3195 Genootschap ter bevordering van Melkkunde ( Gelders Archief )
3195
Genootschap ter bevordering van Melkkunde
Inleiding
2. Inleiding
3195 Genootschap ter bevordering van Melkkunde
Inleiding
2.
Inleiding
Tijdens het Internationale Zuivelcongres in 1907 in Scheveningen werd door de toenmalige directeur van de Keuringsdienst van Voedingsmiddelen in Rotterdam Dr. Lam, het initiatief genomen om een vereniging van academici, betrokken bij de winning, verwerking en het gebruik van melk, op te richten. In april 1908 werd hiertoe door een tiental genodigden het besluit genomen tot oprichting van het Genootschap ter bevordering van Melkkunde. Het doel van dit Genootschap was om de kennis van melk uit te breiden en de toepassing daarvan te bevorderen.
Aanvankelijk hield het genootschap zich voornamelijk bezig met de uitwisseling van wetenschappelijke kennis onder de leden. Het lidmaatschap kon alleen worden verkregen door ballotage, waarbij erop werd toegezien dat het ledental onder medici, veterinairen, chemici en practici zoals zuivelconsulenten, gelijkmatig bleef verdeeld. Tweemaal per jaar werden ledenvergaderingen belegd, waarin de leden voordrachten hielden over verschillende onderwerpen die met melk te maken hadden. Deze voordrachten werden, tezamen met de daarop volgende discussies, gepubliceerd in een intern orgaan: "Handelingen". Met behulp van de aldus verkregen kennis, trachtte men aanvankelijk door voorlichting en adviezen de overheden te stimuleren om de kwaliteit van koemelk bij de winning en distributie wettelijk te regelen.
In de loop der jaren verbreedde het aandachtsveld zich naar meer technologische aspecten voor de verwerking van melk en melkproducten, waardoor de medici en veterinairen afhaakten. Vanaf de vijftiger jaren lag het zwaartepunt van de bijeenkomsten op het organiseren van symposia over verschillende zuivel- en voedingskundige onderwerpen, waarvoor in toenemende mate sprekers van buiten het Genootschap werden uitgenodigd.
Aanvankelijk hield het genootschap zich voornamelijk bezig met de uitwisseling van wetenschappelijke kennis onder de leden. Het lidmaatschap kon alleen worden verkregen door ballotage, waarbij erop werd toegezien dat het ledental onder medici, veterinairen, chemici en practici zoals zuivelconsulenten, gelijkmatig bleef verdeeld. Tweemaal per jaar werden ledenvergaderingen belegd, waarin de leden voordrachten hielden over verschillende onderwerpen die met melk te maken hadden. Deze voordrachten werden, tezamen met de daarop volgende discussies, gepubliceerd in een intern orgaan: "Handelingen". Met behulp van de aldus verkregen kennis, trachtte men aanvankelijk door voorlichting en adviezen de overheden te stimuleren om de kwaliteit van koemelk bij de winning en distributie wettelijk te regelen.
In de loop der jaren verbreedde het aandachtsveld zich naar meer technologische aspecten voor de verwerking van melk en melkproducten, waardoor de medici en veterinairen afhaakten. Vanaf de vijftiger jaren lag het zwaartepunt van de bijeenkomsten op het organiseren van symposia over verschillende zuivel- en voedingskundige onderwerpen, waarvoor in toenemende mate sprekers van buiten het Genootschap werden uitgenodigd.
In 1947 werd het interne orgaan “Handelingen” vervangen door het “Nederlands Melk en Zuivel Tijdschrift” dat in eigen beheer werd uitgegeven en waarop ook niet-leden zich konden abonneren. Dit tijdschrift was gericht op een breder publiek, waarin ook publicaties van niet-leden (in de Nederlandse of Engelse taal) werden opgenomen. Door toenemende belangstelling vanuit het buitenland werd de naam van het tijdschrift in 1969 veranderd in "Netherlands Milk and Dairy Journal". Het blad ging uiteindelijk in 1996 de "International Dairy Journal" heten.
Vanaf 1963 besteedde het Genootschap ook aandacht aan de selectie van de beste publicatie over de betekenis van melk in het menu voor tropische landen. Eens in de drie jaar werd aan de geselecteerde kandidaat door de Coöperatieve Condensfabriek Friesland (CCF) de “Friesland-prijs” uitgereikt. De prijs bestond uit een gouden plaquette en een geldbedrag, uit te reiken aan een persoon met uitnemende wetenschappelijke onderzoeksresultaten over dit onderwerp. Op verzoek van de CCF selecteerde een jury samengesteld vanuit het bestuur van het Genootschap een genomineerde. De prijs werd om de drie jaar uitgereikt, voor het eerst in 1965 aan Dr. V. Subrahmanyan. Daarna volgde in 1967 Prof. Dr. A.I. Virtanen, in 1970 Dr. R.O. Whyte, in 1973 Mw. Dr. Vinodini Reddy (ondanks protesten van haar medewerker Dr. Jitender Pershad die stelde dat hij het betreffende onderzoek had uitgevoerd) en in 1976 aan prof.S.K. Kon. In 1979 werd geen prijs uitgereikt omdat de door de commissie voorgestelde kandidaat door de CCF te licht werd bevonden. In 1980 werd de zesde en laatste Frieslandprijs van 1979 uitgereikt aan Dr. S. Suharyono. In 1981 stopte de CCF met de prijs.
Gedurende de laatste decennia van het bijna honderdjarige genootschap werd in de symposia vooral aandacht besteed aan de aspecten van voeding en veiligheid van melk en zuivelproducten. Nieuwe inzichten in de gezondheidsbevorderende potenties van micro-ingrediënten uit melk en wei kwamen hierbij onder andere aan de orde. Ook nieuwe ontwikkelingen op het gebied van analyse en verwerking van melk en melkproducten kregen bijzondere aandacht.
De gegevens van de inleiding zijn ontleend aan de uitgave "Genootschap ter Bevordering van Melkkunde 1908-2008" van J.N. de Wit.
laatste wijziging 28-10-2011
35 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 28-10-2011
35 beschreven archiefstukken
Kenmerken
laatste wijziging 28-10-2011
35 beschreven archiefstukken