Uw zoekacties: Fraterhuis te Doesburg

0327 Fraterhuis te Doesburg ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0327   Fraterhuis te Doesburg
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Archiefvormer en inventarisatie
laatste wijziging 26-03-2024
467 beschreven archiefstukken
17 gedigitaliseerd
totaal 627 bestanden
Inventaris
1. Stukken van algemene aard
2. Het Fraterhuis als geestelijke instelling
3. Financieel beheer
4. Vicarieën in de parochiekerk te Doesburg, staande onder patronaat van het Fraterhuis
5. Stichtingen onder beheer van het Fraterhuis
6. Vicarie van St. Ursula
7. Bijlagen
7.1. Regesten
60 Wolter dy Rode van Hekeren, richter te Doesborgh, oorkondt, dat Jacob Lerinck en zijne vrouw Lubbe verkocht hebben aan Lense de Veer een akker met den daarbij gelegen molenberg, gelegen te Doesborgh buiten de poort voor de hameide
97 Roelof Schoenys verklaart, dat zijn leenman Rolof Egbertszoon met zijne toestemming geschonken heeft aan Styne, oudste dochter van hem, Rolof Egbertszoon, twee derden van dat Voshol in het kerspel Angerlo, behorende tot het leen to Wijtdorpe, welke grond aan den schenker moet terugkomen, indien zij zonder wettige erfgenamen komt te sterven
98 Rolof Ebbertszoon verklaart gegeven te hebben aan zijn oudste dochter Styne voor haar moederlijk erfdeel het derde deel van zijn goed, genaamd dat Voshol, tynsplichtig in den hof te Byngerden
116 Johan dye Mey, richter te Doeseborch, oorkondt, dat Lense dye Veer verklaard heeft, dat Herman Scipsmeider van hem heeft teruggekocht eene rente van drie oude schilden 's jaars, gaande uit een akker in der Lure, genaamd Meister Hermans acker
117 Johan die Mey, richter te Doeseborch, oorkondt, dat Everd, Johan en Willam van Byngerden, gebroeders, Gertruid en Lizebeth, hunne zusters, verkocht hebben aan Reyner Kermissen een stuk land, geheeten de Ruedemaet, in het kerspel Angerlo
118 Gumpard van Byngerden verklaart Reyner Kermissen te hebben beleend met een stuk land, geheeten de Ruedemaet, in het kerspel Angerlo, na opdracht door Everd van Byngerden Gumpartszoon
119 Everd, Johan en Willam van Byngerden, gebroeders, als hoofdschuldenaren benevens Dideric van Hekere, Wolter van Kelle en Johan van Averlake als borgen beloven, dat zij Reyner Kermissen het goed, genaamd die Ruedemaet, in het kerspel Angerlo, vroeger eigendom van Gumpart van Byngerden, zullen vrijwaren en daarvoor te Zevener in leisting zullen komen
128 Willem van Gulich, hertog van Gelre enz., verklaart, het goed, gelegen in den Dorentslage, vroeger behorende aan Gerit Spijc, te hebben ontslagen van de verplichtingen tegenover zijne heerlijkheid, en het voor een jaarlijkschen erftyns van acht grooten te hebben gegeven aan zijne dienstlieden Willem en Wynandt, kinderen van Gerit voornoemd
137 Johan Schaep als tynsheer verklaart, dat de koop van een mate, gelegen bij Veneken, door Henric van Doeseborch, van Maes Reynerszoon, met zijne toestemming is geschied
179 Gheryd die Boze, richter te Dozeborch, oorkondt, dat Gosen van Aswiin en zijne vrouw Alijd verkocht hebben aan jonkvrouwe Bye Sanders ¾ van zeven roeden in het kerspel Angerlo
189 Gosen van Aswiin, richter te Dozeborch, oorkondt, dat Dirck van Batenborch en zijne vrouw Alijd van Wyncen verkocht hebben aan Vrederyck van Steenre eene rente van tien oude schilden 's jaars, gaande uit het goed, genaamd die Hurst en Bollards gued, in het kerspel Angerlo
208 Henric van Kelle en Gosen van Aswijn, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Boldewijn (Beltkens)zoon en zijne vrouw Alijd verkocht hebben aan Bernd van Triere en Everd van Triere, gebroeders, eene rente van twee pond 's jaars, gaande uit hun huis in de Smeedstrate
238 Guedevert van Delft en Gosen van Aswijn, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Bernd, Everd en Gerid van Triere, gebroeders, met hunne vrouwen Lutgerd, Esselken, anders genaamd Nenneken, en Alijd, eenige renten tot een bedrag van 21 pond 's jaars, gaande uit verschillende huizen aldaar, hebben overgedragen op grond van het testament hunner moeder Alijd van Triere, aan heer Henrick, priester, natuurlijken zoon van Bernd van Triere, en de priesters, die hem zullen opvolgen, voor het lezen van twee wekelijksche zielmissen voor hen en hunnen ouders
248 Paus Innocentius verleent aan de priesters en klerken van het Klerkenhuis te Swolla het voorrecht om een altare portatile te mogen hebben en daarop in dit en in andere klerkenhuizen de mis te mogen lezen
267 Johan van Beke, richter in het ambt Doysborch, oorkondt, dat Dirck van Batenborch beloofd heeft, het Bollertsguet, genaamd dye Hurst, in het kerspel Angerlo, dat hij heeft verkocht aan Frederick van Steenre, te zullen vrijwaren
273 Henric van Kelle en Warner Lering, schepenen te Doysborch, oorkonden, dat Dirck Ketelhoet en zijne vrouw Lutgart verkocht hebben aan Johan Blifer eene rente van twee pond 's jaars, gaande uit een huis in de Smeetsstrate
281 Gosen van Aesswijn en Johan Neghel, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Aelbert ten Boetzeler en zijne vrouw Salome verkocht hebben aan Wolter Pannert eene rente van twee pond 's jaars, gaande uit hun huis in de Smeetstrate
288 Johan van Becke, richter te Doeseborch, oorkondt, dat Arnt Blifher Voetenzoon verkocht heeft aan Gheryt Gosenszoon een akker land op Feneken in het kerspel Drempt
295 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Doesborch oorkonden, dat heer Johan Kristanszoon, pastoor aldaar, met heer Geryt Taets en heer Steven Johanszoon, priesters en broeders, zijne medegezellen van de Duitsche orde eenerzijds en heer Derick die Gruter, heer Geryt Bockhamer, heer Henrick van Wiele, heer Harmen Kockwijck en heer Derick Kompelman, gebeneficieerde priesters in de kerk aldaar, benevens Albertus Roever, schoolmeester, anderzijds een overeenkomst hebben gesloten aangaande den zang tijdens de kerkdiensten
323 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Doesborgum oorkonden, dat de pastoor der parochiekerk aldaar te hunnen overstaan een overeenkomst heeft gesloten met zijne vicarissen ter bewaring van den onderlingen vrede, welke overeenkomst hier wordt geïnsereerd (zie reg.no. 324)
324 Joannes Kerstantii, priester, broeder van de Duitsche orde en pastoor der parochiekerk te Doesborgum, Theodericus Gruter, rector van het altaar van St. Catharina, Gerardus Bockhamer, rector van het altaar van St. Jacob en St. Nicolaas, Everardus Bingerden, rector van het altaar van St. Petrus en Paulus en Thomas, Henricus Wyele, rector van het altaar van de H.H. (10.000) martelaren en St. Barbara, Theodericus Westerwijck, rector van het altaar van St. Marie in de nieuwe kapel bij het choor, Henricus de Reno, rector van het altaar van St. Jan Baptist en St. Jan evangelist, Henricus Veer, rector van het altaar van St. Gregorius en St. Augustinus, Henricus Trier, rector van het altaar der H.H. Driekoningen, gebeneficieerde priesters in genoemde kerk, benevens Thomas Roever, clericus, rector van het altaar van St. Stephanus, Laurentius en Anthonius in die kerk, en Gerardus Olburghe, clericus, rector van het altaar van St. Anthonius in het gasthuis, sluiten een overeenkomst tot het bewaren van den onderlingen vrede en het wegnemen van geschillen over de presentiegelden en andere emolumenten, ontstaan bij het houden van jaargetijden en de viering van heiligendagen
327 Fredericus, bisschop vanTraiectum, bekrachtigt de bepalingen, vervat in den brief d.d. 1416 juli 23 (zie reg.no. 323), waardoor deze gestoken is
347 Henric heer to Wysch verklaart te hebben verkocht aan Ricold Winterpol een akker land, gelegen voor Doisborch op het Molenveld
351 Kracht van Heker, Maes van Batenborch, Gherit van Huete en Maes van Beynem als scheidslieden richten een magescheid op tusschen de gezusters Hadewygh, Johanna en Lijsbet, dochters van Bye van Averlake, van de door hare moeder Bie na te laten goederen, waarbij onder andere aan laatstgenoemde worden toebedeeld een half veldslag in het verste Angerloveld en veertien roeden in het kerspel Angerlo, terwijl bij haar overlijden in een klooster de Blanken maet aan die stichting blijven zal
363 Roloff van Vieracker en Randolph Veer, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Herbegert Dystelweert verkocht heeft aan Gherit Frenc en diens vrouw Jutte Kuser twee renten, elk van een kapoen en een halven groot 's jaars, gaande uit twee huizen en hofsteden aldaar opten Barghe, bewoond door Johan Gelleken en Willam Poil
370 Maes van Batenborch en Gherit Rover, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Meynalt Lunsing en zijne vrouw Geertruyt verkocht hebben aan Johan Styverd eene rente van drie pond 's jaars, gaande uit het huis op den hoek van de Smeetstrate
377 Henrich heer tot Wyssche, landdrost van Zutphen, oorkondt, dat Johan van Buren, heer tot Ewijck, en zijne vrouw Alynora verkocht hebben aan Alpherd Yseren en Johan Kreyng hun goed, genaamd des Duvels hoff of ook Olbergen, in het kerspel Dederen en de buurschap Olbergen, op hun vererfd van wijlen Reynald van Covorde
387 Gosen van Beeck, richter in het ambt Doisborch, oorkondt, dat Henric Winterpol en zijne vrouw Griete verkocht hebben aan Rolof van Heker een akker bij Drempter kolck, één bij den molen van Gherit van Huete en één op het Molenveld, genaamd Winterpols acker
388 Gosen van Aesswijn en Gadert Winterpol, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Ricolt Winterpol en zijne vrouw Bate verkocht hebben aan Beernd van Gulic eene rente van acht pond 's jaars, gaande uit een huis aan den Roggemarcket
400 Aelbert Rover en Evert Zoire, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Gosen van Duven en zijne vrouw Alijd hebben overgedragen aan heer Henrick van Trier, priester, in plaats van eene rente van drie pond 's jaars, gaande uit hun huis in de Waterstrate, eene rente van twee pond en een van een pond 's jaars, gaande uit andere huizen aldaar
408 Aelbert Rover en Gadert van Essen, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Aellart op Zweechurst verkocht heeft aan Herman Ottenzoon eene rente van drie pond 's jaars, gaande uit eene hofstede in de Kopoirtenstrate
412 Johan Scaep en Henric van Langenberge, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Johan van den Ryne en zijne vrouw Styne verkocht hebben aan Lambert Lambertszoon eene rente van twee pond 's jaars, gaande uit hun huis aldaar
426 Wilhem van Bake en zijne vrouw Lutgart verklaren verkocht te hebben aan Johan Kreyng en Alphert Yseren twee weilanden, geheeten Helixsum en die Mertensmaet en vroeger die Tudersmeden, in het kerspel Dozeborgh bij den Radelande, tynsplichtig in den hof te Olborgen
427 Randolph Veer en Gherit van Byvorden, schepenen te Doisborch (!), oorkonden dat Herman then Colke en zijne vrouw Alijt verkocht hebben aan Johan opten Oirde Aerntszoon eene rente van twee pond 's jaars, gaande uit een huis in de Hofstrate
429 Gosen van Beeck, richter in het ambt Doisborch, oorkondt, dat Ricolt Winterpol en zijne vrouw Bate verkocht hebben aan Alide, weduwe van Gosen Hocken, de helft van zijn molen en molenberg met den halven weg erheen, gelegen buiten de stad Doisborch, met behoud van de wederhelft
436 Gherit van Huete en Johan Mey, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Frederick Zore en zijne vrouw Jutte verkocht hebben aan Gherid Kuser eene rente van vier pond 's jaars, gaande uit hun huis aldaar
439 Gerit van der Voerst en Werembolt Stuvenbergh, schepenen te Zutphen, oorkonden, dat Johan Kreyng en zijne vrouw Nese verkocht hebben aan Engelbert Kreyng een vierde van het goed tot Olborgen en een vierde van een maat bij Olbergen
446 Henric heer to Wysch, landdrost van Zutphen, oorkondt, dat Herman Reyger en zijne vrouw Jutte met Gysbert en Herman Reyger, gebroeders, zoons van Herman Reyger uit zijn vorige huwelijk, verkocht hebben aan Johan van der Hovelwick en Gherid van Gulich het goed, genaamd die Nye hoff, in het kerspel Drempt
455 Priorin en convent der besloten nonnen van de Regulieren te Dyepenveen verklaren verkocht te hebben aan de priesters en klerken in het Clerchuys te Doesborch een stuk land in Angerlobroeck, genaamd die Blanckemaet, tynsroerig te Byngerden, benevens een stuk in den Geeren aldaar
467 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Doisborch oorkonden, dat Johannes Goltsmit en Gherit Kuser, kerkmeesters aldaar, met hunne toestemming verkocht hebben aan Pilgrym Zwevinck een rente van vier pond en een groot 's jaars, gaande uit een huis aldaar, zulks voor een som gelds, besteed voor opbouw van den kerktoren
473 Aelbert Rover en Johan Mey, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Alijt Hermansdochter, de kleermaakster, verkocht heeft aan Herman Elyszoon en diens vrouw Alijt eene rente van een pond 's jaars, gaande uit een huis in de Hofstrate
476 Ricolt Winterpoel en zijne vrouw Bate verklaren verkocht te hebben aan Gosen van Beecke en diens vrouw Conegont de helft van hun molen en den berg, waarop deze staat, met de helft van den weg naar dien molen, gelegen buiten de stad Doesborch, waarvan de wederhelft aan Aleit, weduwe van Gosen Hocken, toebehoort
480 Derick van der Hovelwyck Johanszoon belooft geen verhaal meer te zullen nemen op eenig goed van Johan van Hovelwick en doet afstand van alle recht, dat hij daarop hebben mocht
481 Arnolt, herog van Gelre enz., ontslaat op verzoek van Cunegunde en Lutgerde Berentzdochteren het vierde deel van het goed te Holthusen, genaamd Connegunde guet, in het kerspel Dreempt van herfstbede en andere heffingen, mits het binnen twee jaren tot geestelijk goed worde gemaakt
483 Herman van Wye, heer tot Hernen, als leenheer oorkondt, dat jonkvrouwe Herman van Steenre Hermansdochter erkend heeft schuldig te zijn aan Geryt Paelyck van Zevener en diens vrouw Hillegunt eene rente van twintig gulden 's jaars uit Bollertsguet ter Horst in het kerspel Angerloe
484 Herman van Wye, heer tot Hernen, beleent Wyllem van Poelwijck Aerntszoon met het goed, genaamd Bollertsguet ter Horst, in het kerspel Angerloe, na opdracht door jonkvrouwe Herman van Steenre Hermansdochter
486 Johan Mey de jonge, richter in het ambt Doisborch, oorkondt, dat Willam van Poelwick, zijne vrouw Hadewich en hunne dochter Herman van Steenre verkocht hebben aan Gherit Paelken van Zevener en diens vrouw Hillegond eene rente van twintig rijnsche guldens 's jaars, gaande uit het goed Bollarts hurst in het kerspel Angerlo
490 Paus Eugenius draagt den proost van St. maria ad Gradus te Colonia en den dekens van St. Maria te Trajectum en van St. Ludgerus te Monasterium op om de priesters en klerken in het heer Florenshuis te Daventria en de klerkenhuizen te Swollae en van St. Hieronymusberg bij Hattem tegen aanvallen te verdedigen en geeft aan de bewoners van deze huizen verschillende privilegiën
493 Jonge Johan Mey, richter in het ambt Doisborch, en Gherit van Huete en Wolter Snoeye, schepenen en gerichtslieden, oorkonden, dat Connegond en Lutghart Berentsdochters, gezusters, geschonken hebben aan heer Derick van Herxken, heer Gherid van Rees, heer Hubert van Helmont, heer Gherid van Volenho en de andere priesters van het Klerkenhuis te Zwolle, die nu te Doesborch wonen, het Connegonde-goed, behorende tot het goed te Holthusen in het kerspel Drempt
0327 Fraterhuis te Doesburg
Inventaris
7. Bijlagen
7.1. Regesten
493
Jonge Johan Mey, richter in het ambt Doisborch, en Gherit van Huete en Wolter Snoeye, schepenen en gerichtslieden, oorkonden, dat Connegond en Lutghart Berentsdochters, gezusters, geschonken hebben aan heer Derick van Herxken, heer Gherid van Rees, heer Hubert van Helmont, heer Gherid van Volenho en de andere priesters van het Klerkenhuis te Zwolle, die nu te Doesborch wonen, het Connegonde-goed, behorende tot het goed te Holthusen in het kerspel Drempt
Datering:
1432 augustus 22 [op die octave van Onser Liever Vrouwen Assumpcio]
NB:
Oorspr. (inv.no. 58) met de zegels der oorkonders in groene was.
Met transfix, d.d. 1447 juli 5 (zie reg.no. 678).
Dorsale notitie: Lutgerdenguet.
Toegangsnummer:
0327 Fraterhuis te Doesburg
Organisatie: Gelders Archief
laatste wijziging 08-09-2011
495 Geryt van der Voirst en Beernt van Boerle, schepenen te Zutphen, oorkonden, dat Johan Kreyng en zijne vrouw Nyese verkocht hebben aan priorin en convent te Dyepenveen een vierde van het goed to Olbergen in het kerspel Dyederen en de buurschap Olbergen, benevens een vierde van een maat bij Olbergen
496 Gherit ter Voerst en Bernt van Boerle, schepenen te Zutphen, oorkonden, dat Johan Kreyng en zijne vrouw Nese verkocht hebben aan Engelbert Kreyng een vierde van het goed tot Olbergen, benevens een vierde van een maat bij Olbergen
502 Wyllem van Poelwijck Aerntszoon met zijne vrouw Hadewych, en Herman van Steenre Hermansdochter verklaren verkocht te hebben aan Geryt Palyck van Sevener het erf en goed, genaamd Bollertsguet ter Horst, in het kerspel Angerloe
504 Herman van Wye, heer tot Hirnen, beleent Gherit Palick van Zevener met het goed, genaamd Bollartsguet ter Horst, in het kerspel Angerloe, na opdracht door Willem van Puelwick Arntszoon, diens vrouw Hadewich, benevens hare dochter Herman, die zij had bij Herman van Steenre
509 Johan Mey de jonge, richter in het ambt Doisborch, oorkondt, dat Willam Lering en zijne vrouw Geertruyt verkocht hebben aan Johan van der Hovelwick een vierde deel van het goed, die Nye hoff, in het kerspel Drempt, waarvan de helft hem reeds toebehoort alsmede een vierde aan de kinderen van Geertruyd voornoemd en haren vorigen man Gherid van Gulich
511 Gherit van Huete en Johan Mey, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Wolter Aerntszoon en Dirck Wolterszoon met zijne vrouw Essele verkocht hebben aan het Beginenconvent opten Grave een deel van den grond achter der Beginen voderhuis aan de Kuperstrate
519 De notaris Nicolaus Balduinus' zoon instrumenteert, dat heer Henricus van Trier, vicaris van het altaar van den H. Johannes den Dooper en de H. Drie Koningen in de parochiekerk te Doesborch, afstand heeft gedaan van zijne vicarie ten behoeve van het Fraterhuis aldaar, en dat vervolgens de patronen dezer vicarie, Henricus van Trier, Gerardus van Trier en Elizabeth, dochter van wijlen Bernardus van Trier eveneens ten behoeve van dat huis afstand hebben gedaan van hun patronaatsrecht
522 De notaris Nicolaus Balduinus' zoon transsumeert op verzoek van heer Gherardus Negheler van Rees, priester en rector van het Klerkenhuis te Doesburch, de oorkonde d.d. 1406 maart 17 (zie reg.no. 248)
523 Gosen van Beeck, richter in het ambt Doisborch, oorkondt, dat Henrick van Tyel en zijne vrouw Fye met hunne kinderen Aernt en Henrick verkocht hebben aan priorin en convent te Diepenvene bij Deventer een stuk land, geheeten die Papenhurst, in het kerspel Diederen en de buurschap Olberge
532 (Gherit van) Huete en (Evert Zoren), schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Henrick ......, geheeten Potken, en zijne vrouw Hille, benevens Lambert Henricszoon en diens vrouw Griete verkocht hebben aan Henrick ten Alymolen een huis opten Berghe bij der stad More
544 Gerit Gruter en zijne vrouw Aleyt verklaren in erfwissel te hebben overgegeven aan heer Gherid van Rees en de klerken van het Klerkenhuis te Doesburch tien geeren land in Angherloe broeck, waarvoor zij een half veldslag aldaar hebben terugontvangen
545 Daem van Heker en Aelbert Scaep, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Ricolt Winterpoll en zijne vrouw Evert verkocht hebben aan Lodewych Johanszoon eene rente van vier pond 's jaars, gaande uit een huis aan de Rogmarket
549 Gherit van Byvorden en Henric van Ubel, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Anna, vrouw van Wolter Snoye, goedkeuring heeft verleend op den verkoop van het goed dat Biesenslach te Diedem door haren man aan heer Henric Post, vicaris te Weell
550 Rutger van den Paedvoirde, drost van het land van den Berge, oorkondt, dat Wolter Snoy en Anna, zijne vrouw, verkocht hebben aan heer Henrick Phost, vicaris te Weel, een stuk land, genaamd dat Byezenslach, gelegen in het land van den Berghe, in het kerspel Dieden, in de buurschap Loell
554 Aelbert Rover en Gadert van Essen, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat jonkvrouwe Geertruyt van Heker met hare zoons Henric en Roloff van Heker, gebroeders, verkocht hebben aan Reynerus Coninck van Rees, clerck, een akker bij Drempter colck, een akker bij den molen van Gherit van Huete en een akker op het Molenveld, genaamd Winterpols acker
556 Henric van Marwijck, richter in het ambt Doisborch, oorkondt, dat heer Henric Conynck, pastoor in der Borch, en heer Willam Ederynckvelt, provisor der aalmoezen, benevens Dirck Lierken en Symon Cale, kerkmeesters aldaar, verkocht hebben aan Henrik Rover en Beernt Zore, kerkmeesters te Doisborch, het aandeel, dat de kerk in der Borch had in eene rente van tien oude schilden 's jaars, gaande uit die Hurst en Bollartsgoid in het kerspel Doisborch, door wijlen Frederic van Steenre aan deze en aan de kerk te Doisborch tot een eeuwig testament geschonken
557 Wolter Snoye verklaart te hebben verkocht aan heer Henric Post, vicaris te Weel, een slach, geheeten dat Biesenslach, in het kerspel Diedem
558 Henrick van Marwijck, richter in het ambt Doisborch, oorkondt, dat Henric Rover en Beernt Zore, kerkmeesters te Doisborch, verkocht hebben aan Henrik van Ubel, eene rente van tien oude schilden 's jaars, gaande uit het goed, geheten die Hurst en Bollartsgoid, in het kerspel Angerlo, onder vrijwaring van Gherit Paelke van Sevener en diens vrouw Hillegond, welke rente door wijlen Frederic van Steenre aan de kerken van der Borch en van Doisborch tot een eeuwig testament was geschonken
560 Herman van Wye verleent als leenheer toestemming, dat eene rente van tien oude schilden 's jaars, gaande uit het goed, genaamd die Hurst en Bollairtsgoid, in het kerspel (Angerlo) vanwege de kerk en het gasthuis te Doisborch worden verkocht aan Henrike van Ubell
562 De officiaal van den aartsdiaken van Daventria transsumeert op verzoek van heer Gotfridus Toern, rector van het heer Florenshuis aldaar, den brief d.d. 1431 december 6 (zie reg.no. 490)
577 Johannes Naeltwijc van de Duitsche orde, pastoor der parochiekerk te Doesborch, verleent toestemming tot de oprichting van eene kapel bij het Klerkenhuis aldaar, met toekenning van verschillende bevoegdheden
578 Herman van Keppell, landcommandeur der Balye van Utrecht, geeft als patroon der kerk van Doesborch aan de priesters en klerken van het Klerkenhuis aldaar toestemming om eene kapel met een altaar te laten wijden en bekrachtigt de hun door heer Johan van Naeltwijck, pastoor ter stede, verleende privilegiën
587 Deryc van Haghen Johanszoon geeft, na opdracht door Deric van Holthusen en diens vrouw Johan, genaamd Mariken, die Beempte met hofstede in het kerspel Drempt in tyns uit aan heer Gherit van Reys en de klerken van het Klerkenhuis te Doesborch
588 Herman die Boese, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Deric toe Holthusen en zijne vrouw Johan, geheeten Mariken, verkocht te hebben aan heer Gheerd Negheler van Reyss, priester, en de andere priesters en klerken van het Klerkenhuis te Doesborch een stuk land met een hofstede in het kerspel Dreempt, genaamd die Beempte
591 Walravius, geconfirmeerd elect van Trajectum, bekrachtigt op verzoek van de priesters en klerken van het Klerkenhuis te Doesborch de hun door heer Johannes Naeltwijc, pastoor der kerk aldaar, verleende bevoegdheden en privilegiën, nader omschreven in den brief d.d. 1439 october 25 (zie reg.no. 577), die hier is geïnsereerd
592 Prior en convent van het klooster to Nazareth bij Bredervoert eenerzijds en rector, priesters en klerken van het Fraterhuis te Doesborch andererzijds komen overeen, dat zij een gemeenschappelijk door hen gekocht stuk land in Angerlo broick aan de Nye strait en de Clevesche landweer tezamen gebruiken zullen en tezamen de lasten zullen dragen
597 Harman die Boze, richter in het ambt Doisborch, oorkondt, dat Johan van Raesfelde de jonge en zijne vrouw Elsbee verkocht hebben aan Mense Gheritszoon twee stukken land in Angerlo broek in het kerspel Angerlo, een, genaamd Gerbrighs mete, het ander de helft van Luttike Malland
598 Henric van Middachten, ridder, en Johan Hirtebroeck stellen zich borg ten behoeve van Mense Gheritszoon bij den verkoop van de goederen Gerbrighe mete en Halff Luttike Mallant in het kerspel Angerlo door Johan van Raesfelde den jonge en zijn vrouw Elsbe, kinderen van Henric voornoemd
600 Aelbert Scaep en Gosen van Beeck, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Johan van Durtmunde en zijne vrouw Rycke verkocht hebben aan Jacob van Zanten eene rente van twee pond 's jaars, gaande uit zijn huis in de Oypoertstrate naast der Baginen poerte
606 Martinus, bisschop van Magio, vicaris-generaal in pontificalibus van Walravius de Moesa, elect van Trajectum, verklaart, te Doesburgum in het Klerkenhuis eene kapel ter eere van St. Jan evangelist en een altaar ter ere van dezen en andere heiligen te hebben gewijd en geeft veertig dagen aflaat aan hen, die, berouwvol en na belijdenis hunner zonden, in deze kapel de mis zullen hebben gelezen of voor het H. Sacrament het Onze Vader en het Wees gegroet zullen hebben gebeden
607 Martinus, bisschop van Magio, vicaris-generaal in pontificalibus van Walravius de Moirsa, elect van Trajectum, verleent aan hen, die berouwvol en na belijdenis hunner zonden op bepaalde dagen de kapel in het huis van priesters en klerken te Doesborg bezoeken, een aflaat van veertig dagen en eveneens aan de broeders, die bepaalde goede werken hebben verricht
608 Rodolphus, bisschop van Trajectum, bekrachtigt, op verzoek van de priesters en klerken in het Klerkenhuis te Doesborch, den brief d.d. 1439 october 25 (zie reg.no. 591), welke hier is geïnsereerd, onder toekenning van verschillende bevoegdheden
612 Arnolt, hertog van Gelre enz., bevrijdt ten behoeve van Lijsbeth van der Huet, vrouw van Jacob aver die Vecht, een aantal landerijen bij den Alden Ysel en onder Dreempt van den er op rustenden leenplicht
613 Herman die Boze, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Wyllem Myllinck en zijne vrouw Margareta, dochter van Jacob van Avervecht, verkocht hebben aan heer Gherit van Reyss en de andere priesters en klerken van het Clerickhuyss binnen Doesborch, een aantal landerijen bij den Olde Ysel en onder Dreempt
615 Priorin en convent van het klooster van Dyepenveen en Engelbert Kreyng eenerzijds en Andries Yseren Alphartszoon andererzijds stellen eene deeling in tweeën van het goed te Olbergen vast
618 Engelbert Kreyng verklaart verkocht te hebben aan priorin en convent van Dyepenveen een vierde van het goed te Olberghen, benevens een vierde van een maat, vroeger gekocht van Willem van Baeck, in het gericht en het ambt Doisborch en de buurschap Olberghen
621 Wenmair Vaeck, richter in het ambt Doysboirch, oorkondt, dat Engelbert Kreynck verkocht heeft aan priorin en convent van Diepenveen een vierde deel van het goed to Olborghen en een vierde van een maat, genaamd die Hillichsoms mate
622 Johan Kreyng verklaart, tezamen met Alphart Iseren het goed tot Olberghen te hebben gekocht, en den brief, hem door zijnen medekooper als bewaarder van den oorspronkelijken koopbrief daarvan gegeven, te hebben aan priorin en convent van Dyepenveen, aan wie thans de helft van dit goed toebehoort
625 Randolph Veer en Aelbert Rover, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Henric van Ubel en zijne dochter Nenne overgedragen hebben aan heer Henrick van Trier en zijn rechtverkrijgenden eene rente van een pond 's jaars, gaande uit een huis in de Potstrate, die geschonken was aan heer Henrick voornoemd door wijlen Haedewich tUebels in de plaats van een door wijlen Aleit van Trier, hun grootmoeder, geschonken som van twintig pond
631 Henric van Ubel en Willem Lering, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Evert Zoere en zijne vrouw Uland verpacht hebben aan heer Johan van Deventer en zijne metgezellen in het Fraterhuis een huis en hofstede aldaar voor tien pond 's jaars
634 Evert Zuer scheldt aan heer Henric van den Grave en de klerken van het Fraterhuis te Doesborch de tien pond 's jaars kwijt, die zij hem schuldig waren uit een huis aldaar, dat hij hun voor die som had verpacht
635 Kathryna van Ghemen en van Voirst als leenvrouw verleent toestemming tot den verkoop van eene rente van twaalf oude schilden 's jaars uit het goed, genaamd die Hurste en Bollartsguet, in het kerspel Angerloe, door Gherit Palick van Zevener, aan Mense Gheritszoon
637 Hinrick van Tyel en zijne vrouw Fye schelden aan het klooster te Dyepenveen het recht van erfpacht kwijt, dat zij hadden van een mate, geheeten de Papenhort (!), in de buurschap Olbergen
639 Aelbert Scaep en Gerloch Steynken, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Henric Bairken, de oude, Henric en Maes, zijne zoons, en Aleit, zijne dochter, verkocht hebben aan Gosen van Vynckwick eenige renten tot een bedrag van 16½ pond 's jaars, gaande uit een huis in de Potstrate, een huis in de Hofstrate, een huis in de Hospitaelsstrate, een huis aan de Vroukensmarckt en een hof in den Zantberg
646 Beert te Voerthusen, Gerit te Voerthusen Bertenzoon en diens twee zusters, en Griet Bongaerts met Lutgaerd hare dochter verklaren verkocht te hebben aan heer Henric van den Grave, rector, en de klerken van het Klerkenhuis te Doesborch een stuk land in het kerspel Dreempt, dat vroeger kerkhof placht te zijn
654 Aelbert Scaep als tynsheer verklaart goed te keuren den verkoop van een pacht van twee gulden 's jaars uit een stuk land, genaamd Henrics maetken van Doesborch, gelegen aan de Duysterstege bij Doesborch, door Egbert to Heker en diens vrouw Fye aan heer Henric van den Grave, priester, en de klerken van het Klerkenhuis te dier stede
655 Wilhem van Gulich geheeten Van Wachtendonck verklaart, dat Henrick van Essen een jaarrente van zes rijnsche guldens, gaande uit diens erf te Doisborch opten Berge naast dat van den monnik broeder Peter van Gelren, heeft afgelost
656 Evert Zoer en Henric van Langenberge, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Beernt van der Gold en zijne vrouw Eefse zich hebben verbonden ten behoeve van het Fraterhuis aldaar te zullen aflossen eene rente van vijftien gulden 's jaars, die het huis aan Ermgart van Ubel schuldig is
659 Henric van Ubel en Otto Kuser, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Henric van Essen en zijn zoon Henric verkocht hebben aan heer Henrick van den Grave, priester, en zijne medebroeders een hofstede op den Berghe bij de stadsmuur
662 Ricolt Winterpoill en zijne vrouw Evert verklaren verkocht te hebben aan Rottert Rengenberch een moestuin naast den molenberch van Gosen van Beke in het kerspel Doisborch
665 Harman die Boze, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Ghisele Blifer verkocht heeft aan heer Henric van den Grave en de klerken van het Klerkenhuis te Doesborch een stuk land in het kerspel Dreempt in een kamp, genaamd Huetmans maet
678 Rodolphus, bisschop van Trajectum, bekrachtigt de schenking, nader omschreven in den brief d.d. 1432 augustus 22 (zie reg.no. 493), waardoor deze gestoken is
688 Henric Aelbertszoon en Otto Kusen, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Henric van Essen en zijn zoon Henric verkocht hebben aan het Klerkenhuis aldaar een hofstede en hof in de Barchstrate, onder borgstelling voor eene nog onmondige dochter, die Henric had bij zijn overleden vrouw Jutte
691 Harman die Boese, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Bernt Winterpoel verkocht heeft aan Henrich Winterpoel een stuk land, genaamd het Fonderloesche meteken, gelegen in der Luer
692 Henrich Winterpoel geeft aan Bernd Winterpoell, die hem een stuk land in der Luer, genaamd dat Fonderloesche meetken, heeft verkocht, het recht van wederinkoop voor 200 rijnsche guldens
693 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Doesborch verklaren goed te keuren de oprichting van een stichting voor arme vrouwen in het voormalige Fraterhuis in de Waterstrate door heer Evert van Bingerden, priester en vicaris in de kerk aldaar, te besturen volgens de in dezen brief gestelde regelen
694 Henric Aelbertzoon en Aelbert Schaip, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Willem Cailmeter en zijne vrouw Nelle Verkocht hebben aan het Klerkenhuis aldaar eene rente van drie pond 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede in de Hofstrate
695 Lubbert van Olborgen en zijne vrouw Aleyt verklaren verkocht te hebben aan Garyt ten Broick en diens vrouw Oede een akker in den Sydenvelde in het kerspel Drempt, onder belofte van vrijwaring door Geryt Palyck van Zevener
700 Henricus van den Grave, Johannes van Deventer, priesters, Johannes van Dotinchem, Bitterus van Doetinchem en Tricus van Sittart, klerken, provisors van het Clerchuys te Doesborch, verklaren, het armhuis, gesticht door heer Evert van Bingerden bij den brief van 1448 juni 6 (zie reg.no. 693), waardoor deze gestoken is, volgens de gestelde regels te zullen besturen, terwijl, mocht de huisbrief niet kunnen worden uitgevoerd, de inkomsten volgens des stichters uitersten wil zullen komen half aan zijn vicarie voor zieldiensten en half aan kerkmeesters voor onderhoud van het kerkgebouw
701 Herman die Bose, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Reyner ten Ho(e)ve verkocht heeft aan het Klerkenhuis te Doesborch een stuk land, genaamd dat Bolxken, liggend in het goed Hirtswinkel in het kerspel Dreempt, onder bepaalde voorwaarden aangaande de betaling van eene er op rustende geldsom van 141 gulden, door Aernt te Voerthusen verschuldigd als medegave voor Nenne, moeder van Reyner en zijn broeder Dirc
703 Aelbert Scaip als tynsheer geeft aan heer Henrick van den Grave en de klerken in het Klerkenhuis te Doesborch een stuk land in het kerspel Drempt, genaamd dat Doesborchsche maetken, in tyns uit, na verkoop door Egbert to Hieker en diens vrouw Fye
705 De notaris Hermannus Hertzebol van Maesbommel instrumenteert, dat Henricus van Trier, zoon van wijlen Everard van Trier, Gerardus van Trier, zoon van wijlen Gerardus van Trier, en Elizabeth van Millingen, dochter van wijlen Bernardus van Trier, een officium van twee wekelijksche missen en eene som van 21 pond, destijds opgedragen aan heer Henricus van Trier, natuurlijken zoon van Bernard van Trier, maar door diens overlijden vaceerende, schenken aan heer Henricus de Gravia, rector van het Klerkenhuis te Doisborch, om deze missen in de parochiekerk of eventueel in de kapel van het huis te doen lezen, onder opdracht van het patronaatsrecht van dit officium aan den rector van het huis
706 Willem Lering en Henric van Essen, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Henric van der Hovelwick en zijne vrouw Aleit verkocht hebben aan het Klerkennhuis aldaar een hofstede en hof in de Barchstrate naast het genoemde huis
710 Henricus van den Grave en Johannes van Deventer, priesters, Johannes van Dotinchem en Bitter van Dotinchem, klerken, verklaren verkocht te hebben eene rente van drie rijnsche guldens 's jaars, ten laste van hun van Willem Millinck gekocht en door hen verpacht erf in het kerspel Dreempt, van welke rente zij 2½ gulden zullen besteden voor schoenen ten behoeve van arme lieden van omstreeks 25 jaren en ½ gulden zelf mogen behouden, zulks voor de ziel van wijlen Harman van Zelem
711 Richter en schepenen der stad Doesborch oorkonden, dat Henric Vos en Henric Rover, kerkmeesters aldaar, voor "timmeringe" van de kerk verkocht hebben aan heer Henrick van den Grave, priester, en de klerken van het Klerkenhuis ter stede een aantal renten uit onderscheidene huizen aan verschillende straten en uit een hof, genaamd Feysenhof, buiten de Meyporte aldaar tot een bedrag van 24 3/8 pond 's jaars
713 Gerit Gosenszoon met zijne kinderen Henric, Johan en Gosen verklaren verkocht te hebben aan het Klerkenhuis te Doesborch een akker land op dat Veneken in het kerspel Dreempt
715 Harman die Boize, richter in het ambt Doisboirch, oorkondt, dat Henrick Winterpoill en zijne vrouw Nenne, benevens Bernt Winterpoill verkocht hebben aan Lense Winterpoill een stuk land, genaamd dat Vonderloesche maetken, gelegen in der Luer in het kerspel Drempt
716 Hermannus die Boze, richter in het ambt Doesburch, bericht aan Rodolphus de Diepholt, bisschop van Trajectum, dat Menss Geritszoon te zijnen overstaan aan het Fraterhuis te Doesborch heeft geschonken en overgedragen een weide in Angerlobroeck, genaamd die meeste Gerbriger maet, ten behoeve van den priester van het door hem opgerichte altaar van St. Catharina en Barbara in de parochiekerk ter stede, zulks onder mededeeling van de daarvoor getroffen regeling, en verzoekt hierop en op de aanstelling van den priester Johannes Michaelszoon de bisschoppelijke bekrachtiging
717 Rodolphus, bisschop van Trajectum, bekrachtigt op verzoek van Mense Gerarduszoon den inhoud van den brief d.d. 1450 september 26 (zie reg.no. 716), waardoor deze gestoken is, en verheft het daar genoemde altaar tot eene capellanie en beneficium
718 Rodolphus, bisschop van Trajectum, bericht aan de priesters en klerken van het Klerkenhuis te Doesborch, dat hij de schenking door Mens Gerarduszoon van de weide, genaamd Gerbrigermaet, in Angerlobroick en van een door dezen in de kerk te Doesburg opgericht altaar aan het genoemde Klerkenhuis goedkeurt
719 Henricus van den Grave, rector van het Fraterhuis te Doesborch, eenerzijds en Gerit Haeck met zijne vrouw Luytgard andererzijds gaan een erfwissel aan, waarbij de laatsten verkrijgen een akker land in den Siden Dreempter veld, genaamd Marcamp, en het Fraterhuis een akker terzelfder plaatse achter des Valken camp
722 Harman die Boze, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Henric Spoelre en zijne vrouw Gertruyt Spoelre verkocht hebben aan het Klerkenhuis te Doesborch een akker in den Veenken
723 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Doesborch oorkonden, dat heer Henric van den Grave, priester, Henric Aelbertsoen, Otto Kuser, Johan Klincke, Willem Matelang en Adam Veer als scheidslieden in een geschil tusschen Mechtelt van Elten, weduwe van Claes van Millingen, eenerzijds en Hillegont van Millingen, zuster van Claes voornoemd, andererzijds, aan eerstgenoemde partij hebben toegescheiden onder andere de halve Karmsenmate in Angerloebroek en een stuk aldaar, genaamd dat Voshol
728 Harman die Boize, richter in het ambt Doisborch, oorkondt, dat Hilligunt van Millingen afstand heeft gedaan van haar aanspraken op het goed Vosshaell in Angerloebroick in het kerspel Angerloe, afkomstig van wijlen haren broeder Claes van Millingen en bij magescheid toegewezen aan diens weduwe Mechteld
730 Gerloch Steynken en Daem Veer, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Gerit Kuser en zijne vrouw Gertruyt verkocht hebben aan het Fraterhuis aldaar een akker land op het molenveld
731 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Doesborch oorkonden, dat in een erfwissel tusschen de kerkmeesters en de gasthuismeesters eenerzijds en het Fraterhuis andererzijds door het laatstgenoemde is verkregen een akker land op den Oesterenck onder Dreempt, benevens twee akkers op den Hogen velde bi der Slonden, terwijl het den grond in de Malthorst te Dreempt afstaat
735 Gosen van Vinckwick en zijne vrouw Maria verklaren te schenken aan de armen binnen de stad Doesborch eenige renten, tezamen groot 11½ pond en drie rijnsgulden 's jaars, gaande uit verschillende huizen aldaar en benoemen den rector van het Fraterhuis tot rentmeester dezer gelden, voor welke bemoeiingen hij twee pond 's jaars mag afhouden
736 Gosen van Vinckwick en zijne vrouw Maria verklaren tot een eeuwig testament aan het Fraterhuis te Doesborch te schenken eene rente van drie rijnsche guldens 's jaars, gaande uit Derick Putselers huis, benevens 16½ pond 's jaars aan verschillende renten volgens de daarvan zijnde schepenbrieven, te verdeelen als volgt: drie rijnsche guldens en 9½ pond aan de armen, 2 pond aan het Fraterhuis, den vicarissen voor het doen eener memorie 2 pond en aan de kerk en het gasthuis tezamen 3 pond
737 Herman die Boze, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Johan van Kel Gheritszoon verkocht heeft aan de priesters en klerken van het Fraterhuys te Doesborch een stuk land, genaamd dat Veltslach, in Angerlobroeck
744 Henricus van den Grave, Johannes Micheelszoon van Deventer, Reynerus van Neer, Johannes van Doetinchem en Bitterus van Huessen, priesters van het Fraterhuis te Doesborch, verklaren, dat het Klerkenhuis te Zwolle onder hun naam gekocht heeft van Johan van Kell een mate land in Angerloe broec, genaamd dat Veltslach, en dat het Zwolsche huis dit land zal mogen gebruiken, totdat het Fraterhuis in de kerspelen Zwolle of Wye eene rente ter waarde van 240 oude schilden er voor zal kunnen koopen
745 Deric van Elten en Mechtelt, weduwe van Claes van Millingen, verklaren verkocht te hebben aan heer Henrick van den Grave, priester, en de klerken van het Fraterhuis te Doesborch een maat land in Angerlo broick, genaamd Karmsche maet, leenroerig aan den hof te Bingerden
746 Henric van Ubel, momber van Johan van Bingarden, beleent heer Henrick van den Grave, priester, rector van het Fraterhuis te Doesborch, en namens hem als leenman Johan Loyenzoon, met een maat land in Angerlo broick, genaamd Karmsche maet, na opdracht door Deric van Elten en zijne zuster Mechtelt, weduwe van Claes van Millingen
749 Johan Loyenzoon verklaart verkocht te hebben aan het Fraterhuis te Doesborch een akker land achter Veenken naast Huetmansmaet
751 Hadewich, weduwe van Kracht van Hieker, verklaart verkocht te hebben aan haren zoon Henrik van Hieker haar aandeel in de nalatenschap van wijlen hare zuster Lijsbet van Averlake, leekezuster te Diepenveen
754 Gerlich Steynken en Ricolt ten Have, schepenen te Doisboirch, oorkonden, dat heer Henric van den Grave, priester, en Johan Rolofsz. een erfwissel hebben aangegaan, waarbij de tweede ontvangt eene rente van drie pond 's jaars uit een huis in de Potstrate en eerstgenoemde twee renten van respectievelijk 3 en 2¼ pond 's jaars, gaande uit een huis in de Papenstraat en een in de Oyportstrate, onder voorwaarde, dat hij jaarlijks 2¼ pond aan de armen te Doisborch zal uitdeelen
762 Walraven van Moirse, elect confirmaat van Munster, heer to Bair, erkent schuldig te zijn aan Steven van der Hoeven wegens door dezen geleden schade en geleende gelden de som van duizend rijnsche guldens en stelt daarvoor tot onderpand het Bairssche slach, gelegen in heer Everts broick, benevens de weerd bij Havicker weerdt en de weerd, genaamd Locker weerdt, dat voor de helft aan den heer van Bronchorst toebehoort
763 Lenso Winterpoel en Henric Vos, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Henric Haeck en Harman ten Kolck, provisoren der broederschap van St. Georgius aldaar, hebben overgedragen aan heer Henric van den Grave, priester, en de klerken van het Fraterhuis ter stede een stuk land in den Siden veld benevens 25 pond pachtgeld 's jaars voor het lezen van twee wekelijksche missen op een in de parochiekerk op te richten St. Georgius-altaar, en dat vervolgens heer Henric van den Grave, priester en rector van het Fraterhuis, deze verplichting heeft aanvaard
764 Gerit Palick van Sevener met zijne vrouw Hilligonde en Henrick van Boedberch met zijne vrouw Aleit beloven, dat zij de door hen aan Mense Geritzoen verkochte rente van negen oude schilden 's jaars, gaande uit het leengoed die Hurst en Bollartsguet, binnen vijf jaren zullen aflossen, bij gebreke waarvan het goed zal komen aan de leenvrouwe jonkvrouwe Kathrijn van Ghemen en van Voirst en zij over deze rente zal kunnen beschikken
765 Harman die Boze, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Henric van Boedbergen en zijne vrouw Aleyt beloofd hebben aan jonkvrouwe Kathrine van Gemen en van Voirst etc. twintig rijnsche guldens, tot welker verkoop uit het goed die Horst en Bollertsguet aan Gerit Palick van Zevenhair en diens vrouw Hilgond destijds toestemming was gegeven door Herman van Wye, heer to Hernen, weder aan dat leengoed terug te zullen brengen
766 Rodolphus, bisschop van Trajectum, bekrachtigt op verzoek van Henricus Haeck en Hermannus ten Kolck, provisoren der broederschap van St. Georgius te Doesborch, den brief d.d. 1454 mei 10 (zie reg.no. 763), waardoor deze is gestoken, en machtigt Judocus, bisschop van Jheropolis, vicaris-generaal in pontificalibus, om het St. Georgiusaltaar in de parochiekerk ter stede te wijden
768 Richter en schepenen te Doesborch oorkonden, dat Johan Loyenzoon en Aelbert Middeldarp, kerkmeesters, benevens Roloff Zoere en Gerit Kuser, provisoren van het gasthuis aldaar, voor bouwkosten van kerk en gasthuis verkocht hebben aan Lense Winterpoel en diens vrouw Engele 2/3 van Compelwickerhoeve in die Luer aan de Vonderlosche strate, waarvan het andere 1/3 deel aan Henrick to Compelwick behoort, met het er op rustende tynsrecht
771 Johan van Bingerden, leenheer van den hof te Bingerden, beleent het Fraterhuis te Doesborch met een maat land in Angerloe broich, genaamd Karmschmaet, waarvoor Johan Loyenzoon als hulder optreedt
774 Peter van Boedebergen en Herman de Boze als scheidslieden vanwege het convent to Nazareth, het convent te Diepenveen en den rector van het Fraterhuis te Doesboerch eenerzijds, en Johan van Kel Geritszoon en Henrick Alberts als scheidslieden vanwege Henrick van Hieker en diens moeder Haedewig andererzijds met Gerit Palick van Enghusen als opperscheidsman stellen eene scheiding vast van de nalatenschap van zuster Lijsbet van Averlaick te Diepenveen, waarbij aan het Fraterhuis een maat land, genaamd die Groete Blanckemaet in Angerlobroeck wordt toegekend
776 Wernerus Haeck, priester, en Lense Winterpol, gildemeesters der O.L. Vrouwebroederschap, eenerzijds en Henricus van den Grave, priester en rector van het Fraterhuis te Doesborch andererzijds gaan een erfwissel aan, waarbij de broederschap zal hebben eene rente van een pond 's jaars uit een hof, genaamd Ubelshof, en het Fraterhuis eene rente van een pond 's jaars uit den hof op den Berch, waar het nu is gevestigd
777 Gerit Haeck en zijne vrouw Luytgart verklaren verkocht te hebben aan het Fraterhuis te Doesborch een halven akker land in het Syde Dreempter veld, waarvan de wederhelft vroeger behoorde aan Henric Hegeldinck en thans aan het genoemde huis
778 Henric ten Nyenhave verklaart verkocht te hebben aan het Fraterhuis te Doesborch een landweg aan het einde van zijn "Ysschart" tusschen den Oerd en het Elsmaetken van genoemd huis
779 Henric Hegeldinck en zijne vrouw Alijt verklaren in een erfwissel met het Fraterhuis te Doesborch aan deze instelling te hebben overgegeven twee akkers land in het Side Dreempter velt, waarvoor zij twee akkers land op Langenoert hebben terugontvangen
781 Hertwich Negel, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Gerit to Voirthusen wijlen Aerntszoon verkocht heeft aan heer Henrik van den Grave, priester, en de klerken van het Fraterhuis te Doesborch een boomgaard op den Alsenoert, eertijds Kirckhof genoemd, benevens een daarop rustende vordering op zijnen broeder Harman to Voirthusen wegens zijn ouderlijk versterf
782 Hertwich Negel, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Henric van Hieker en zijne vrouw Mergriet verkocht hebben aan heer Henrik van den Grave, priester, en de klerken van het Fraterhuis te Doesborch een stuk land, genaamd een half Veltslach, in Angerlobroick naast die Geren
783 Henricus van den Grave, Johannes van Deventer, Reynerus van Neer, Johannes van Dotinchem en Tricus van Sittert, priesters en provisors van het Fraterhuis te Doesborch, verklaren te hebben verkocht aan Mr. Livyn van Middelborch gedurende zijn leven en daarna aan de arme klerken en scholieren in het Arme klerkenhuis eene rente van 3½ wilhelmusschild 's jaars voor het kopen van een half vat boter, gaande uit alle huizen, waar zij nu wonen
790 Johan Klincke en Bernt Gruter, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Johan Willemszoon, zijn zoon Goissen Bodde en diens vrouw Berta verkocht hebben aan Henrick Maen eene rente van vier pond 's jaars, gaande uit hun huis in de Koeportstrate naast dat van den koper
792 Vincencius, graaf to Morse en to Sarwerden, hecht zijne goedkeuring aan de verpanding, nader omschreven in den brief d.d. 1454 februari 21 (zie reg.no. 762)
799 Gerit Haick en Johan Goltsmyt, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Johan die Lengeler en zijne vrouw Margarita verkocht hebben aan heer Garit Pannert, priester, eene rente van twee pond 's jaars, gaande uit een huis in de Kuperstrate
802 Harman die Boze, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat broeder Hugo die Havesche als gemachtigde van priorin en convent te Diepenveen bij Deventer overgedragen heeft aan de priesters en klerken van het Fraterhuis te Doesborch een huis en hof met verschillende landerijen in de buurschap Olbergen
803 Harman die Boze, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Steven van der Hoven verkocht heeft aan Mechteld van Millingen een maat land, genaamd dat Baersche slach, in heer Everts broick achter Baer
804 Gerselis van den Gruuthuys, richter van Arnhem en Veluwenzoem, oorkondt, na insertie van den brief d.d. 1456 december 16 (zie reg.no. 803), dat Gysbert van der Hoven Gysbertzoon overgedragen heeft aan Mechteld van Millingen eene rente van 21 gouden schilden 's jaars, gaande uit het hem toebehorende goed ten Eelse in het kerspel Velp, in plaats van welke som hij haar het gebruiksrecht geeft van een maat land, genaamd dat Bairsche slach, in heer Everts broick achter Bair
805 Harman die Boze, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Mechtelt van Millingen aan Steven van der Hoven en Ghysbert van der Hoven, gebroeders, het losrecht geeft van een maat land, genaamd dat Baersche slach, in heer Everts broick achter Bair en eenre rente van 21 schilden 's jaars voor eene som van 450 rijnsche guldens
808 Johan van Bingerden als leenheer oorkondt, dat Henrick Vos verkocht heeft aan Johan Post eene rente van 5½ rijnschen gulden 's jaars, gaande uit het goed, genaamd Potsmate, leenroerig aan den hof te Bingerden, in de buurschap Beynen en het kerspel Doesborch, onder belofte van vrijwaring door Henrick Wynterpol
809 Henrick Ailbertzoon en Lenso Winterpoll, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Johan die Vrye en zijne vrouw Cone, benevens Johan Rover en diens vrouw Lamberich verkocht hebben aan Johan ten Kolke en Mechtelt van Millingen een molenberch met den weg buiten de Hoymeyden poort
810 Harman die Boze, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Johan die Vri en zijne vrouw Connegond verkocht hebben aan Johanne ten Kolck en Mechtelt van Millingen, weduwe van Claes van Millingen, den halven molenberg op het Molenvelt voor Doesborch, vroeger toebehoord hebbende aan Gosen van Beeck, met wien Connegond te voren gehuwd was
813 Harman die Boze, richter in het ambt Doisborch, oorkondt, dat Johan Klinck en zijne vrouw Angneze verkocht hebben aan Engell Rensen, weduwe van Wijnken Vroedingh, eene rente van zes oude schilden 's jaars, gaande uit hun goed, genaamd die Nyehoff, in het kerspel Drempt
814 Harman die Boize, richter in het ambt Doisborch, oorkondt, dat Claes van Grefflinchem genaamd Grijs beloofd heeft aan Engell Rensen, weduwe van Wijnken Vrodingks, eene door haar van Johan Clincke en diens vrouw Angnese gekochte rente van zes oude schilden 's jaars, gaande uit het goed die Nyehoff in het kerspel Drempt, te zullen vrijwaren
816 Henrick Ailbertszoon en Johan Goltsmyt, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Johan Klincke en zijne vrouw Agnesa benevens Stouwe van den Grotenhuys verkocht hebben aan Mechtelt van Millingen en Johan ten Kolke een hof buiten de Homeydenpoort naast den maltmolenberch
821 Willem van Ulfft geheeten Matelang en Rycolt ten Have, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Henrick Olymole en zijne vrouw Wysse verkocht hebben aan Johan Goltsmyt een huis in de Berchstrate tusschen de Begynen en den stadsmuur, onder belofte van vrijwaring door Steven Bannyng
822 Egbert van Beeck verklaart geen aanspraak te zullen maken op den molenberch, voor Doesborch gelegen, die door zijne moeder Koenegond van Beeck verkocht is aan Johanne ten Kolck en Mechtelt van Millingen
823 Harman die Boze, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Reyner ten Have en zijne vrouw Beele verkocht hebben aan het Fraterhuis te Doesborch een akker land op Langenoert in het kerspel Dreempt aan de Duysterstege
827 Willem van Ulfft geheeten Matelang en Rycolt ten Have, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Johan Gol(t)smyt en zijne vrouw Gertruyt geruild hebben met Jutte van Yperen en hare dochter Styne hun huis op de Berchstrate naast de Fraters tegen het huis in dezelfde straat tusschen de Begynen en den stadsmuur
828 Harmen die Boze, richter in het ambt Doisborch, oorkondt, dat Geryt van Tyll en zijne vrouw Fye benevens Willem van der Hovelwick, zoon van Johan en van Fye voornoemd, erkend hebben schuldig te zijn aan Deric van Aerde en diens vrouw Weyndele 229 rijnsche guldens, waarvoor zij 8½ oud schild rente 's jaars zullen betalen, gaande uit het goed, genaamd die Nye hoff, te Drempt
830 Henricus van den Grave, Johannes van Deventer en Tricus van Sittert, priesters en provisors van het Fraterhuis te Doesborch, verklaren verkocht te hebben aan jonkvrouwe Katrine van Voirst, van Gemen etc. ten behoeve van de armen te Doesborch eene rente van vijftien malder winterrogge 's jaars, gaande uit het goed te Olbergen, waarvoor zij alle Vrijdagen aan 26 huisarmen 13 brooden zullen uitreiken, terwijl zij de resteerende twee malders voor zich zelf mogen gebruiken
831 Henricus van den Grave, Johannes van Deventer, Theodericus van Sittert en Reynerus van Neer, priesters en provisors van het Fraterhuis te Doesborch, verklaren ontvangen te hebben als schenking van Claes van Haepsteen 110 rijnsche guldens wegens hoofdsom en opbrengst van zijn aandeel in een tiend, door zijnen vader Rolof van Haepsteen aan hem en zijnen broeder nagelaten, voor welk geld zij op Dinsdag, en Vrijdag een mis zullen lezen en soms zielmissen
834 Judocus, bisschop van Jeropolis, vicaris-generaal in pontificalibus van den bisschop van Trajectum, verklaart op het terrein van het Fraterhuis te Doesborch eene kapel ter eere van de H. Maagd Maria met drie altaren te hebben gewijd, onder andere onder verlening van een aflaat van veertig dagen voor bepaalde weldoeners en bezoekers
838 Willem Matelang en Rycolt ten Have, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Johan Goltsmyt en zijne vrouw Gertruyt verkocht hebben aan heer Henrick van den Grave, priester, en zijne medebroeders een huis en hof in de Berchstrate aldaar naast het Fraterhuis
839 Frater Johannes Koenen van de Duitsche orde, pastoor der parochiekerk te Doesborch, vergunt aan de priesters en klerken van het Klerkenhuis aldaar om in hunne op den Berg gelegen kapel van de H. Maagd missen te lezen, een eigen kerkhof te hebben en andere privileges
840 Johan van Haeften, landcommandeur der Balie van Utrecht, bevestigt de privilegiën, aan de priesters en klerken van het Klerkenhuis te Doesborch vergund door heer Johan Koenen, priester der Duitsche orde en pastoor aldaar, en staat hun toe eene kapel met drie altaren en een eigen kerkhof te hebben
841 Henricus van Merlair van Gravia, Johannes Michaelis van Daventria, Theodericus van Sittert, Johannes van Koesvelt, Theodericus Bavenderp en Bernardus Goldken, priesters en provisors van het Klerkenhuis in Doesborch, in aanmerking nemende de hun door pastoor Johannes Koenen verleende privileges, stellen eene regeling vast voor de verhouding tusschen hun huis en de parochiekerk
842 De notaris Hermannus Hertzebol van Maesboemel transsumeert op verzoek van heer Henricus de Gravia, priester en rector van het Klerkenhuis te Doesborch, den brief d.d. 1459 juli 22 (zie reg.no. 841)
846 Gerloch Steynken, Gerit Haick, Johan Golsmyt en Igerman van Megen als scheidslieden stellen een magescheid vast tusschen Derick van Aerde, zijne dochter Wendel en Gerit Zoer, haren broeder, van de nalatenschap van wijlen Dericks vrouw Wendel, waarbij Gerit ontvangt eene rente van negen gulden 's jaars uit den Nyenhoff in het kerspel Drempt en Wendel eene rente van drie gulden 's jaars uit Rottat (!) Ringenberchshuis
848 Prior en convent van het klooster Nazareth bij Bredevoert eenerzijds en rector, priesters en klerken van het Fraterhuis te Doesborch andererzijds gaan een erfwissel aan, waarbij eerstgenoemden verkrijgen een halve maat land, genaamd die Geren, en laatstgenoemden dertien lange roeden, waarvan tien naast Karmsche maet, en een half maatje, gelegen aan de Nye straet
849 Priesters en klerken van het Fraterhuis te Doesborch eenerzijds en Henric van Hieker met zijne vrouw Mergriet andererzijds gaan een erfwissel aan, waarbij eerstgenoemden verkrijgen de Lange roeden aan de Veltstrait in Angerlo broick naast Karmsche maet en laatstgenoemden een stuk van tien korte roeden ter zelfder plaatse
853 Johan ten Kolck en Mechtelt van Millingen verklaren, dat zij tezamen met het Fraterhuis te Doesborch den Molenberch met weg en hof, liggende buiten de Hameypoort aan het Molenveld hebben gekocht, en dat zij verder voor gezamenlijke kosten daar een windmolen hebben laten bouwen, zodat zij ieder voor een derde in winst en schade zullen delen
855 Herman dye Boez, richter in het ambt Doesboirch, oorkondt, dat Deryck van Aerde en Gerryt Zuer, zijn stiefzoon, alsmede Johan Spaen en zijne vrouw Weyndel verkocht hebben aan Gerryt Stocmanszoon en diens vrouw Gryete eene rente van 8½ oud schild 's jaars, gaande uit het goed dye Nye hoff te Drempt, dat toebehoort aan jonkvrouwe Fye van Tyl en Wyllem van der Hovelwyc, haren zoon
857 Gerloch Steynken en zijne vrouw Gertruyt verklaren voor 99 jaren verpacht te hebben aan het Fraterhuis te Doesborch twee lange en twee korte roeden in het kerspel Angerlo aan de Veltstrate voor 1¾ oud schild 's jaars
858 Lenso Derixzoon en Lubbe Lenskens als tynsheeren geven aan het Fraterhuis te Doesborch een holtslach in het kerspel Dreempt aan de Haickstrate in tyns uit na opdracht door Henric van Trier en staan vervolgens hun tynsrecht er op eveneens aan het Fraterhuis af
862 Gerryt Suer als hoofdschuldenaar en Johan Rover en Willem Stochoff als borgen beloven aan Gerryt Stockman en diens vrouw Griete, dat zij eene door dezen gekochte rente uit den Nyenhoff zullen vrijwaren
867 Mechtelt van Millingen verklaart verkocht te hebben aan Derik van Elten een stuk land, genaamd dat Baersche slach, in heer Everts broick achter Bair
868 Henricus van den Grave, Tricus van Sittert, Johannes van Koesvelt en Gerardus van Berck, priesters en provisors van het Fraterhuis te Doesborch, geven aan Johan ter Klocken en zijne vrouw Lubbe een huis naast hunnen hof levenslang ten gebruike, en het genoemde echtpaar erkent hiertegenover de rechten van het Fraterhuis op het bewuste huis
871 Decanes en kapittel der kerk van Elten verklaren verkocht te hebben aan prior en convent van het klooster Nazareth bij Bredervoert twee lange roeden land in Angerlo broick aan de Veltstrate bij Karmsche maet
875 Arnolt, hertog van Gelre enz., geeft aan heer Henrick van Merlair, priester, en zijne medebroeders, priesters en klerken van het Clerckhuys te Doesborch, toestemming om daar te wonen, hun hofstede te betimmeren tot eene geestelijke plaats en er de privilegiën van andere priesters der parochiekerk te dier stede te genieten, mits zij hem en zijn opvolgers in hunne gebeden indachtig zijn
877 Henricus van den Grave, Theodericus van Sittert en Gerardus van Berck, priesters en provisors van het Fraterhuis te Doesborch, verklaren verkocht te hebben aan jonkvrouw Katrine van Voirst, van Gemen etc. eene rente van drie rijnsche guldens 's jaars, gaande uit eenige maten land in Angerlo broick, genaamd die Grote Blancke maet, welke gelden door de koopster bestemd zijn voor een eeuwig brandende lamp in de O.L. Vrouwe-kapel van het Fraterhuis
882 Prior en convent van het klooster tho Nazareth bij Bredervoert verklaren geen aanspraken te hebben op twee lange roeden in Angerlobroick in den Langhen roeden, hun door het kapittel te Elten verkocht (zie reg.no. 871), maar dat de priesters en klerken van het Klerkenhuis te Doesborch dezen grond onder hunnen naam hebben gekocht en betaald
885 Gerloch Steynken en Johan Ver, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Lenso Wynterpoil en zijne vrouw Engel geschonken hebben aan Johanna, nicht van Engel voornoemd, non in het convent te Neder Elten, eene rente van acht pond 's jaars, gaande uit hun huis in de Hospitailsstrate
887 Otto Kuser en Gerit van Trier, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Johan Mey en zijne vrouw Johanna verkocht hebben aan Henrick van Haghen eene rente van een pond 's jaars, gaande uit hun huis in de Koeportstrate
892 David de Burgundia, bisschop van Trajectum, verandert op verzoek der bewoners het Fraterhuis te Doesborg in een klooster der Reguliere kanunniken van St. Augustinus en bepaalt, dat het altijd onder het kapittel van Wyndesem zal behoren, terwijl de rector aangewezen zal worden uit de kloosters te Wyndesem, Mariendaal bij Arnhem of St. Agnietenberg bij Zwollae
893 De notaris Hermannus Hertzebol van Maesbommel transsumeert op verzoek van heer Gerardus Prins, priester, de acte d.d. 1434 september 20 (zie reg.no. 519)
896 Gerloch Steynken en Beernt Gruter, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Menso Geritzoon bij testament zijn erfgenamen heeft aangewezen en eenige andere beschikkingen heeft gemaakt
902 Mechtelt van Millingen verklaart verpacht te hebben aan het Fraterhuis te Doesborch een stuk land, genaamd dat Voshol, in Angerlo broick voor acht grooten 's jaars, en deze som te hebben geschonken voor de verlichting van de kapel in het Fraterhuis
903 Johan van Bingerden als tynsheer verklaart goed te keuren de verpachting van een kamp land in Angerlo broick, genaamd dat Voshol, door Mechtelt van Millingen aan het Fraterhuis te Doesborch
912 Gerit Kuser de oude, Bernt Kuser, Gerit Kuser de jonge en Herbrich Kuser verklaren verkocht te hebben aan het Fraterhuis te Doesborch een erftyns van twee kapoenen en een ouden tornoys, gaande uit twee hofsteden op den Berch, toebehorend aan genoemd huis
914 Henricus van den Grave, rector, Theodericus van Sittert en Gerardus van Berck, priesters en provisors van het Klerkenhuis te Doesborch eenerzijds en burgemeesters, schepenen en raad dier stad andererzijds komen overeen, dat eerstgenoemde partij wekelijks op Woensdag en Vrijdag in de parochiekerk eene mis voor de schepenen zal doen lezen, terwijl de Magistraat van zijn aanspraken op het patronaatsrecht van de door Mense Geritszoon gestichte St. Catherina-vicarie in die kerk ten behoeve van den rector van het Fraterhuis afstand doet, en verder belooft, vier vierdel wijn 's jaars aan dat huis te zullen geven
915 Gerit van Trier en Zander van den Grotenhuys, schepenen te Doesborch, oorkonden, dat Harmen Blyffer en zijne vrouw Derick verkocht hebben aan Arnt van Cleve eene rente van twee pond 's jaars, gaande uit het huis van Henrick Momme in de Smeetstrate
920 Arnt van Cleve en zijne vrouw Lutgert erkennen schuldig te zijn aan het Fraterhuis te Doesborch tien rijnsguldens, waarvoor zij twee pond rente per jaar zullen betalen, gaande uit een huis in de Hameypoertstrate, door hen gekocht van (Harmen?) (Bly)ffer
921 Frederick, zoon to Egmont, verklaart, dat Menso Geritszoon, zijn gevangene, zich heeft losgekocht voor 1100 rijnsche guldens, welke som is toegezegd door het Fraterhuis te Doesborch, en geeft hem toestemming om onder afstand van zijne goederen in dit huis te wonen
922 Johan, hertog van Cleve, verleent toestemming aan Menso Geritsoen, burger te Doesborch, die bij de verovering dier stad op 31 december l.l. is gevangen genomen, om tot betaling van zijn losgeld al zijne bezittingen aan het Fraterhuis te Doesborch te verkopen
923 Frederick, zoon to Egmont, verklaart vierhonderd rijnsche guldens te hebben ontvangen in mindering van het losgeld van 1100 rijnsche guldens, door het Fraterhuis te Doesborch ten behoeve van Mense Geritzoon toegezegd
924 Menso Geritszoon verklaart verkocht te hebben aan het Fraterhuis te Doesborch eene rente van 21 oude schilden 's jaars, gaande uit het goed die Horst in Angerlo broick bij de Baersche strate en daarvan twee brieven resp. van 12 en van 9 oude schilden te zullen overleveren
925 Menso Geritszoon belooft, dat hij den priesters en klerken van het Fraterhuis te Doesborch, die hem uit zijne gevangenschap hebben losgekocht, eene hun daarvoor door hem verkochte rente van 21 oude schilden 's jaars zal vrijwaren en geeft hun vrijheid hiervoor, zoo nodig, op een deel zijner andere onroerende goederen beslag te leggen
926 Menso Geritszoon geeft den priesters en klerken van het Fraterhuis te Doesborch, aan wie hij voor het door hen betaalde en nog te betalen losgeld uit zijne gevangenschap eene rente van 21 oude schilden 's jaars heeft overgedragen, de bevoegdheid om deze gelden te innen en bij gebleken onmogelijkheid ze aan zijne goederen te verhalen
928 Frederick, zoon to Egmont, verklaart, van het Fraterhuis te Doesborch te hebben ontvangen de helft eener door deze stichting toegezegde som van zevenhonderd gulden
931 Frederick, zoon to Egmont, verklaart van het Fraterhuis te Doesborch eene door deze stichting aan hem verschuldigde som van 350 rijnsche guldens te hebben ontvangen
932 Ghysbert van Broichusen, landdrost van Zutphen, oorkondt, dat Lenso Wynterpol en zijne vrouw Engel verkocht hebben aan heer Bitter van Huessen, priester, ten behoeve van het zusterconvent te Neder Elten het goed genaamd dat Vonderlosche maitken, benevens 2/3 van Komplicker hoeven, alles in het kerspel Drempt en tynsplichtig aan den hertog van Gelre
933 Lenso Wynterpol, Henrick Wynterpol en Kyrsken Meverding verbinden zich, den zusters van het convent te Neder Elten te zullen vrijwaren het goed, genaamd dat Vonderlosche maitken, en 2/3 van de hoeve daarnaast, alles gelegen in het kerspel Drempt, tusschen de Vonderlosche strate en de wetering
942 Bernardus ter Huet en Reynerus van Broickhusen, priesters, Derick van Baer en Efken Henrix, executeurs-testamentair van heer Henrick Ghysbertzoon, pastoor te Wele, dragen op grond van het testament over aan het Fraterhuis te Doesborch eene mate land in het kerspel Diedam, genaamd den Biescamp, onder voorwaarde van het doen van twee wekelijksche missen, namelijk des Zondags de Sancta Trinitate en des Vrijdags de Sancta Cruce met Collecta voor heer Henrick voornoemd
943 Henricus van den Grave, priester, als gemachtigde van eenige erfgenamen van Menso Geritzoon, alsmede diens andere erfgenamen gaan, onder insertie van den brief d.d. 1465 mei 13 (zie reg.no. 896), een magescheid aan, waarbij aan het Fraterhuis gelaten wordt de rente van 21 pond 's jaars uit de Horst of Bollertsgoed, onder verplichting van het lezen van zielmissen en het geven van schoenen aan de armen
950 Harman in den Wailde en Gerit Wolterszoon, kerkmeesters der kerk te Dreempt, verklaren met advies van den vice-pastoor Willem van den Hovelwijck en de geërfden in het kerspel te hebben verpacht aan het Fraterhuis te Doesborch een hofstede bij de genoemde kerk
951 Henricus van den Grave, Theodericus van Sittert, Johannes van Koesvelt en Gerardus van Berck, priesters en provisors van het Fraterhuis te Doesborch, beloven, dat zij voor een hun door Claes van Haipsteen geschonken huis c.a. te Dreempt alsmede verschillende renten jaarlijks op Dinsdag na den Zondag Invocavit brood en haring aan de armen te Doesborch zullen uitdelen en verder memoriën en andere kerkdiensten zullen houden, terwijl zij voor het restant van het geld miswijn mogen kopen
956 Willem van der Hovelwick, Willem van Heerd, Johan Veer en Hartwich to Hieker als scheidslieden stellen een magescheid vast tusschen Alit van Zevener, weduwe van Henric van Boedbergen, en hunnen zoon Arnt Palik, waarbij onder andere aan laatstgenoemde wordt toebedeeld die Horst of Bollertsguet in Angerlo broick, leenroerig aan de jonkvrouwe Van Gemen en van Voirst
961 Werner Lerynck, richter in het ambt Doysborch, oorkondt, dat Roloff Harmens met zijne vrouw Baet, Geryt Blijffer met zijne vrouw Johan, Jacob Kystemaker met zijne vrouw Geertruyd en Johan ten Kolck met zijne vrouw Geertruid verkocht hebben aan Derick van Angeroy een stuk land, genaamd Blijffers Ganspoel, in het kerspel Angerlo langs de wetering
962 Werner Lerinck, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Beernt Gruter en zijne vrouw Nenne verkocht hebben aan jonkvrouwe Katrine van Gemen en van Voirst ten behoeve der armen volgens eene daarvoor te treffen regeling eene rente van tien oude schilden 's jaars, gaande uit het goed die Horst of Bollertsguet in Angerlo broick en door hen geërfd van Henric to Ubel
964 Derick van Angeroy vermaakt aan de "gerechte armen" volgens een daarop te maken ordinantie een maat land, genaamd Blifers Ganspoel, in Angerlobroick
965 Priesters en klerken van het Fraterhuis te Doesborch verklaren ontvangen te hebben van het Zusterhuis te Dotinchem een vergulden kelk met pateen, waarvoor zij 22 rijnsche guldens hebben betaald, met recht van inlossing voor hetzelfde bedrag
966 Willem van der Hovelwick Johanszoon erkent schuldig te zijn aan Gerit Stockmans vijftig rijnsche guldens wegens achterstallige jaarrenten en verkoopt hem deswege den Nyenhoffschen tiend in het kerspel Drempt met uitzondering van den tiend van de tot den Nyenhoff behorende landerijen
972 Prior en convent van het klooster to Nazareth bij Bredervoert schelden het Fraterhuis te Doesberch eene rente van een oud schild 's jaars, gaande uit een stuk land, genaamd die Langhe roden, in Angerlo broick, kwijt, en verklaren verder, dat zij de lange roeden, die zij daar nog hadden, aan het Fraterhuis hebben overgedragen in ruil voor eene rente van 2½ rijnschen gulden 's jaars uit een huis te Dotinchem
979 Henrick Wynterpoyl en Johan van der Golde, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Henrick van Hagen verkocht heeft aan Geryt van den Rijn eene rente van een pond 's jaars, gaande uit een huis in de Koepoertstrate, bewoond door Johan die Mey
980 Prior en convent van het klooster to Nazareth eenerzijds en priesters en klerken van het Fraterhuis te Doesborch komen overeen, dat zij het hun gezamenlijk toebehorende erf en goed, genaamd Eltinck, dat aan eerstgenoemde instelling bij bezegelden brief is overgedragen, tezamen zullen gebruiken
984 Johan Goltsmydt en Johan van der Golde van wege Wilhem broeder tot Gelren, heer tot Egmond en tot Bair eenerzijds, en Hartwich toe Hieker en Sander van den Grotenhues van wege Geryt Stockmanszoon andererzijds, als scheidslieden, doen uitspraak over eene vordering van de heerlijkheid Bair op de nagelaten goederen van wijlen Griete Stockmans, vrouw van Geryt voornoemd, wegens door haar in twaalf jaren niet betaald hoofdgeld, waarbij de brieven, die zij hadden, sprekende op den Nyenhoff in het kerspel Dreempt, worden toegewezen aan eerstgenoemde partij
986 Johan ter Klocken verklaart verkocht te hebben aan het Fraterhuis te Doesborch het vroeger door hem van deze instelling gekochte recht tot gebruik van het huis binnen het terrein daarvan, waarin heer Derick van Ubel placht te wonen
993 Mechtelt van Millingen, weduwe van Claes van Millingen, verklaart verkocht te hebben aan Derik van Elten, haren broeder, een stuk land, genaamd Baersche slach, in heer Everts broick achter Bair, behoudens eene rente van vijf rijnsche guldens 's jaars daaruit gaande ten behoeve van Gerit van den Hage en diens vrouw Johan
996 Evert van Byngerden oorkondt, dat Aleit Post, weduwe van Johan Post, verkocht heeft aan Arnt then Colck eene rente van 5½ rijnschen gulden, gaande uit het goed, genaamd Potsmate, in de buurschap Beynhem en het kerspel Doisborch, leenroerig aan den hof te Byngarden, welke rente eertijds was gekocht van Henrick Voss
997 Johan Schaep en Aelbert Schaep, gebroeders, Daemszoonen, Henrick Middeldarp en zijne vrouw Alijt, benevens Willem, dochter van wijlen Johan Post, beloven heer Aernt ten Kolck, priester, de door hem van hunne moeder Alijt Post, weduwe van Johan Post, hunnen vader, gekochte rente van 5½ rijnsche gulden 's jaars, gaande uit het goed Potzmathe in de buurschap Beynhem en het kerspel Doesborch, te zullen vrijwaren
998 Arnoldus ten Collick, priester, vicaris in de moederkerk te Dotinchem, geeft aan Aleit Post, weduwe, van wie hij eene rente van 5½ rijnschen gulden uit het goed Potzmate in de buurschap Beinem en het kerspel Doesborch heeft gekocht, hiervan het losrecht voor 77 rijnsche guldens
1009 Richter en schepenen der stad Doisborch verklaren, dat in hun gerichtsboek is ingeschreven een gerechtelijk verwin van het huis van Griete, weduwe van Geryt Stockmanszoon, ten verzoeke van Albert Myddeldairp, rentmeester van Wyllem heer tot Egmont en tot Bair
1015 Johan Goltsmydt, richter in het ambt Doisborgh, oorkondt, dat Wilhem van Ulft geheeten Matelangh en zijne vrouw Margriete verkocht hebben aan heer Derck van Sitterden, priester en rector van het Fraterhuis te Doisborgh, een holtslach in het kerspel Drempt aan de Hoickstrate naast die van het Fraterhuis
1040 David de Burgundia, bisschop van Trajectum, bevestigt de voorrechten van het Klerkenhuis te Doesborch en verleent het nog andere bovendien
1050 Katheryna van Voirst, van Gemen, van Asperen en van Keppel beleent de priesters en klerken van het Fraterhuis te Doesborch, voor wie Geerlich Putzeler als hulder optreedt, het Bollartsguet ter Horst in het kerspel Angerloe, na opdracht door Wylhelm van Heerde als gevolmachtigde van Wessel van Galen en diens vrouw Aleyt benevens Arnt Paelick van Boedbergen
1052 Katherina van Voirst, van Gemen, van Asperen en van Keppell bevrijdt het Bollertsguet ter Horst in het kerspel Angerloe van den er op rustenden leenplicht ter wille van haar en harer ouders zieleheil en om de goede diensten der bewoners van het Fraterhuis te Doesborch, welke instelling het in leen had
1054 Evert van Byngherden, leenheer van den hof te Byngerden, beleent heer Dierick van Zittart, priester en rector van het Fraterhuis te Doesborch, ten behoeve van deze instelling met een maat land in Angerloe broeck, genaamd die Kermsmaet
1056 Wernaer Lerynck, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Wilhelm van Heerde verkocht heeft aan het Fraterhuis te Doesborch het goed, genaamd die Horst en Bollartsguet, in Angerloe broeck in het kerspel Angerloe bij de Baersche strate
1073 Thijs Myrenberch, richter te Angerloe, oorkondt, dat Henrick Myddeldarp en Lueff Schuerman als gemachtigden van heer Arnt van den Collick na panding op Bernt Talholt den eigendom hebben verkregen van het goed, genaamd Potsmaet, leenroerig aan den hof te Bingerden
1075 Evert van Bingerden als leenheer beleent na gerechtelijk verwin Loeff Scuerman als hulder van wege heer Arnt ter Collick, priester, met de Potsmate in de buurschap Beinhem en het kerspel Doesborch
1081 Werner Lerinck, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat heer Reyner van Elten, priester, verkocht heeft aan Reyner van Elten, zijnen neve, al wat hij heeft geërfd van zijne zuster Mechtelt, in leven weduwe van Clais van Millinghen, met name een huis te Doesborch in de Gasthuysstrate en een stuk land te Lathem, genaamd Bairsche slach, alsmede het aandeel van zijne zuster Jutte van Elten in genoemde nalatenschap, dat hij nog zou komen te erven, als hij deze laatste zou overleven
1082 Werner Lering, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat heer Bitter van Huesen, pater van het convent te Nederelten, verkocht heeft aan heer Derick Zittart, rector van het Fraterhuis te Doesborch, het land, genaamd dat Gulicker maetken, en twee derden van Komplicker hoven aan de Vonderloesche strate in het kerspel Drempt
1088 Hartwich toe Hiecker en Henrick Wyssinck, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat de gebroeders Henric en Derick Rouwenoert en heer Jacob Rouwennoert hebben overgedragen aan het Fraterhuis aldaar een maat land of koolhof aan de Duysterstege, vroeger behorend aan Wilhem Matelanck, en aan het Fraterhuis vermaakt door hunne moeder wijlen jonkvrouwe Gosen Rouwenoert
1092 Mr. Maes Blyffer en Hartwich to Hiecker, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat heer Bitter van Huessen, pater van het zusterenconvent volgens den regel van St. Augustinus te Neder Elten, overgedragen heeft aan heer Johan van Aelwijlre ten behoeve van het Klerkenhuis te Doisborch een rente van acht pond 's jaars, gaande uit een huis en hofstede in de Gasthuysstrate
1093 Werner Leerynck, richter te Doesborgh, oorkondt, dat Henrich van der Hovelick, oudste zoon van wijlen Willem van der Hovelick, en Jorden van der Hovelick, zijn oom, aan Gerit van Till en Johan van Till, diens zoon, losrecht geven van eene door dezen aan hen verkochte rente van 6¼ rijnschen gulden 's jaars, gaande uit den Nyenhoff in het kerspel Drempt, voor eene som van honderd rijnsche guldens
1094 Wolter Teyngnagell en Jorys van Groenen als afgevaardigden van Oesswaeld heer van den Berge, burgemeesters, schepenen en raad der stad Zutphen, alsmede Aleff van Wylaick heer Gadertzzoon en Derick van Honepell van wege Gerid van Till en diens zoon Johan eenerzijds en Werner Leerynck en Johanne Goltsmyth van wege jonkvrouwe Hermen van Bronchorst, weduwe van wijlen Willem van der Hovelick van Aldenhave, haren zoon Henric en diens oom Jorden van der Hovelick, stellen een magescheid vast, waarbij laatstgenoemde partij onder andere afstand doet van alle aanspraken op den Nyenhoff in het kerspel Drempt
1096 Johan, heer tEgmond en tBair, stadhouder-generaal van Hoillant, Zeelant en Vrieslant, schenkt aan Henrick van Egmont, zijnen bastaardbroeder, wegens diens trouwe diensten alle brieven en renten uit den Nyenhoeff in het kerspel Drempt in het ambt Doesborch, afkomstig van Griet Stockmans
1097 Warner Lerinck, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Henrick toe Compelwijck Henrickszoon verkocht heeft aan het Fraterhuis te Doesborch zijn derde deel van een stuk land, genaamd Tyden sleechken, in het kerspel Dreempt tusschen de Vonderloesche straete en de Steenresche weteringe
1099 Wichman van Eymeren, ambtman der heeren van Proemen, beleent Johan Keppelman met de helft van het goed, genaamd Teynck, in het kerspel Warnsfeld en de buurschap Eeffde, leenroerig aan het Godshuis te Proemen, na opdracht door diens vader Ceele Keppelman, van welk goed de wederhelft aan de oudste dochter van wijlen Jan Huernynck toebehoort
1102 Warner Lerinck, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Derick int Velt en zijne vrouw Heylwich verkocht hebben aan het Fraterhuis te Doesborch een stuk land, genaamd die Nyemate, in de buurschap Olbergen en het kerspel Dyederen, tynsplichtig aan de heerlijkheid Keppell
1103 Broeder Wilhelmus Haestrecht van de Duitsche orde, pastoor der parochiekerk te Doesburgum, geeft aan de priesters en klerken van het Fraterhuis op den Berg vergunning een toren te hebben met een klok, alsmede om op een altaar de Mis te lezen en aan de bewoners van hun huis de H. Eucharistie en het Laatste Oliesel te bedienen
1105 Warner Lerinck, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat jonkvrouwe Katheryna van Gemen en van Voerst tot een eeuwig testament geschonken heeft aan het convent Sunte Mariengrave te Doesborch ten behoeve van de armen volgens eene daarvoor in het stedelijk gerichtsboek ingeschreven ordonnantie eene rente van tien oude schilden 's jaars, gaande uit het goed die Hurste of Bollertsgoet in het Angerloebroick, eertijds door haar gekocht van Bernt Gruter en diens vrouw Nenne
1107 De notaris Henricus Haeck instrumenteert, dat heer Reynerus van Elten, priester, zijne zuster Jutta van Elten, die lichaams- en geesteskrank is, onder toezicht en zorg van het Fraterhuis te Doesborch heeft gesteld, terwijl hare bezittingen na haren dood eveneens aan die instelling zullen komen
1108 Henric Fruchtebecker, richter in de heerlijkheid Bair, oorkondt, dat heer Reyner van Elten, priester, en jonkvrouwe Johanna van den Haghe verkocht hebben aan het Fraterhuis te Doesborch een stuk land, genaamd dat Bairsche slach, gelegen in de heerlijkheid Bair, de buurschap Latem en het kerspel Reden in heer Everts broick achter Bair, terwijl hunne zuster en tante Jutte van Elten, die ziek is naar lichaam en geest, voor haar aandeel levenslang door het Fraterhuis zal worden onderhouden
1112 Johan Goltsmit en Sander ten Grotenhuys, schepenen te Doisborch, geven vidimus van de brieven d.d. 1454 februari 21 en 1456 mei 7 (zie reg.nos. 762 en 792)
1119 Johan, heer tot Egmont en tot Bair, stadhouder-generaal van Hollant, Zeelant en Vrieslant, maakt op verzoek van de priesters en klerken van het Fraterhuis te Doesborch het land, genaamd dat Bairsche slach, dat eertijds van wege de heerlijkheid Bair is verpand, tot een tynsgoed, tynsplichtig aan genoemde heerlijkheid
1126 De notaris Hermannus Kaerll instrumenteert, dat Arnoldus ten Collick, vicaris van het altaar van St. Nicolaas in de parochiekerk van St. Catherina te Doetinchem, geschonken heeft aan de vicarie van St. Andreas, Bartholomeus, Gregorius, Jheronimus en Ursula in de parochiekerk te Doesborgum eene rente van 5½ rijnschen gulden, gaande uit een stuk land, genaamd Potsmate, liggende aan de Blecstrate, onder den last van wekelijksche missen, van welke rente hij den brief heeft overgedragen aan den vicaris, heer Theodericus Zitter
1131 Warner Lerinck, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Johan van Till verkocht heeft aan het Clerckenhuys te Doesborch het goed, genaamd den Nyenhoff, met het daarop staande huis en den aan het goed behorenden tiend in het kerspel Dreempt en het ambt Doesborch, behoudens de op dat goed rustende renten
1134 Warner Lerinck, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Henrick van Egmont, bastaard, en zijne vrouw Agnese verkocht hebben aan het Clerckenhuys te Doesborch eene rente van 8½ oud schild 's jaars, gaande uit het goed den Nyenhoff in het kerspel Dreempt
1138 Warner Lerinck, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat heer Arnt ten Colcke de oude, priester, geschonken heeft aan heer Derick Sittert, priester, vicaris der vicarie op het altaar van St. Andries en St. Bartholomeus, St. Gregorius en St. Hieronymus en St. Ursula, eene rente van 5½ rijnschen gulden 's jaars, gaande uit het goed Potzmate, in de buurschap Beynhom en het kerspel Doisborch, benevens het verwinrecht op dit goed, en zulks voor het zieleheil zijner ouders en bloedverwanten
1141 Warner Lerinck, richter in het ambt Doisborch, oorkondt, dat Garyt ter Bruggen en zijne vrouw Marie benevens Geerloch ter Bruggen en diens vrouw Wilhelma verkocht hebben aan het Fraterhuis te Doesborch een stuk land, genaamd den Valcken kamp, bij den "kirckroester" en een akker in den Hogen velde, genaamd des Valcken acker, alles in het kerspel Dreempt
1144 De notaris Hermannus van den Golde geeft op verzoek van heer Johannes Arwilre, priester en procurator van het Klerkenhuis te Doesborch, een extract uit een register van bezittingen en inkomsten van den pastoor der parochiekerk te Angerloe betreffende een stuk land opter Hogher horst in Mallantham en een verpachting daarvan in het jaar 1436
1145 Evert van Bingerden als leenheer beleent het Fraterhuis te Doesborch met land aan de Bleicstrate (?) in het kerspel (Doesburg), waarbij Philips Philipssen als hulder optreedt
1146 Mais Guldenverken en zijne vrouw Alijt verklaren verkocht te hebben aan het Fraterhuis te Doisborch het recht van uitweg over hun kamp aan het einde van den Yschert naar de gemeene straat in het kerspel Drempt, onder voorwaarde, dat het Fraterhuis een hek of boom bekostigt bij de straat
1167 Kathrijn, dochter tot Ghemen, eertijds vrouwe to Voirst, to Keppel etc. bevrijdt het goed die Horst of Bollartz guet in het kerspel Angerloe van den er op rustenden leenplicht ter wille van haar zieleheil en om de goede diensten van de bewoners van het Fraterhuis te Doisborch, welke instelling het tot nu toe in leen had
1168 Warner Leringh, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat jonkvrouwe Kathrijn dochter tot Ghemen, eertijd vrouwe to Voirst, to Keppel etc., het goed die Horst of Bollartz guet in het kerspel Angerloe heeft bevrijd van den er op rustende leenplicht voor haar zieleheil en om de goede diensten van de bewoners van het Fraterhuis te Doisborch, welke instelling het in leen had
1169 Warner Leringh, richter in het ambt Doisborch, oorkondt, dat heer Clais Poppe, priester en biechtvader, en zuster Lijsbeth, procuratersche van het zusterklooster St. Mariengrave te Doisborch, hebben overgedragen aan heer Henric van Crevelt, priester en rector van het Fraterhuis aldaar, eene rente van tien oude schilden 's jaars, gaande uit het goed, genaamd Bollartz guet of die Horst, in het kerspel Angerloe, welke rente aan het klooster ten behoeve van de armen tot een eeuwig testament was geschonken door jonkvrouwe Kathrijn van Ghemen, eertijds vrouwe to Voirst, to Keppel etc.
1170 Aelbe(r)t Schaep en Bertholt Clinck, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat heer Claes Poppe, provisor en biechtvader, en zuster Elisabeth van Meer, procuratersche, van wege het convent Mariengrave aldaar verkocht hebben aan de priesters en klerken van het Fraterhuis ter stede eene rente van een oud schild 's jaars, gaande uit een hofstede in de Berchstrate naast het Fraterhuis
1175 Warner Lerinck, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Bertelt Klinck en zijne vrouw Maragreta verkocht hebben aan het Fraterhuis te Doesborch het goed, genaamd Cleynen Nyenhoff of anders Clincken goetken, in het kerspel Dreempt
1179 Warner Lerinck, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Guede Vroedincks, weduwe van Wilhem Becker, en haar zoon Wyntken Becker verkocht hebben aan Bartelt Klincke ten behoeve van het Fraterhuis te Doesborch eene rente van 1½ oud schild 's jaars, als deel van eene rente van zes oude schilden 's jaars, gaande uit het goed, genaamd den Cleynen Nyenhoff in het kerspel Dreempt
1180 Broeder Jacob van Lichtenberch van de Duitsche orde, commandeur te Diederen, eenerzijds en Henricus van Crevelt, rector, Johannes van Deventer en Johannes van Arwijlre, priesters en provisors van het Fraterhuis te Doisborch, gaan een erfwissel aan, waarbij de laatstgenoemde instelling verkrijgt twee lange roeden aan de Veltstrait in het kerspel Angerloe tegen aflossing eener rente
1183 Warner Lerinck, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Henrick Vroedinck en Alijdt, zijne vrouw, verkocht hebben aan het Fraterhuis te Doesborch eene rente van zes oude schilden 's jaars, gaande uit den Nyenhoff in het kerspel Drempt, eertijds door Engel Renssen, weduwe van Wyntken Vroedinck, gekocht van Johan Klincke
1191 Priesters en klerken van het Fraterhuis te Doisborch eenerzijds en Henric van der Hovelwijck andererzijds gaan een erfwissel aan, waarbij eerstgenoemden verkrijgen een akker land op den Rosingh in het kerspel Drempt en een akker aver die Sode in de voirsten Rosingh
1192 Priesters en klerken van het Fraterhuis te Doisborch eenerzijds en de zusters van het convent van Tertiarissen, genaamd Sunt Kathrinenberch, aldaar andererzijds gaan een erfwissel aan, waarbij eerstgenoemden verkrijgen een akker genaamd Coepsacker, in het kerspel Drempt in het Oesterencksche veld, en een stuk land, genaamd dat Grietken, in het kerspel Angerloe
1193 Johan Haeck en Wilhem Meyerinck, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Johan van Emden verkocht heeft aan Johan Gruter en diens vrouw Marie een erf en huis in de Barchstrate naast "der priesteren ind der clercken erve"
1195 Kathrijn van Ghemen, eertijds vrouwe to Voirst, to Keppel etc., verklaart, het land, genaamd Blyfers Ganspoel, in het kerspel Angerloe aan den Ganspoel, dat door wijlen haren dienaar Derick van Angeroy aan de armen is vermaakt, en dat zij te hunnen behoeve in gebruik heeft gehad, over te dragen aan het Fraterhuis te Doisborch om daaruit jaarlijks elf rijnsche guldens uit te delen
1204 Evert van Byngherden, leenheer van den hof te Byngerden, beleent heer Bernt Oeldenzeel, priester, procurator van het Fraterhuis te Doesborch, ten behoeve van dat huis met een maat land, genaamd Poitzmaete, gelegen in het kerspel Doisborch
1207 Gerit van Trier en Zander van den Grotenhuys, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Johan Gruter en zijne vrouw Marie verkocht hebben aan het Fraterhuis aldaar een hofstede en hof in de Barckstrate naast dit huis tot den stadsmuur
1212 Gadert van Nuynhem, pastoor te Arnhem, beleent vanwege het Godshuis te Prume Johan Keppleman met de helft van het goed Teynck in het kerspel Wernsfeldt en in de buurschap Eeffde, leenroerig aan het genoemde huis, na opdracht door diens vader Cele Keppelman, van wien Johan voornoemd de natuurlijke zoon is
1214 Wilhelmus de Haestrecht, pastoor der kerk van Doesborgum, stelt in overleg met zijne resideerende vicarissen een aanvulling vast op de overeenkomst van 1416 juli 23 (zie reg.no. 324)
1223 Johan, heer to Voerst en to Keppel, bekrachtigt een erfwissel, waarbij het Fraterhuis te Doesborch twee lange en twee korte roeden alsmede een gherken, behorend tot het leengoed te Mardel in het kerspel Angerloe, door andere landerijen vervangt, bevrijdt eerstgenoemde van den leenplicht aan de heerlijkheid Keppel en geeft toestemming tot den verkoop van het goed to Mardel door het Fraterhuis aan Evert ten Barge
1224 Johannes van Crevelt en Bernardus Oldezeel, priesters en provisors van het Fraterhuis te Doesborch, Johannes van Lenp, minister, Alit Goetincks, ministersche, zuster Elisabeth van Mer, procuratersche, en zusters van het Groote convent aldaar, en Johannes van Doetinchem, minister, Wite Telchuys, ministersche, zuster Hille Zoelden, procuratersche, en zusters van het Kleine convent te dier stede beloven, dat zij de voorwaarden van de schuldbekentenis, groot 250 rijnsche guldens, die Evert ten Berch van hen heeft gekregen, maar welke door het Groote convent en het Fraterhuis is afgelost, zullen nakomen, tot tijd en wijle zij de voornoemde geldsom van de stad Doesborch zullen hebben terug ontvangen
1225 Evert van Byngerden als bezitter van den hof te Byngerden verklaart, dat de priesters en klerken van het Fraterhuis te Doesborch van hem hebben gekocht het recht om ten eeuwigen dage te worden beleend met de Potsmaete in de buurschap Beynem en het kerspel Doesborch en beleent vervolgens als hulder heer Bernt van Oldenzeel, procurator van het Fraterhuis
1232 Mr. Herman van den Golde en Gerloch Putzelair als scheidslieden vanwege het Fraterhuis te Doesborch eenerzijds en Johan Goltsmit en Bernt Geritszoon van wege Maes Arntszoon, diens vrouw Alijt en hunnen zoon Gerit andererzijds stellen een erfwissel vast, waarbij het Fraterhuis ontvangt den Guldeverckenskamp in den Doernslage in het kerspel Drempt, benevens een akker land in den Roessinck bij den Nyenhoff
1236 Fredericus de Baden, bisschop van Trajectum, bevestigt de privileges der broeders en zusters des gemeenen levens, behorend tot het Colloquium van Swolla, en verleent hun verschillende andere
1239 De notaris Johannes Boes instrumenteert, dat heer Bernardus Ruwennoirt, vicaris te Vetus Keppel, zijn testament heeft gemaakt, waarbij onder andere aan het Klerkenhuis te Doesborch vijftig goudguldens worden vermaakt onder voorwaarde van het doen eener wekelijksche mis
1246 Johannes van Crevelt, pater en rector, Wilhelmus Duesseldorp, Johannes Kalker, Jacobus Bysselinck, procurator, en priesters en klerken van het Fraterhuis te Doesborch verklaren verkocht te hebben aan heer Robert Doncker, kanunnik der St. Vituskerk te Elten, en zijne dienstmaagd Gertken Francken eene lijfrente van drie hornsguldens 's jaars, gaande uit het goed te Olberghen, om na hun overlijden zieldiensten te houden en daarvoor uitkeringen aan de broeders te doen, terwijl Gertken bij langer leven dan haar heer een plaats in het weduwenhuis zal verkrijgen
1249 Johannes van Crevelt, priester en rector, Wilhelmus Duesseldorp, Johannes Kalker, Jacobus Bysselick, procurator, en priesters en klerken van het Fraterhuis te Doesborch verklaren verkocht te hebben aan heer Robert Doncker, kanunnik der St. Vituskerk te Elten, en zijne dienstmaagd Gertken Francken eene lijfrente van twee malder winterrogge en een malder weit, gaande uit hun goed den Nyenhoeff in het kerspel Drempt, om na het overlijden van hen beiden eene memorie te houden en daarvoor een uitkering aan de broeders te doen
1251 Warner Lerinck, richter in het ambt Doesborch, oorkondt, dat Henrick Janszoon en zijne vrouw Wendell verkocht hebben aan Gerloch Putzeler een hofstede met huis in het kerspel Dreempt opten Alsenoert
1252 Gerloch Putzeler verklaart, de hofstede, nader omschreven in den brief d.d. 1504 juni 7 (zie reg.no. 1251), waardoor deze gestoken is, te hebben geschonken aan Johannes van Crevelt, rector, en klerken van het Fraterhuis te Doesborch
1253 Gadert van Nuynhem, pastoor te Arnhem, stadhouder van leenen van het Godshuis te Proemen, beleent Ailbert Schaep als hulder zijner vrouw Guede Huernynck, oudste dochter van wijlen Johan Hoirnynck, met het gehele goed Eynck in het kerspel Warensfelt en de buurschap Effde, van welk goed genoemde hulder het gebruik van de helft afstaat aan de moederkerk en de fraters te Doisborch, terwijl het leen ongespleten zal blijven
1255 Aelbert Scaep, Henrick Baerken en Johan Zoer als scheidslieden stellen een magescheid vast tusschen Johan van Crevelt, pater van het Fraterhuis te Doesborch, en Johan opten Oirde, kerkmeester aldaar, als erfgenamen van wijlen Johan Keppelman eenerzijds en diens weduwe Alijt Keppelmans andererzijds, waarbij het Fraterhuis en de kerk verkrijgen het halve leengoed in het kerspel Warnsfeld, waarvan de wederhelft aan Albert Scaep toebehoort, benevens dat Rumaetken in de buurschap Raede en het kerspel Steenre
1271 Frederick, heer tot Voerst en tot Keppel, als tynsheer oorkondt, dat Evert to Veenhuys, Derick to Veenhuyss en Conraet to Veenhuys, gebroeders, en Henricsken to Veenhuys, hunne zuster, verkocht hebben aan het Fraterhuis te Doesborch het halve goed, genaamd Cleyntelchuiyss, in het kerspel Drempt, hun aanbestorven van Henrick Helmichsz.
1277 Priesters en klerken van het Fraterhuis te Doisborch eenerzijds en de zusters van het Groote convent, genaamd Mariengrave, aldaar andererzijds gaan een erfwissel aan, waarbij laatstgenoemden kwijtschelding verkrijgen van eene rente van vijf rijnsche guldens 's jaars, door haar verschuldigd uit het goed Ten Have in het kerspel Drempt, welke rente door Willem van der Nyerkercken geschonken was aan de St. Ursula-vicarie of aan het hooge altaar in de kapel van het Fraterhuis, en tevens een stuk land opten Molenvelde aan den Steenwech verwerven, terwijl eerstgenoemden ontvangen een kamp land in het kerspel Drempt, genaamd Nyelenkamp, kwijtschelding van eene rente van twee rijnsche guldens 's jaars, verschuldigd uit het goed Cleyntelchuys of Helmychs kamp, alsmede een hof en een stuk land in het kerspel Drempt tegenover het kerkhof
1300 Albertus Snellert, pastoor der kerk van Doesborgum, bepaalt in overleg met zijne resideerende vicarissen, dat elk van hen op zijn beurt als procurator het geldelijk beheer zal voeren
1301 Johannes van Crevelt, Theodericus van Xancten en Johannes van Hoesden, priesters en provisors van het Fraterhuis te Doesborch, verklaren ontvangen te hebben van heer Rutgher Stromborch, priester en vicaris ten Olden Keppel, en zijne dienstmaagd Kathrijn Berntsdochter eene som van 120 rijnsche guldens, om daarvoor wekelijks een mis, in het bijzonder een zielmis na hun beider overlijden, te lezen
1313 Aelbert Scaep en Derick Putzeler, schepenen te Doisborch, oorkonden, dat Gertruidt Kreyenvengers overgedragen heeft aan het Fraterhuis aldaar een rentebrief, groot vier malder rogge 's jaars, gaande uit het goed Zeberdinck in het kerspel Hummel, om te besteden ten behoeve van de armen
1331 Heer Joannes de Barduwick, commandeur en pastoor der kerk van Doesborgum, stelt met zijne vicarissen bepalingen vast over den residentieplicht van de vicarissen
1337 De priesters en klerken van het Klerkenhuis te Doesborch verzoeken den proost en aartsdiaken van Daventria, institutie te willen verlenen aan heer Egbertus Trajecti, priester, aan wien zij krachtens hun patronaatsrecht de door den dood van Arnoldus Bonghartz, priester, vaceerende vicarie van St. Ursula in de parochiekerk te Doesborch hebben begeven
1338 De notaris Hinricus ten Have, priester, instrumenteert, dat heer Egbertus de Traiecto, onlangs verkozen als procurator van het Fraterhuis te Doesborch en vicaris van St. Ursula in de parochiekerk aldaar, in de overweging, dat de procurator Johannes de Huesden voor enkele jaren de brieven dezer vicarie verduisterd en de inkomsten ten eigen bate aangewend had, in handen van door hem aangestelde gemachtigden afstand heeft gedaan van zijne vicarie voor het treffen van maatregelen
1348 Johan van Twickello, landdrost van Twenthe, oorkondt, dat heer Egbert ter Bruggen, pater van het Fraterhuis te Doesberghe, en zijne zuster Barbara ter Bruggen, wonende in het Kleine convent aldaar, aan hunne zusters Aleyde en Meryken ter Bruggen het levenslange gebruiksrecht hebben gegeven van de nalatenschap hunner ouders, wijlen Frederick ter Bruggen en diens vrouw Effze, terwijl na den dood dezer zusters heer Egbert en Barbara voornoemd elk honderd goudguldens zullen ontvangen, welke na hun dood aan het Fraterhuis respectievelijk het Kleine convent zullen komen
1352 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Doesborch oorkonden, dat het Fraterhuis aldaar met Albert Schaep eene dading heeft getroffen in een geschil over een uitweg van den Cleynen in den Groten Yssert, over een door het Fraterhuis vroeger gekochten weg
7.2. Brievenlijst
laatste wijziging 26-03-2024
467 beschreven archiefstukken
17 gedigitaliseerd
totaal 627 bestanden

Kenmerken

Datering:
1357-1577
Auteur:
A.J. van de Ven
Categorie:
laatste wijziging 26-03-2024
467 beschreven archiefstukken
17 gedigitaliseerd
totaal 627 bestanden