Uw zoekacties: Heren en graven van Culemborg

0370 Heren en graven van Culemborg ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0370   Heren en graven van Culemborg
Inleiding
01. Auteursrechten en andere rechten
02. Openbaarheid en citeren
03. De Heeren en Graven van Culemborg
04. Verwante geslachten
05. Het goederenbezit in het algemeen
06. De vorming en organisatie van het graafschap Culemborg
07. De leenkamer
08. De geestelijke stichtingen in het graafschap Culemborg
09. De andere bezittingen in Gelderland
10. Bezittingen elders
11. Het archief
12. Aanpassingen in de oorspronkelijke versie van de inventaris
laatste wijziging 06-04-2024
11.613 beschreven archiefstukken
4.040 gedigitaliseerd
totaal 575.400 bestanden
Inventaris
1. Het archief van de Heeren en Graven van Culemborg
2. De archieven van geestelijke stichtingen in het Graafschap Culemborg
3. Varia
4. Regesten
4.2.01. 1-100
4.2.02. 101-200
4.2.03. 201-300
4.2.04. 301-400
4.2.05. 401-500
4.2.06. 501-600
4.2.07. 601-700
4.2.08. 701-800
4.2.09. 801-900
4.2.10. 901-1000
4.2.11. 1001-1100
4.2.12. 1101-1200a
4.2.13. 1201-1300
4.2.14. 1301-1400
4.2.15. 1401-1500
4.2.16. 1501-1600
4.2.17. 1601-1700
4.2.18. 1701-1800
4.2.19. 1801-1900
4.2.20. 1901-2000
4.2.21. 2001-2100
4.2.22. 2101-2200
4.2.23. 2201-2300
2201 Sweder van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Herman van Doyenberch, Johan van Kuuck, Symon die Haen en Bernt van Coeten, schepenen aldaar, oorkonden, dat Jan Wesselsz. overdraagt aan Bernt Dirck Berntsz. een huis en erf in de Nyestat in de Zantstrait.
2202 Johan van Palant, heer zo Wildenbergh en Berghe, erkent verkocht te hebben aan zijn oom heer Diderich van Palant, ridder, heer zo Wildenberch en Withem, een rente van 45 molder rogge uit het goed te Endelsstorp, welke rente hij wegens een vordering op Thonis en Gerart van Palant, heer van Rulant, van laatstgenoemden ontvangen had, en welke afkomstig is uit de nalatenschap van heer Reynart van Pallant.
2203 Aerndt van Eck Dircxsz. erkent in erfpacht gegeven te hebben aan Gherit, heer tot Culenborch etc., een uiterwaard te Mauderick, groot 9 morgen, met recht van koop binnen 4 jaar.
2204 Geryt van Wiick Ottenz. geeft aan GherartT, heer tot Culenborch etc., het wederinkoopsrecht van de Papelwoird, de Westermesen, Eersyngen, de Eecksche weert en nog 4 hont land, alles gelegen onder Kesteren.
2204a WILLaM van Reess erkent overgedragen te hebben aan Geraerdt, heer tot Culenborch, then Weerde en tot Lienden, de Dashorst, nu genaamd heer Willemshorst, gelegen aan den Ysel en de Aa bij Weerderbroeck.
2205 Wessel Korstgenz. erkent schuldig te zijn aan Gheraerdt, heer tot Culenborch etc., 16 oude schilden.
2206 Maximiliaen en Marie, hertog en hertogin van Oistrick etc., bevelen aan hun raad en kamerling heer Dierick van Palant, ridder, drost van Valkenborch, den ingezetenen van Valkenborch te bevelen de door dezen geconsenteerde 3000 guldens uit te betalen aan heer Frederick van Witham, drost van Limborch, en de weigerachtigen te vervolgen.
2207 Zweder van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Heinrich Zuermont, Johan van Kuuck, Aernt de MAN en Bernt van Coeten, schepenen aldaar, oorkonden, dat Hubert van Culenborch, bastaard, overdraagt aan Geraert, heer tot Culenborch, een huis c.a. in de Affterstraet.
2208 Oorspr. (Inv. no. 7675), met het geschonden schependomszegel van Gulik.
2209 Geraert, heer tot Culemborch etc., sticht een vicarie in de St. Anthoniuskapel in de kerk te Culemborch, en schenkt daaraan, mede voor wijlen zijn broeder heer Zweer van Culemborch, verschillende goederen en renten.
2209a Johannes van Garderen, deken van de St. Jan Baptisten kerk te Wiick by Duersteden geeft vidimus van een brief van 1470 September 24. Reg. no. 1990a.
2210 Hubert van Culenborch, bastaard, erkent voldaan te zijn van verschillende vorderingen op Gherardt, heer tot Culenborch
2211 Gherardt, heer tot Culenborch etc., vergunt aan heer Ariaen Martiinsz., wien hij de St. Anthonis' vicarie te Culenborch heeft gegeven, in absentie de inkomsten daarvan te mogen genieten.
2212 Zweder van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Zweder van Esschensteyn, Johan van Kuuck, Herman van Doyenberch en Symon die Haen, schepenen aldaar, oorkonden, dat Janna Geryt Allbertsz.Dr. erkent, dat Geraert, heer tot Culenborch, zekere 5 morgen land altijd zal mogen lossen.
2213 SIMON die Haen, Heinrich Aerntsz. en Gerit Coppier, kerkmeesters van de St. Barbarakerk te Culenborch, erkennen in erfpacht gegeven te hebben aan het kapittel aldaar 4½ morgen in de 5 Voorcopen te Bosinchem en in de Middelcopen, de helft van 2½ hont en van 2 hont aldaar.
2214 Alienora van Borsselen, vrouwe van Zuylen etc., erkent ontvangen te hebben van Gerart, heer tot Culenborch, de helft van 220 schilden voor jaarrente.
2214a Geraert, heer tot Culenborch, ten Weerde, tot Lyenden etc., en Aernt van Zuylen gaan een overeenkomst aan over de schouw van weteringen etc. in Schalcwiick, Honswiick, Tul en tWaell. Afschrift in Inv. no. 1787, fol. 246.
2214b Alienora van Borssele, vrouwe van Zuylen en Sunte Mertensdiick, geeft, als collatrice van de proven in de St. Katherynenkerk te Huesden, aan mr. Derick Wterweer, deken van Oudmunster te Utrecht, de collatie van de eerst-vrij komende prove.
Afschrift in Inv. no. 1787, fol. 101.
2215 Maximiliaen, hertog van Oistriic etc., bevestigt de vrijheden, welke hertog Arnholt aan Gherardt, heer tot Culenborch, en diens onderzaten verleend heeft.
2216 Maximiliaen, hertog van Oistriic etc., erkent schuldig te zijn aan zijn kamerling Gerard, heer tot Culenburch, 10.000 rijnsche guldens, te betalen in 4 termijnen, in afkorting op de 22.670 guldens, welke de hertogen Aernholt en Adolph van Gelre hem schuldig gebleven waren.
2217 Beernt van der Heiden geheiten die Rynsche en zijn vrouw Balthezar geven aan Geraert, heer tot Culenborch etc., het losrecht van een hun verkochte rente van 12 rijnsche guldens 's jaars, gaande uit den tol en de tynsen te Weerde en WeerderbroEck.
2218 Anthonius van der Plancken, abt van Marienweerde, geeft vidimus van den brief van 1479 Februari 18. Reg. no. 2215.
2219 Diederich van Palant, ridder, heer zo Wildenberg en Witthem, verklaart verkocht te hebben aan Bernhart en Daem van Palant, gebroeders, een rente uit hun hof te Mertzenhuyssen, groot 6 malder rogge 's jaars, afkomstig uit de nalatenschap van heer Reynnart van Palant.
2220 Emont van Palant erkent schuldig te zijn aan zijn oom heer Diederich van Palant, ridder, heer zo Wildenberg en Witthem, een rente van 90 malder rogge 's jaars, gaande uit zijn goed te Engelstorp.
2221 Diederich van Palant, ridder, heer zo Wildenberg en Witthem, geeft aan zijn neef Emont van Palant het losrecht van de rente, vermeld in den brief van 1479 April 6. Reg. no. 2220.
2222 Diderich van Pallant, ridder, heer zo Wildenberche en Witthem, stadhouder en leenheer namens den hertog van Oesteriich te Hertzogenraide, Johan Schaidbroich genaamd Kockem, Wylhem Griin van Aldenhoeven, Wylhem van der Anstell en Bertram Buettze van Eymtzenraede, leenmannen, oorkonden, dat Daem van Berghe genaamd van Tryptz opdraagt ten behoeve van zijn oom heer Diderich van Pallant vnd. den hof te Ruerdorp.
2223 Zweder van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Johan van Kuuck, Herman van Doyenberch, Aernt de Man en Symon die Haen, schepenen aldaar, oorkonden, dat Andries Iisbrantsz. overdraagt ten behoeve van den jonker van Culenborch een huis c.a. in de Nyestat in de Affterpoert.
2224 Zweder van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Zweder van Esschensteyn, Heinrick Zuermont, Johan van Kuuck en Herman van Doyenborch, schepenen aldaar, oorkonden, dat Jacob Jansz. overdraagt ten behoeve van den heer van Culenborch een huis c.a; in de Nyestat op den Acker.
2225 Beernt van der Heyden geheeten die Rynsche en zijn vrouw Balthezar geven aan Geraert, heer tot Culenborch etc., het losrecht van een hun verkochte rente van 6 rijnsche guldens uit de tollen en tynsen van Weerde en WeerderbroEck.
2226 Adolff, jonggraaf zo Nassauwe, hofmaarschalk van den hertog van Oesterich, Philiphs (sic), graaf zo Vernenburg, heer zo Monrejaen en Saffenborch, Johan Haen van den Broich en Reynner van Houlthuyssen erkennen schuldig te zijn aan heer Diederich van Palant, ridder, heer zo Wildenberg en Witthem, 1050 rijnsche guldens.
2227 Alienora van Borssellen, vrouwe van Zulen etc., erkent ontvangen te hebben van Gherardt, heer tot Culenborch, de helft van 220 schilden voor jaarrente.
2228 Schepenen te Beeck oorkonden, dat Margrete Meyerss van Aldenhoeven, Jacob van Luckrode, Theis Meyerss, Peter Meyerss en Johan Meyer van Houltum, kinderen van Margrete, aan Emont van Palant, heer zo Moubach, het losrecht geven van een rente van 14 molder rogge, gaande uit hun goed te Ysegraven, van hem gekocht door hun man en vader Johan Meyer.
2229 Schepenen van Swalenbergh in de heerlijkheid Wickrode oorkonden, dat Margrete Meyerss van Aldenhoven, Jacob van Luckrode, Theis Meyerss, Peter Meyerss en Johan Meyer van Houltum, kinderen van Margrete, aan Emont van Palant, Heer zo Moubach, het losrecht geven van een door hun man en vader Johan Meyer van hem gekochte rente van 12½ par koren uit de tienden te Lynthenyt (vgl. Reg. no. 1939).
2230 Everwiin, broeder tot Culenborch, erkent van zijn broeder GherartT, heer tot Culenborch, 100 rijnsche guldens ontvangen te hebben.
2231 Adolph, jonggraaf van Nassauwe, hofmaarschalk van den hertog van Oesteriick etc., erkent schuldig te zijn aan heer Diederich van Palant, ridder, heer zo Wildenborgh en Witthem, 200 rijnsche guldens.
2232 Ghiisbert Hol en Gerit die Jode, schepenen van Deyl, oorkonden, dat Horwinen van Beesd Ot Hackensz. overdraagt aan Gerit, heer tot Culenborch, een huis en hofstad onder Romd genaamd de Riisacker, met 8 hond land, op voorwaarde, dat Ghiisbert van Beesd Ot Hackensz. ermede beleend zal worden.
2233 Goitschalck van Harve, ridder, drost van Guylch, Baldewiin van Blensse, Werner van Pallant, heer zo Breidenbeynde, leenmannen van Guylghe, en schepenen van Guylche oorkonden, dat Goedart van Bynssvelt zijn goedkeuring geeft aan den verkoop van het nederste huis te Kyntzwilre door zijn momber Muelle van Morick, zijn moeder Liissbeth van Bynssvelt, zijn oudsten broeder Muelle en zijn andere broeders, zooals vermeld in den brief van 1441 Juli 13. Reg. no. 1137.
2234 Alienora van Borssellen, vrouwe van Zulen etc., erkent ontvangen te hebben van Gherardt, heer tot Culenborch, de helft van 220 schilden voor jaarrente.
2235 Everwiin, broeder tot Culenborch, Hubert van Culenborch, bastaard, en Sweder van Culenborch, bastaard, uit naam van Gherartt, heer tot Culenborch ter eenre, en Giisbert Spronck, pastoor te Zydervelt, Wyllem van Waill, Danyell en Loyff van Everdingen, gebroeders, ten andere, maken voorwaarden voor een huwelijk tusschen Katheryne, natuurlijke dochter van jonker Gherartt, en Evert van Everdingen.
2236 Giisbert die Weldich, Michiel die Weldich, Gerit Franckenz. en Claes Jansz. verbinden zich tegenover den heer van Culenborch, dezen de paarden, welke hij, nadat Johan, bastaard van Vueren, ze onder Beenscop weggenomen had, aan de eigenaars heeft doen teruggeven, of de waarde daarvan, terug te geven, indien Johan ze terug zou eischen.
2237 Hubert Vonck en zijn vrouw Margariet van Meell beloven aan Gherartt, heer tot Culenborch, 10 oude schilden te zullen betalen, indien zij binnen 4 jaar met den door hen aan Steven Henricksz., burger te Ryenen, verpanden kamp land onder Oemeren, welke hun door den heer van Culenborch voor een lager bedrag verpand was, inlossen.
2238 Wilhem, hertog tzo Guylch etc., erkent ontvangen te hebben van zijn raad Johan van Palant, ambtman te Willemsteyn, 4000 rijnsche guldens voor de lossing van de dorpen Pyrne en Marcken, en geeft hem daarvoor een rente van 200 guldens 's jaars uit de genoemde dorpen.
2238a Jacob van Drieberghen, kanunnik en kameraar van St. Johan te Utrecht, erkent ontvangen te hebben van Beernt van Cothen, rentmeester van den heer van Culenborch, 50 schilden voor den termijn van Letare Jerusalem.
2239 Vicedeken en kapittel van St. Marie te Utrecht erkennen ontvangen te hebben vanwege wijlen Gheryt, heer van Culenburch etc., 12 mark zilver van hun tol van Smithusen c.a.
2240 Vicedeken en kapittel van St. Marie te Utrecht erkennen vanwege wijlen Geryt, heer van Culenburch etc., ontvangen te hebben 20 mark zilver van den tol van Smithusen c.a.
2241 Alienora van Borssellen, vrouwe van Zulen etc., erkent ontvangen te hebben van Jaspar, heer tot Culenborch, de helft van 220 schilden voor jaarrente.
2242 Vicedeken en kapittel van St. Marie te Utrecht erkennen ontvangen te hebben vanwege wijlen Gheryt, heer van Culenburch etc., 11 mark zilver van den tol van Smithusen.
2243 Sweder van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Sweder van Esschensteyn, Aernt die Man, Symon die Haen en Bernt van Goten, schepenen aldaar, oorkonden, dat Steven Jansz. de smid, Goert Goddensz., Geryt Iisbrantsz. en Henrick Henricksz. overdragen aan Serys Hermansz. een akker land achter het Sant aan de Santweterynge.
2244 Dirck Jacobsz., met Giisbert van Bueren Ottenz., Macharis van Tyel, Willem Dirxz., Alairt Macharisz. en Jacob Koel Dirxz. als borgen, erkent schuldig te zijn aan Jaspar, heer tot Culenborch etc., 21 oude schilden wegens een blok tienden, genaamd de Overste Voircopen, terwijl Zuermont Kerstgenz. zich tot leisting verplicht.
2245 Jaspar, heer tot Culenborch, then Weerde, tot Borsselen, Hoichstraten, Lyenden en Ewick, erkent schuldig te zijn aan ALART van Bueren, dochter van wijlen zijn natuurlijken oom Lambert, een som van 368 rijnsche guldens, en geeft haar daarvoor een rente van 24 guldens 's jaars uit zijn Burensche goederen.
2246 Sweder van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Herman van Doyenberch, Aernt die Man, Symon die Haen en Eernt van Coten schenenen aldaar, oorkonden, dat Wyllem Kroll overdraagt aan Jacob Gerytsz. 2 morgen land op Lanxmer.
2247 Maximiliaen en Marie, hertog en hertogin van Oistriick etc., geven commissie aan Jaspair, heer tot Culemburch, om den eed van trouw te ontvangen van in genade aangenomen opstandige inwoners van Thielt, Bommel en Leerdamme.
2248 Alienora van Borssellen, vrouwe van Zulen etc., erkent ontvangen te hebben van Jaspar, heer tot Culenborch, de helft van 220 schilden voor jaarrente.
2248a Sander van der Empel erkent, dat de heer van Culemborg hem alles voldaan heeft, wat hij te vorderen had als drost en ambtman op het huis then Weerde.
2249 Vicedeken en kapittel van' St. Marie te Utrecht erkennen ontvangen te hebben vanwege wijlen Geryt, heer van Culenburch etc., 20 mark zilver van den tol van Smithusen.
2250 Engelbrecht, graaf zo Nassauw en Vyanden, heer zo Breda, belooft heer Diederich van Palant, heer zo Wildenberch en Wittham, die voor hem borg gebleven is bij Henrich van Nesselrode, schadeloos te zullen houden.
2251 Sweder van Culenborch, bastaard, richter van Culenborch, Henrick Zuermont, Johan van Kuyck, Symon die Haen en Bernt van Goten, schepenen aldaar, oorkonden, dat Johan van Rossem, zoon van heer Johan, den heer van Zoelen, overdraagt aan Jasper, heer tot Culenborch etc., 6 morgen land op Ryetvelt.
2252 Jaspar, heer tot Culenborch etc., erkent schuldig te zijn aan Elizabeth van Everdingen, weduwe van Gerit Snoec, 200 rijnsche guldens, rentende 12½ gulden 'sjaars.
2253 Jaspar, heer tot Culenborch etc., erkent schuldig te zijn aan Jaspar van Everdingen en zijn moeder Dywaere, weduwe van Daniel van Everdingen, 170 rijnsche guldens, rentende 10 gulden 12½ stuiver.
2254 Wilhem, hertog van Guylch etc., belooft zijn raad Emont van Palant, ambtman te Nydeck, die voor hem borg gebleven is bij heer Johan van Efferen, schadeloos te zullen houden.
2254a Johannes Gruter, kanunnik en choraalmeester ten Dom te Utrecht, erkent ontvangen te hebben van Jaspar., heer tot Culenborch, de pachtsom van het goed te Zoelmonde en Lanxmer.
2255 Burgemeesters, schout, schepenen en raad van Culenborch erkennen verkocht te hebben aan Margriet Hubertsdr. van Steynre een rente van 5 rijnsche guldens.
2256 Johan Clauwert, abt van St. Pouwels te Utrecht, beleent Jasper, heer toe Culenborch etc., na doode van zijn vader GherartT, met de Oildenweert c.a. en de Schulenborchsche weert onder Lienden.
2257 Johan Clauwert, abt van St. Pauwels te Utrecht, oorkondt, dat Evert Freyse en zijn vrouw Anna verklaren, dat zij aan Jaspar, heer to Culenborch, het losrecht hebben gegeven van een rente van 59 rijnsche guldens, gaande uit 2 hoven in de Aldenweert, leenroerig aan den oorkonder.
2258 Evert Freyse en zijn vrouw Anna geven aan Jasper, heer to Culenborch etc., het losrecht van een rente van 59 rijnsche guldens en 7 witstuivers, gaande uit 2 bouwingen in de Oudenweert onder Ter Lede.
2259 Jasper, heer to Culenborch etc., beveelt aan zijn schout in de Oudenweert bij Ter Lede, om onmiddellijk recht te doen geschieden aan Evert Freys en diens vrouw Anna, indien er beslag gelegd wordt op zijn 2 bouwingen aldaar, waaruit Evert en Anna renten hebben.
2260 Burgemeesters, schout, schepenen en raad van Culenborch erkennen verkocht te hebben, met toestemming van Jaspar, heer tot Culenborch, een rente van 33 rijnsche guldens 's jaars aan Margriet Geritsdr. van Culenborch, vrouw van Johan van Renesse heer Johansz., ingevolge een leenbrief.
2261 Jaspar, heer tot Culenborch etc., erkent schuldig te zijn aan zijn natuurlijken oom Hubert van Culenborch, bastaard, die hem geld voorgeschoten heeft ter afkooping van zijn gevangenschap in Franckrick, 200 rijnsche guldens, waarvoor hij hem een rente geeft van 13 guldens 6½ stuiver en 2 witken 's jaars, gaande uit de Galchweert beneden Culenborch.
2262 Jaspar, heer tot Culenborch etc., erkent verkocht te hebben aan Ailbert en Gheryt van Wely, gebroeders, een hofstad met een boomgaard onder Doidenweerdt.
2263 Danyell van Everdyngen, richter te Culenborch, Henrick Zuermont, Aernt die Man, Symon die Haen en Beent van Coten, schepenen aldaar, oorkonden, dat Symon die Haen en zijn vrouw Johanna overdragen aan Aernt van Bollick 2½ morgen land op Lanxmer.
2264 Danyell van Everdingen, richter te Culenborch, Sweder van Esschensteyn, Aernt die Man, Symon die Haen en Bernt van Coten, schepenen aldaar, oorkonden, dat Bernt Dirck Berntsz. overdraagt aan heer Johan die Hoesch, kanunnik te Culenborch, ten behoeve van het kapittel aldaar, een huis c.a. in de Nyestat.
0370 Heren en graven van Culemborg
Inventaris
4. Regesten
4.2.23. 2201-2300
2264
Danyell van Everdingen, richter te Culenborch, Sweder van Esschensteyn, Aernt die Man, Symon die Haen en Bernt van Coten, schepenen aldaar, oorkonden, dat Bernt Dirck Berntsz. overdraagt aan heer Johan die Hoesch, kanunnik te Culenborch, ten behoeve van het kapittel aldaar, een huis c.a. in de Nyestat.
Datering:
1481 Februari 14 [op sunte Valentiinsdach]
NB:
Oorspr. (Inv. no. 7778), met de licht geschonden zegels van den 1en, 2en, 4en en 5en oorkonder; het zegel van den 3en oorkonder is verloren.
Toegangsnummer:
0370 Heren en graven van Culemborg
Organisatie: Gelders Archief
laatste wijziging 23-12-2010
2265 Herman Krolle verklaart zijn klacht tegen Rutgher van Hesehuysen, wegens een geschil over den hof te Hesehuysen, in te trekken.
2266 Appelloenye van der Marcke, dochter 20 Aerrenberg, weduwe van heer Diederich van Palant, ridder, gaat, op raad van haar broeder Adolff van der Marck, een overeenkomst aan met haar verwanten, Daym, Emont, Johan en GherartT van Pallant, over de brieven, door haar man achtergelaten op het kasteel te Valkenborch, waarbij een regeling wordt getroffen omtrent de opberging in een kist en de verdeeling van de sleutels daarvan, en de bewaring bij Peter van Kentzwilre, kapelaan te Aiche.
2267 Jasper, heer tot Culenborch etc., geeft volmacht aan zijn oom Everwiin van Culenborch om, volgens opdracht van den hertog en de hertogin van Oestenriick etc., de ingezetenen van Leerdam, het land van der Lee en Schoonrewoirde in genade aan te nemen en den eed af te nemen, en ook Clais van Haeften.
2268 Sweder van Culenborch, bastaard, en zijn vrouw Jutta Melysdr. Uutten Enge verklaren gesticht te hebben in de kapittelkerk te Culenborch een vicarie ter eere van St. Andries en St. Thomas, en daarvoor geschonken te hebben 10 morgen land in de Tyenhoeven en een halve hoeve onder Hagensteyn.
2269 Sweder van Culenborch, bastaard, en zijn vrouw Jutta Melysdr. Uutten Enge presenteeren aan het kapittel van Culenborch als vicaris van de St. Andries en Thomas' vicarie den geestelijke Johan van Zegen Jansz.
2270 Jacob BOM, kapelaan van de vrouwe van Nyenroede, erkent ontvangen te hebben van Beernt van COTEN, rentmeester van den heer van Culenborch, 100 rijnsche guldens wegens een termijn jaarrente.
2271 Maximiliaen en Marie, hertog en hertogin van Oistenriick etc., benoemen hun raad en kamerling Jaspar, heer van Culembourg, tot gouverneur, kapitein en drossaard van het slot, stad en land van Leederdam.
2272 Danyell van Everdingen, richter te Culenborch, Sweder van Esschensteyn, Henrick Zuermont, Johan van Kuyck en Bernt van Goten, schepenen aldaar, oorkonden, dat Jasper, heer tot Culenborch etc., overdraagt aan heer Johan die Hoesch, priester, ten behoeve van het kapittel van Culenborch, 10 morgen land in de Tyenhoeven.
2273 De Raden van den hertog in het hoofdgericht van Guilge doen uitspraak in het geschil tusschen Emont van Palant en de naburen van Muylhuyse aangaande den dwangmolen.
2274 Vaes van Lewe en zijn vrouw Eiffgen van Haegsteyn beloven Emont van Palant, heer zo Moubach, die borg gebleven is bij Wyne van Eynenburch, heer zo Lantzkroyn en Drymboren, en diens vrouw Margareta van Nesselrode, van de borgstelling te ontslaan.
2275 Maximiliaen en Marie, hertogen van Oistrike etc., benoemen Emondt van Palant, heer tot Moubach, tot voogd van Jan en Anna, nagelaten kinderen van heer Dierick van Palant bij Apollonia van der Marcke.
2276 Elsa van Duyn, rijngravin, abdis van Elten, erkent ontvangen te hebben de pacht uit de heerlijkheid Liinden over de jaren 1479 en 1480.
2277 DAVID van BOURGOENDEN, bisschop van Utrecht, beleent Jasper, heer tot Culenborcht etc., na doode van zijn vader Geryt, met het gericht, het personaatschap en de kerkgift te Schalckwiick, de Steenweert onder Honswiick, een hofstad te Riiswiick met 40 morgen land, den Rottiend in de Marsch en de tienden te Hertem en Heelsem op de Veluwe.
2278 Koyne van Schobbendorff, stadhouder van het hof van den "Nedersten burch" te Kintzwylre, en leenmannen beleenen Dries van Kottingen, wegens overlijden van den leenheer heer Diderick van Palant, ridder, met de Kottinger beemden tusschen Helroide en Kintzwylre.
2279 Johan van der EafppEL Jansz. erkent ontvangen te hebben van Jaspar, heer tot Culenborch etc., 200 rijnsche guldens.
2280 Schout en schepenen van Utrecht oorkonden, dat Johan heer Jowans?:, van Renesse van R.Inouwen, ridder, namens zijn vrouw Margriet Geritsdr. van Culenborch, en Willem van Culenborch, mede namens zijn vrouw Kuner, verklaren, dat hun moeder Mergriet, weduwe van Gerit van Culenborch, aan haar kinderen elk ten huwelijk heeft medegegeven de helft van de rente van 100 goudguldens 's jaars, vermeld in den brief van 1461 Juli 9 (reg. no. 1670), waardoor deze gestoken is geweest.
2281 Schout en schepenen van Utrecht oorkonden, dat Johan van Renes, ridder, zoon van heer Johan van Renesse van Renouwen, mede namens zijn vrouw Mergriet Gherytsdr. van Culenborch, erkent, dat hij de 50 rodolphus' guldens ontvangen heeft van de bij brief van 1461 Juli 9 (reg. no. 1670) aan zijn schoonmoeder Mergriet, weduwe van Geryt van Culenborch, verkochte rente van 100 guldens, welke hem als huwelijksgift waren toegezegd.
2282 Appelloenye van der Marck, weduwe, gaat met Daem, Emont, Johan en Gherit van Palant, door tusschenkomst van heer Philips, graaf van Vyrnenborch, Everhart van der Marck, heer, en Adolff van der Marck, zoon zo Aerrenborchj een overeenkomst aan, waarbij zij beloven de door heer Diederich van Palant, ridder, nagelaten brieven ongecancelleerd aan zijn thans onmondige kinderen te zullen overgeven.
2283 David van Bourgoenden, bisschop tUtrecht, doet uitspraak in de geschillen tusschen deken en kapittel van St. Marie te Utrecht en Jaspar, heer tot Culenborch etc., over den tol van Smithuysen, thans te Emmerick geheven, waarbij hij bepaalt, dat Jaspar den door zijn voorvader verpanden tol binnen 9 jaar weer zal inlossen, voor zijn heergewaad 24 mark en voor erfpacht 2 mark zilver meer zal betalen.
2284 Deken en kapittel van St. Marie te Utrecht erkennen ontvangen te hebben van Jaspar, heer tot Culenburch etc., 44 mark zilver van hun tol te Smithusen.
2285 De hertog van Austriche beveelt aan zijn eersten deurwaarder, om heer Frederick d'Egmond, heer van Iselstein, en Jaspar, heer van Culembourg, te verbieden in hun geschil over het ambt van drost etc. van Lederdam tot feitelijkheden over te gaan.
2286 Claiss van Haifften belooft Jaspar, heer tot Culenburch, schadeloos te houden voor het huisraad en de goederen, die hij van het huis te Leerdamme, met toestemming van Jaspar, medegenomen heeft.
2287 Vicedeken en kapittel van St. Marie te Utrecht erkennen ontvangen te hebben van Jaspar, heer tot Culenburch etc., 24 mark zilver wegens het heergewaad van hun tol van Smithusen, ingevolge de uitspraak van 1481 Juni 19. Reg. no. 2283.
2288 Paus Sixtus (IV) beveelt aan den deken van St. Andreas te Colonia om de parochiekerk te Wyswilre, na afstand door Wynandus Haccar, rector dier kerk, over te geven aan Petrus Cop van Bacaracum, terwijl Wynandus een jaarrente van zo rijnsche guldens zal behouden.
2289 Danyell van Everdingen, richter te Culenborch, Henrick Zuermont, Aernt die Man, Geryt Gerit Melisz. en Henrick Aerntsz., schepenen aldaar, oorkonden, dat Dirck Coppier overdraagt aan heer Peter Coell, priester, ten behoeve van het kapittel van St. Barbare te Culenborch, een huis c.a. in de Nyestat aan de Zantstraet.
2290 De hertog van Oisteriick etc. beveelt aan zijn eersten deurwaarder om heer Frederick van Egmondt, heer tot lisselsteyn, en Jaspar, heer tot Culemborch, te verbieden, in hun geschil over het ambt van drost, gouverneur en kapitein van stad en slot Leerdamme, tot feitelijkheden over te gaan, doch den weg van rechte te bewandelen.
2291 Jasper, heer tot Culenborch etc., Johan Berntsz. en Geryt die Visscher, burgers te Culenborch, erkennen schuldig te zijn aan mr. Hugo van Hove en Adam van Hove 338½ rijnsche guldens wegens 20 ossen.
2292 Beernt Uyten Enge maakt huwelijksvoorwaarden met Aleit, natuurlijke zuster van Culenborch.
2293 Ott van Gellinchem en Ghiisbert Hol, schepenen van Deyl, oorkonden, dat Jan van Weerdenborch den brief van 1478 Maart 5 (reg. no. 2189), waar deze doorgestoken is, overdraagt ten behoeve van het klooster der "besloten jofferen" te Culenborch.
2294 Deken en kapittel van St. Marie te Utrecht erkennen ontvangen te hebben van Jaspar, heer tot Culenburch etc., 20 mark zilver van den tol te Smithusen.
2295 Schout en schepenen van Genycke oorkonden, dat jonker Geyrhart van den Heysteren aan Emont van Palant al zijn goederen onder Genycke overdraagt.
2296 Schout en schepenen van Wollersheym en Empebe oorkonden, dat jonker Geyrhart van den Heysteren overdraagt aan Emont van Palant al zijn goederen onder genoemden schepenbank.
2297 Schout en schepenen van Froirtzheym oorkonden, dat jonker Geirhart van den Heysteren, zoon van heer Theys en vrouwe Mettele, gerechtigd is tot het goed onder Froirtzheym, thans bezeten door jonker HeynricH van Rifferscheyt, en dit goed overdraagt aan Emont van Palant.
2298 Johan Busschoff de jonge en Johan Muysgin, schepenen van Coelne, geven, op verzoek van Emondt van Palant, ambtman te Nydecgen, vidimus van den brief van 1424 Februari 22 (reg. no. 808.
2299 (Het Hof van Gulik) beslist in het geschil tusschen HeynricH van Rilfferscheyt en Emont van Palant over de losbaarheid van de hoven te Vroyrtzheym en Kempen, dat Emont ze lossen mag met 1600 guldens.
2300 Vincentius, graaf van Morsse en Sarwerden, erkent schuldig te zijn aan Godart van Brandenberg, heer zu Clerve, 1020 rijnsche guldens, en verpandt hem hiervoor zijn inkomsten uit de heerlijkheid Usseldingen.
4.2.24. 2301-2400
4.2.25. 2401-2500
4.2.26. 2501-2600
4.2.27. 2601-2700
4.2.28. 2701-2804
4.2.29. S1-S100
4.2.30. S101-S131
laatste wijziging 06-04-2024
11.613 beschreven archiefstukken
4.040 gedigitaliseerd
totaal 575.400 bestanden

Kenmerken

Datering:
1241-1810
Auteur:
A.P. van Schilfgaarde, K.J.W. Peeneman, W.F.M. Ahoud
Categorie:
laatste wijziging 06-04-2024
11.613 beschreven archiefstukken
4.040 gedigitaliseerd
totaal 575.400 bestanden