in de brief d.d. 1539 Augustus 17 (reg.no. 128) waar deze doorgestoken is.
Oorspronkelijk (Inv.no. 332); het zegel van de oorkonder is verloren.
130 Maximiliaen van Egmondt, graaf to Bueren en Leerdam, heer t' Isselstein etcetera, gubernator der stad Grave en 's lands van Kuck, maakt bekend dathij commissie gegeven heeft aan Jacob van Amstel van Mijnden, zijn ambtman te Grave en 's lands van Kuck, als stadhouder van de lenen van Kuyck.
Oorspronkelijk (Inv.no. 219) met het geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
131 Reynault van Brederoede, bastaard, schout, Willem van Erp, Franck van Ruempst en mr. Johan Frenckenszoon, schepenen van Vianen, oorkonden, dat Willem Dobbe, Frans Everts en Gheryt Dirckszoon die Griemer als kerkmeesters te Vianen overdragen aan Catharine Ghoessensdochter van Weesel 4 morgen land te Helsdingen in Bloemendael.
Oorspronkelijk (Inv.no. 304), met het geschonden zegel van Reynaudt, heer tot Brederoede, vrijheer tot Vianen etcetera, in rode was, en de zegels van schout en schepenen.
132 Eerst Taets van Amerongen, oudste zoon van Magdalena van Amerongen, die de oudste dochter was van Sibilla van Rijnensteyn en Geerloff van Vorselaer, ten eenre, en Huybert van Vliet, afstammend van de derde dochter Arnmgard van Vorselaer, en Johan van Derthuysen, namens en als enige zoon van Otto, die de oudste zoon is van de tweede dochter Agniet van Vorselaer, bepalen dat de door Sibilla gestichte vicarie eerst zal komen aan Floris Taets van Amerongen, zoon van eerst voornoemde oud 19 jaar, daarna aan Hulaert van Vliet en ten slotte aan Otto van Darthuysen.
Afschrift in Inv.no. 298, folio 10v.
133 Judocus de Modderborch, deken van de kerk te Wijck bij Duyrstede, en Cornelius a Zuytoert, pater van het convent van Maria Magdalena aldaar, oorkonden, dat Ernestus Taets ab Amerongen, Hubertus van Vliet en Joannis a Darthuysen Ottoszoon een accoord sluiten over de presentatie van Florentius Taets ab Amerongen, zoon van Ernestus voornoemd, voor de vicarie van de H. Drieeenheid en Allerheiligen in de kerk te Wijck, gesticht door hun grootmoeder Sibilla de Rijnensteyn.
Afschrift in Inv.no. 298, dolio 9v.
134 Georgius d'Egmont, bisschop van Trajectum, geeft zijn goedkeuring aan het accoord, vermeld in den brief d.d. 152 Mei 31 (reg.no. 132)
Afschrift in Inv.no. 298, folio 14v.
135 Karel, keizer van Rome etcetera, graaf van Holland etcetera, beleent, na opdracht door heer Aelbrecht Bol, priester, Ysbrant van Sperwou Gerritszoon met een gesate lands in Alphender Hoorne, groot 24 morgen, bij zijn kinderloos overlijden te vererven op zijn vader Gerrit Sperwou.
Oorspronkelijk (Inv.no. 305c), met fragmenten van het zegel van de oorkonder, in rode was.
136 Jan Janszoon van Broechusen verhuurt aan Jannychgen, weduwe van Gijsbert Evertszoon, 2 morgen land in Overlangbroick, voor 5 carolus guldens en 2 kapoenen 's jaars.
Oorspronkelijk op papier (inv.no. 228)
137 Henrick van Huessen up Gruythyuss als tynsheer en Claes van Dam, buurmeester te Angeren, oorkonden, dat Uwen Buckynckx en zijn vrouw Wendell Verlaer overdragen aan Derick van Meckeren en diens vrouw Ghertruydt van Domssaler een rente van 41/2 rijder gulden, gaande uit hun huis en molen over de dijk te Angeren aan de Jofferenstraat bij de Boekeler, belast met 3 schilden 's jaars voor de vicarie te Doirnenborch en andere renten.
Oorspronkelijk (Inv.no. 175), de zegels van de oorkonders, Johan Ghiisbertszoon en Gerryt Gründuvell zijn verloren.
138 Adriaen Vranckens en Cors Claeszoon, schepenen in Delft, oorkonden dat Huych Jacobszoon, zoon van jonge Jacob Joostenzoon verkocht heeft aan zijn zwager Augustijn Jacobszoon Stalpert 1/4 deel van 31/2 morgen poortland buiten de koepoort te Delft, hem aangekomen van zijn overleden broeder Joost Jacobszoon.
Oorspronkelijk (Inv.no. 336); de zegels der oorkonders zijn verloren.
139 Claess Symonszoon verkoopt een rente van 7 daalders 's jaars, gaande uit zijn goederen te Dornenburch, aan ?
Oorspronkelijk (Inv.no. 107), met 3 zegels.
140 Geryt van Spaernwoude, die in 1527 van Gijsbrecht, zoon van Jorys den bastaard van Brederode, de tienden te Monster, leenroerig aan den graaf van Arenburch als heer van Naeldwijck, gekocht had voor 200 guldens, overwegende dat zijn zoon Ysbrant van Spaernwoude van zijn neef heer Aelbrecht Bolle een woning met 24 morgen land te Alphenderhorn, leenroerig aan de grafelijkheid van Hollant, verkregen heeft voor 800 gulden, schenkt aan zijn voornoemde zoon de hoofdsommen en voornoemde aankopen met de daarop gevallen kosten.
Oorspronkelijk (Inv.no. 305b), met het zegel van de oorkonder, in rode was.
141 Pater en mater van het kleine convent van St. Cecilia te Calker oorkonden, dat juffer Luitgard van Linteloe afstand doet van de nalatenschap harer moeder, en haar rechten op die van haar vader, broeders en zusters, wanneer die openvallen, ten behoeve van haar vader Arnt van Linteloe als vruchtgebruik, na diens dood te komen aan haar broeders Wilhem en Lambert en haar zuster Joist.
Oorspronkelijk (Inv.no. 310), met het conventszegel.
142 Noy opgen Ordt en Evert van de Rijn, schepenen te Aldekalkar oorkonden, dat voor de richter Hanryck van Dusseldorp en schepenen voornoemd Eyffs van de Kamp aan jonker Arndt van Lynteloe het losrecht geeft van een rente van 5 daalders 's jaars.
Oorspronkelijk (Inv.no. 318), met het geschonden schependomszegel.
143 Adrianus a Renesse de Wulven, deken van de catedrale kerk van Traiectum, geeft vidimus van de brief van 1275 Februari (reg.no. 1)
Oorspronkelijk (Inv.no. 276), met het geschonden zegel van de oorkonder, in rode was.
144 Kaerle, rooms keizer etcetera hertog van Gelre etcetera, geeft den duerwaarder van de kanselarij van Gelre en Zutphen opdracht, op verzoek van Derick van Gelre, heer tho Arssen, een sommatie uit te brengen tegen Johan van Pallant, heer to Keppell, ter terugbetaling van verschoten penningen gebruikt voor herstel van het huis Voirst te Doesborch en de hof te Keppell.
Oorspronkelijk (Inv.no. 523), met een fragment van het zegel van de oorkonder, in rode was.
145 Het Hof en de Raad des Keizers in zijn erflanden van Uuytrecht, verklaart de eisch van Steven van Buytendijck, te Utrecht, als man van Odilia, natuurlijke dochter van wijlen heer Johan van Zuylen van Nyvelt, tegen Amelis van Zuylen van Nyvelt, Jacob van Amstel van Mijnden, Aert van Nyvelt, heer Johan van Amstel van Mijnden, Aert van Nyvelt, heer Johan van Nyvelt, Peter van der Moelen als man van Oda, Frederick, Jacob en Hadewich, kinderen van wijlen Jacob van Nyvelt, over de nalatenschap van heer Johan voornoemd, niet ontvankelijk.
Oorspronkelijk (Inv.no. 214), met het licht geschonden zegel van Justitie van het Hof, in rode was.
146 Ernst Taets van Amerongen erkent ontvangen te hebben van Huybert van Vliet, zijn neef, de oorspronkelijke brieven van fundatie van de vicarie (reg.no. 84-86, 132-134), die in het onderhavige boek afgeschreven staan en belooft deze te zullen bewaren ten behoeve van de afstammelingen der stichteres.
Afschrift in Inv.no. 298, folio 15.
147 Bouwen Janszoon, schout van Wassenaer en Zuytwijck oorkondt, dat Miecheltgen Dircxdochter weduwe van Cornelis van der Woordt, overdraagt, na openbare aankondiging, aan Floris van Dam de Haringswoninge, groot 81/2 morgen, onder Wassenaer met de klingen, gelegen tussen de Heerwech en de Buerwech.
Oorspronkelijk (Inv.no. 360), met het geschonden zegel van de oorkonder.
148 Wyllem opgen Born, Claes van Geesthusen en Evert van Rijn, schepenen te Aldekalker, oorkonden, dat voor Hanryck van Dusseldorp, richter, en schepenen voornoemd jonker Joest van Lynteloe verklaarde, dat de overgifte van het huis Bavenholt door zijn broeder jonker Wyllem van Lynteloe, krachteloos is.
Oorspronkelijk (Inv.no. 306a), met het schependomszegel.
149 Kaerlle van de Bossche tot Gruythuyss als tynsheer te Angeren oorkondt, dat Wolter Gharys en diens vrouw Alidt van Betthou, Derick en Johan van Betthou als ooms en voogden van Gerrytgen en Jennyken, de onmondige kinderen van hun overleden broeder Johan, opdragen ten behoeve van Claes van Dam hun aandeel aan een hofstad te Angeren bij het kerkhof van de kapel, afkomstig van hun moeder en grootmoeder Koen van Betthou.
Oorspronkelijk (Inv.no. 163), met de zegels van de tynsheer, Wolter Gharys, Gerryt Grymmertz, Johan van Betthouw en de tynsgenoten Evert van der Borgh en Johan Gharys.
150 Derick van Meckeren en Henrick van Dam als scheidslieden maken een magescheid tussen Claes van Dam, weduwnaar van Koen van Dam ten eenre, en Lambert Thomasz, man van Liis van Betthou, Johan van Betthou en zijn vrouw Aerntgen Buckkynghs, Wolter Gharys en zijn vrouw Aliidt van Betthou, nagelaten kinderen van Koen van Dam en haar voorman Derick van Betthou, ten andere, waarbij genoemd wordt de hofstad te Angeren aan het kerkhof van de kapel.
Oorspronkelijk (Inv.no. 163), met de zegels van de partijen Claes, Lambert, Johan en Wolter, en van de scheidslieden.
151 Notaris Thomas Laurencii instrumenteert, dat mr. Gheryt van Berckenroode Heynricxzoon, priester, poorter der stad Haerlem, wiens oom, Woutter van Bekesteyn Dyrcxzoon, als collator hem gepresenteert heeft voor de St. Lucas vicarie, na overlijden van mr. Jacob van Schoerl Claeszoon belooft de daarbij gestelde voorwaarden te zullen nakomen.
Oorspronkelijk (Inv.no. 333), met merk en onderschrift van de notaris.
152 Jan Clynckebeyll Janssoen erkent verkocht te hebben aan zijn oom Rutger Clynckebeill zijn aandeel aan een huis te Bemmell, belast met een tyns voor Jost van Bemmell.
Oorspronkelijk (Inv.no. 420), met de zegels van de oorkonder en den erfpachter Thoniss die Kemp en fragmenten van het zegel van de erfpachter Cornelis van Wely.
153 Sweder van Voirst en zijn vrouw Joest van Ghendt verkopen aan Gerit Biell en diens vrouw Jenneken een erfjaarrente van 48 keizers guldens, gaande uit de Oesterwick, groot 25 morgen, in het kerspel Doirenborgh.
Oorspronkelijk (Inv.no. 106), met de zegels van de oorkonders en van de erfpachter Johan van Boetbergen; het zegel van de erfpachter Goessen van Onderen is verloren.
154 Gerit Biell en zijn vrouw Jenneken geven aan Sweder van Voirst en diens vrouw Joost van Ghendt, het losrecht van een aan hen verkochte erfjaarrente van 48 keizersguldens, gaande uit de Oesterwick, groot 25 morgen, in het kerspel Doirenborch.
Oorspronkelijk (Inv.no. 106), met het zegel van de oorkonder; dat van zijn vrouw is nagenoeg verloren.
155 Henrick van de Paydfort, richter in den Bylant, oorkondt, dat Germen ten Hoeff mede voor zijn vrouw Meerry van Heerde, die aan Sweer voor zijn vrouw Meerry van Heerde, die aan Sweer van Vorsth het 1/4 deel van de Rossumse hofstede in het kerspel en voor het huis Doernenborch verkocht heeft, waarbij zij beloofd had haar broeder Reyner van Heerdt uit te kopen, als waarborg stelt de Buwen, groot 5 morgen, onder Pannerden in de heerlijkheid de Bylant.
Oorspronkelijk (Inv.no. 75), met de geschonden zegels van de richter en dan gerichtsman Geryt die Man; het zegel van de gerichtsman Deryck Krechtinck is verloren.
156 Kaerll van de Bossch als tynsheer oorkondt, dat Johan van Beethouwe en zijn vrouw Ern Janss opdragen ten behoeve van Mechtelt van der Borch, weduwe van Wolter van der Borch, een hofstad genaamd Boertzhoff gelegen onder Angheren, aande Heelstraet en het kerkhof van de kapel.
Oorspronkelijk (Inv.no. 163), met de zegels van de tynsheer, den verkoper (zwaar geschonden), en de tynsgenoten Evert van der Borgh en Uwen Buyckyngh.
157 De officiaal van de Aartsdiaken van Traiectum bevestigt Sebastianus Petruszoon ab Amerongen als vicaris van de vicarie of kapellanie in de kapel van Derthuysen in het kerspel Doern, opengevallen door de afstand van Sebastianus Jacobszoon de Wyss, voorgedragen door Philippa uuyten Engh, weduwe van Mijnden, als collatrix.
Oorspronkelijk (Inv.no. 227); het zegel van de oorkonder is verloren.
158 Goirdt Bardt, bewaarder van het Burggravenambt van Nymegen en van de richter in het Rick, verklaart dat heer Otto van Arrenborch, ridder, heer tot Ressen en Doernick, hem toegezonden heeft afschrift van zijn brief over de dwangmolen te Wichen, over de kerspelen Wichen en Nyfftrick, en een brief daarover van Kanselier en Raden, en dat hij dientengevolge gepeind heeft aan een aantal overtreders in Nyftftrick, die op een gerechtsdag te Wichen veroordeeld zijn.
Oorspronkelijk op papier (Inv.no. 113), met het opgedrukte zegel, onder een ruit, van de oorkonder.
159 Burgemeesters, schepenen en raad van Nymegen oorkonden, dat zich onder de processen uit het Rijck van Nymegen, op het Valckhoff ter hofvaart gekomen, en bewaard in de standskanselarij, een proces bevindt tussen Thonis ten Beeck namens Ot van Mekeren, en de naburen van Nyffterick, gaande over de dwangmolen te Wichen, waarop in 1537 uitspraak is gedaan ten gunste van Ot van Mekeren.
Oorspronkelijk op papier (Inv.no. 113), met het opgedrukte secreetzegel, onder een ruit, van de stad.
160 Eelgis van Winssen, mede voor zijn broeders en zusters, erkent ontvangen te hebben van Thomas Janszoon 2 goude ringen voor zijn beide zusters, en belooft, indien Anna, weduwe van Joost van Langeraeck, te eniger tijd de nagelaten goederen van Agnies van Winssen zou verkrijgen, deze ringen te zullen teruggeven.
Gecollationeerd afschrift (Inv.no. 220)
161 Burgemeesters, schepenen en raad van Nymegen oorkonden, dat Reyner van Wihe, heer tot Hernen, verklaart, dat Jacob van Gaelen in de tijd dat hij, Reyner, burggraaf te Nymegen en in het Rijck was, te Boenyngen een windmolen heeft laten zetten, en deze hem de bewijsstukken over het dwangmolenrecht heeft vertoond, en dat na publicatie van dit recht in de kerk, een daar gevestigde rosmolen was afgebroken.
Oorspronkelijk op papier (Inv.no. 113), met het opgedrukte secreet zegel, onder een ruit, van de stad.
162 Henrick van Laer verklaart in pacht aangenomen te hebben van Sweder van Voirst ther Doerenborch de windmolen en rosmolen, met huis en hofstad, daartegenover gelegen, in Doerenborch, tegen een pachtsom van 48 Joachimdaalders 's jaars, en 10 pond suiker.
Oorspronkelijk op papier (Inv.no. 114), ondertekend door den verpachter en de borgen Johan Otten te Doerenborch en Willem Ghysen, koster aldaar.
163 Joes van de Abeele, notaris bij het Hof van Utrecht geadmitteerd, instrumenteert dat Anna weduwe van Joost van Langeraick de possesie heeft aanvaard van landerijen in Schalckwijck, Jutphaes, Apcoude en Loenresloot.
Oorspronkelijk op papier (Inv.no. 220)
164 Willem van Diemen, raad in het Hof van Utrecht, als commissaris in het geschil tussen Elyas, Peter, Gijsbert, heer Loeff, Anthonia van Luytgardt, alle kinderen van wuijlen Gerrit van Wynsen, ter eenre, en Anna, weduwe van Joost van Langeraeck, ten anderen, geeft volmacht aan den deurwaarder van het Hof om een dagvaarding uit te brengen.
Oorspronkelijk op papier (Inv.no. 220)
165 Pouwels van de Berch, raad in het Hof van Utrecht, optredende als commissaris in het geschil tussen Elias van Winsen en Anna van Langeraeck, geeft volmacht aan den eersten deurwaarder om een dagvaarding uit te brengen.
Oorspronkleijk op papier (Inv.no. 220)
166 Pouwels van de Berch, raad in het Hof van Utrecht, optredende als commissaris in het geschil tussen Elias van Winsen cum suis en Anna van Langeraeck, geeft volmacht aan den eersten deurwaarder om een dagvaarding uit te brengen.
Oorspronkelijk op papier (Inv.no. 220)
167 J. de la Torre, secretaris van de Geheime Raad des Konings, verklaart dat in deze Raad brieven van revisie gegeven zijn op verzoek van heer Ludolp en Elias (van Winsen).
Oorspronkelijk op papier (Inv.no. 220)
168 Waernaer Demmer, schout van Bodegraven, Jan Janszoon de Graeff en Pieter Corneliszoon, schepenen aldaar, oorkonden dat Harmen Bouwenszoon een verklaring aflegt omtrent de eigendom van een huis te Bodegraven.
Oorspronkelijk (Inv.no. 279), met het licht geschonden zegel van de oorkonder, met tegenzegel.
169 Jan Joestesoon en Gherit Joostesoon, brouwers, schepenen in Delft, oorkonden dat Augustijn Jacobszoon Stalpaert, wonende in den Haeghe, mede voor zijn vrouws zuster Maeritgen Jacobsdochter, begijn, overdraagt aan Frans Adriaenszoon te Dordrecht de helft van 7 morgen poortland naast het St. Hyeronimus'convent te Delft.
Oorspronkelijk (Inv.no. 336), met het geschonden zegel van de tweden oorkonder; dat van de eersten is verloren.
170 Johan Biell verkoopt aan Gerit Gaeman de rente, vermeld in den brief d.d. 1556 December 20 (reg.no. 153), waar deze doorgestoken is.
Oorspronkelijk (Inv.no. 106), met de min of meer geschonden zegels van de oorkonder en de erfpachters Wilhelm van Steenbergen en Peter Poeyn.
171 Phylippa wten Eng, weduwe van Mijnden, draagt aan den domproost te Uuytrecht c.q. diens officiaal, wegens het overlijden van heer Sebastiaan Peter Gevertszoon van Amerongen, bezitter van de vicarie op het enige altaar in de kapel te Derthuyss, als collatrix vanwege het huis Zuylen in Overlangbroeck, in diens plaats voor heer Beernt van der Bouchorst, diaken (?) van het 'crisdom' van Utrecht.
Oorspronkelijk (Inv.no. 226), met het zegel van heer Jacob uuytten Engh, deken van St. Pieter te Utrecht, oom van de oorkondster, in rode was.
172 Jan van Dolre erkent aangenomen te hebben van jonker Zweer, heer van Doerenborch, het ruimen van de Doerenboerichsche wetering, voor 6 rijder gulders 's jaars.
Oorspronkelijk op papier (Inv.no. 136), met de merken van de oorkonder en zijn borgen Cornelis Otten en Hanrick Herberenszoon, en de handtekening van de scholtis Zander van Werdenborch.
173 Ryckwin Goldtgens en Wylhelm van den Puth, schepenen te Aldencalcker, oorkonden, dat voor de richter Dederich Passman en schepenen voornoemd Wylhelm van Lintloe en zijn vrouw Eilsabeth van Frost aan hun in het stift 's Gravendall ingetreden dochters Margrite en Anna van Lyntelo een lijfrente van 20 daalders, gaande uit het huis te Bavenholdt, geven.
Oorspronkelijk (Inv.no. 319), met het licht geschonden zegel van Wylhelm van Lintloe en het schependomszegel.
174 De officiaal van de bisschop van Haerlemum beveelt aan zijn gezworen bode een dagvaarding uit te brengen in zake het geschil over land, toebehorende aan een vicarie te Haerlemum.
Afschrift (Inv.no. 330)
175 De graaf van Bossu beveelt aan (den deurwaarder van het Hof) om aan mr. Dirck van Bekesteyn, patroon van een vicarie in de Kerk te Haerlem, te verbieden enige gebruikers van land in Uuyrgheest lastig te vallen.
Afschrift (Inv.no. 330)
176 Willem Dieloffszoon, schout in de ban van Uuytgeest, en schepenen oorkonden, dat Joest Claes Heyndricx, oud circa 65 jaar, verklaart dat hij en zijn ouders altijd in gebruik gehad hebben bepaalde landerijen (te Uuytgeest).
Afschrift (Inv.no. 330)
177 Philips, koning van Castillen etcetera, geeft opdracht aan stadhouder, president en raden van zijn Raad t' Utrecht, de processtukken inzake Dirck Cryeck cum suis, erfgenamen onder benifice van inventaris van Thomas Janszoon, zontra Peter van Wynssen, op te zenden naar de Grote Raad ter visitatie.
Gecollationeerd afschrift (Inv.no. 220)
178 Philips, koning van Castilien etcetera, geeft opdracht aan den deurwaarder van het Hof te Uytrecht, de sententie in revisie, door de Grote Raad gewezen op 5 December j.l. in het proces tussen Dirck Cryeck cum suis en Pieter van Wynsen, tot executie van de gedaagde over te gaan.
Afschrift (Inv.no. 220), geconlationeerd door N.N.
179 Notaris Jan Janszoon Pylar(ius), notaris te Amsterdamme intrumenteert, dat mr. Jacob Joostens. Visscher, kapelaan van de oude parochiekerk te Aemstelredam, afstand doet ten behoeve van mr. Dirck Bekesteyn, burgemeester van Haerlem, als collator over de vicarie op het altar van St. Lucas te Haerlem.
Oorspronkelijk op papier (Inv.no. 334), met het onderschrift van de notaris.
180 Philips, koning van Castillien, heer van Overijssel etcetera, beleent Alffart Stuyrman, na dode van zijn moeder Margareta van Lochum, met de borchstede Selvelten, de hof te Selvelten en Herteler, het goed te Overengh, het goed Hoenscaeten, Bulckeshorst in het kersepel Twelle en Huyge Hopsgoet in het kerspel van Wolde.
Oorspronkelijk (Inv.no. 429), met het licht geschonden leenzegel des Konings in Overijssel, in rode was.
181 Philips, koning van Castilien etcetera, heer van Overyssels etcetera, beleent, na opdracht door Alffert Stuyrman, diens zuster Aleyt Stuyrman met de helft van de goederen, vermeld in de leenbrief d.d.d 1577 Huni 13 (reg.no. 180), voor wie Alffert voornoemd de eed aflegt.
Oorspronkelijk (Inv.no. 429), met het leenzegels des Konings in Overyssel, in rode was.
182 Diric van Woesic Wouterszoon, verkoopt aan Johan van de Bylant heer Dirixzoon zijn pachten en tynsen te Dorenborch, in de acte nader opgesomd.
Oorspronkelijk (Inv.no. 100), met het zegel van de oorkonder.
183 Evert van Lyntloe, Gelmer van de Walle, Derick van Dueloe en henrick van Remen enerzijds, en Sweir van de Dutzeler, Johan van Bueren, Henrick van de Hoevelwick en Herman Boegell, kanunnik te Zutphen, anderzijds, maken huwelijksvoorwaarden tussen Wilhem van Lynteloe en Hylle den Boitzeler, waarbij zij o.a. het huis Bavenbolt onder Wysschel inbrengt.
Oorspronkelijk (Inv.no. 306), met het zegel van Evert van Lyntloe en fragmenten van de zegels van Henrick van Remen en Henrick van der Hoevelwick; de zegels van de andere oorkonders zijn verloren.
184 Johan Paiphoff en Glisbert van de Puet, schepenen te Aldenkalker, oorkonden, dat Wilhem van de Buetzeler en zijn vrouw Eva het huis Bavenholt ingevolge huwelijksvoorwaarden overdragen aan Wilhem van Lynteloe en zijn vrouw.
Oorspronkelijk (Inv.no. 306), met het fragment van het schepenzegel.
laatste wijziging 05-03-2024
735 beschreven archiefstukken
160 gedigitaliseerd
totaal 5.248 bestanden

Kenmerken

Datering:
1275-1838
Auteur:
A.P. van Schilfgaarde
Categorie:
laatste wijziging 05-03-2024
735 beschreven archiefstukken
160 gedigitaliseerd
totaal 5.248 bestanden