Uw zoekacties: Hervormde Gemeente Arnhem, Kerkvoogdij, 1369-1824

2225 Hervormde Gemeente Arnhem, Kerkvoogdij, 1369-1824 ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Inleiding
2225 Hervormde Gemeente Arnhem, Kerkvoogdij, 1369-1824
Inleiding
2.
Inleiding
Organisatie: Gelders Archief
Den 21sten Januari 1824 had ten stadhuize van Arnhem de installatie plaats van het nieuw ingestelde college van kerkvoogden der Nederlandsche Hervormde gemeente aldaar. Met de aanvaarding van het beheer over de kerkelijke goederen en fondsen werden kerkvoogden erfgenaam van de in 1798 ingestelde kerkelijke commissie tot instandhouding van den openbaren godsdienst der Nederlandsche Hervormde gemeente, aan welke commissie, onderscheidenlijk sinds 1810 en 1821, de werkzaamheden waren opgedragen, waarmede tevoren de kerkmeesters en de huismeesters der pastorie- en vicariegoederen belast waren.
Het kerkgebouw van de Arnhemsche parochie, de St.-Martinus- of St.-Eusebiuskerk *  , werd oudtijds beheerd door de stedelijke overheid, die daartoe kerkmeesters verkoos. Omtrent de instelling van dit college is niets naders bekend. Een schepenakte van 1421 maakt van kerkmeesters melding (Reg. nr. 7); sedert de ordonnantie van 1488 Januari 24, waarbij door de regeering van Arnhem uitvoering gegeven werd aan den door den roomsch-koning Maximiliaan aan die stad in 1487 geschonken gildenbrief, had men twee overkerkmeesters, die gekozen werden uit den raad, en twee onder- of medekerkmeesters uit de gezworen gemeente, welke beide laatsten het dagelijksch beheer voerden *  . In 1624 ontvingen kerkmeesters een nieuwe instructie, waarbij het aantal onderkerkmeesters met één vermeerderd werd, terwijl alle jaren de oudste onderkerkmeester zou aftreden. Voorts werd hun gelast om rekening te doen van hun administratie sinds 1606 *  . De "rouleering" van het ambt werd evenmin streng gehandhaafd als het doen van rekening en verantwoording aan den magistraat; althans in 1684 werden kerkmeesters in hun bediening gecontinueerd, mits zij jaarlijks de rekening ter secretarie leverden gelijk van ouds *  . In deze tijd sloten de kerkmeesters hun rekeningen af, zonder dat er verder afhooring door den magistraat plaats vond.
Sinds 1714 werden de rekeningen overgelegd door den kerkmeester-administrateur, die rekenplichtig was aan het kerkmeesterscollege en bezoldiging genoot.
Behalve de reeds genoemde Groote Kerk kwam na de invoering der Hervorming ook de Broerenkerk *  onder stedelijk beheer; terwijl de St.-Janskerk *  onder toezicht van den magistraat kwam, doch in onderhoud bleef bij de eigenaresse, de commanderie van St. Jan. De taak van de keerkmeesters der oude parochiekerk nam dientengevolge in omvang toe.
De Hervormde gemeente heeft zich te Arnhem geconstitueerd in 1578, toen ds. Johannes Fontanus zich aldaar vestigde. Sinds 1580 had zij het geregeld gebruik van de Groote Kerk. *  Verder verkreeg zij in gebruik de Broerenkerk, de St.-Janskerk en de Gasthuiskerk op de Beek. *  Openbare uitoefening van eenige andere dan de ware gereformeerde religie was in 1584 bij landdagsbesluit verboden. * 
De grondwet van 1798 huldigde het beginsel van scheiding van kerk en staat en van gelijkheid voor alle godsdienstige gezindten. De kerkgebouwen en pastoriehuizen zouden verdeeld worden onder de gezindten naar het zielental. De tractementen van predikanten zouden voorloopig nog worden uitbetaald; terwijl de geestelijke goederen, waaruit die betalingen plachten te geschieden, nationaal verklaard werden, onder voorbehoud van de aanspraken van rechthebbenden. * 
Den 11en October 1798 werd ingevolge een besluit van den breeden kerkeraad (= predikanten, ouderlingen, oud-ouderlingen, diakenen en oud-diakenen) de kerkelijke commissie tot instandhouding van den openbaren godsdienst der Nederlandsch Hervormde gemeente in het leven geroepen om met het stadsbestuur en de andere gezindten in onderhandeling te treden over de verdeeling der kerkgebouwen en pastoriehuizen. Tevens moest deze commissie de Arnhemsche gemeente vertegenwoordigen op de synodale en classicale vergaderingen, alwaar men de kerkelijke organisatie trachtte te herstellen (inv.nrs. 396 en 397). Teneinde in de onkosten van den eeredienst te voorzien richtte de commissie het zogenaamde kerkelijke fonds op (inv.nr. 401). De kerkelijke commissie bestond uit 7 leden, waaraan 2 leden uit den kerkeraad waren toegevoegd. Bij het afhooren van haar rekeningen waren gecommitteerden uit den kerkeraad aanwezig.
Een decreet van den Koning van Holland d.d. 1808 Augustus 2, nr. 26, bepaalde, dat met ingang van 1810 Januari 1 uit de openbare kassen geen betalingen meer gedaan mochten worden voor predikanten en andere kerkelijke functionarissen, en de kerkgebouwen met de daartoe behoorende fondsen overgegeven moesten worden aan de kerkelijke gemeenten (inv.nr. 398). Te Arnhem werd aan het laatste uitvoering gegeven den 5den Januari 1810 *  , toen burgemeester en wethouders besloten om, na de afhooring van de kerkerekening over 1809, het gebouw der Groote Kerk met de daartoe behoorende fondsen over te geven aan de Hervormde gemeente. Volgens schrijven van den Minister van Eeredienst en Binnenlandsche Zaken aan den landdrost van Gelderland d.d. 1809 Juli 19, nr. 13 (0016 Gewestelijke besturen in de Bataafs-Franse tijd, inv.nr. 2459), moest de Groote Kerk geacht worden toe te komen aan de Hervormde gemeente. *  Het kerkmeesterscollege hield op te fungeeren den 27sten April *  , terwijl zijn taak werd overgenomen door de kerkelijke commissie.
In 1821 verkreeg de commissie het beheer over de pastorie- en vicariegoederen, welke bij overeenkomst van 23 Februari van dat jaar door de gemeente Arnhem aan de Hervormde gemeente werden overgegeven. *  De overdracht dezer goederen werd gegrond op de stelling, dat zij geacht moesten worden te behooren tot de voormalige parochiekerk en derhalve toekwamen aan de Hervormde gemeente als opvolgsters der vroegere parochie. Van de overgave werden uitgezonderd de van de gezamenlijke vicarissen in de kapittelkerk van St. Walburg afkomstige goederen, die aan de Roomsch-Katholieke gemeente werden toegewezen, en twee studiefondsen, welke onder stedelijk beheer bleven (inv.nr. 523).
De pastoriegoederen werden vóór de Hervorming beheerd door den pastoor, gewoonlijk een monnik uit de abdij van Prüm in den Eifel, welke abdij reeds vóór 1255 het patronaatsrecht van de Arnhemsche kerk bezat. *  Sinds 1258 was deze kerk geïncorporeerd in de abdij Prüm. *  De inkomsten uit de pastoriegoederen kwamen dientengevolge aan dat klooster, doch de goederen bleven onder afzonderlijk beheer. Aan dezen toestand kwam een einde, toen krachtens besluit van den Gelderschen landdag d.d. 1580 Mei 31 de pastoriegoederen "ad pios usus" aangeslagen werden en onder beheer van de nieuw opgerichte kerkerekenkamer, vervolgens na de opheffing van dit lichaam in 1581 onder de rekenkamer van Gelderland gebracht werden. *  De stad Arnhem wist echter die goederen onder de stedelijke administratie te brengen, waartoe een afzonderlijk rentambt werd opgericht. *  De eerste stedelijke rentmeesters waren de toenmalige kerkmeesters, die instructie ontvingen 1589 November 23 (inv.nr. 554).
Wat de vicariegoederen aangaat, deze werden aanvankelijke beheerd voor het college der gezamenlijke vicarissen in de parochiekerk door twee vicarissen als procuratoren. In 1580 bleven enkele niet uitgeweken vicarissen het beheer voortzetten, ofschoon de Roomsch-Katholieke eeredienst niet meer kon plaats hebben. Van overheidswege werd een zeker toezicht uitgeoefend. De Arnhemsche magistraat besloot in 1586 om een rentmeester der vicariegoederen aan te stellen, waaraan eerst twee jaren later uitvoering gegeven werd. *  Aan den vicaris, heer Reyner Symonsz., werd het beheer ontnomen en Ernst Joesten tot rentmeester aangesteld. Sinds 1623 had de rentmeester der vicariegoederen tevens de administratie van de goederen, welke afkomstig waren van de gezamenlijke vicarissen in de St.-Walburgskerk. Verder inde hij de zogenaamde tertiën, dat wil zeggen 1/3 van het zuiver inkomen van vicarieën, die "iuris patronatus privati" waren, welke tertiën bestemd waren voor kerk en school. *  De batige saldi van de pastorierekeningen en van de vicarierekeningen werden afgedragen aan het zogenaamde geestelijk rentambt van Arnhem. Dit rentambt ontving ook bijdragen uit de goederen van voormalige geestelijke instellingen te Arnhem, die door de Gedeputeerden van het kwartier van Veluwe beheerd werden, en uit de goederen van de commanderie van St. Jan. Uit de kas van het geestelijk rentambt werden betalingen gedaan ten behoeve van kerk en school en verschillende doeleinden van sociaal belang. *  Sinds 1696 werden de rentambten der pastorie- en vicariegoederen steeds door eenzelfden persoon als rentmeester beheerd.
Met de afhooring der rekeningen waren twee bezoldigde gecommitteerden uit den Arnhemschen magistraat belast, aan wie in 1706 twee ondergecommitteerden uit de gezworen gemeente werden toegevoegd. *  Deze over- en ondergecommitteerden tot de pastorie- en vicariegoederen heetten gewoonlijk huismeesters. Door hen geschiedden de openbare verpachtingen en aanbestedingen, het toekennen van studiebeurzen e.d. Zij fungeerden tot 1 Juli 1812, toen de rentambten opgeheven werden en de pastorie- en vicariegoederen met de overige stedelijke goederen en fondsen vereenigd werden. *  , aan welke vereeniging door bovengenoemde overeenkomst van 1821 een einde gemaakt werd.
De kerkelijke commissie beëindigde haar werkzaamheid ten gevolge van de besluiten van Koning Willem I, waarbij de bestuursinrichting van de Nederlandsch Hervormde Kerk opnieuw geregeld werd. *  Den 13den December 1823 werden door den Koning op voordracht van den kerkeraad 7 kerkvoogden benoemd, die in de daarop volgende maand hun ambt aanvaardden. * 
De kerkvoogdij gaf in 1882 haar archief van vóór 1824 in bewaring over aan het Rijksarchief in Gelderland. In de hier volgende beschrijving zijn enkele stukken opgenomen, die aangetroffen werden onder de door de Oud-bisschoppelijke Clerezie aan het Rijk afgestane stukken en in het oud-archief van Arnhem, omdat gebleken is, dat zij oorspronkelijk deel hebben uitgemaakt van het hierna beschreven archief. Bij het afsluiten van den inventaris waren zij echter nog niet van eigenaar verwisseld, doch daar een eventueele uitwisseling dier stukken wel geen bezwaren zal ontmoeten, zijn zij in den inventaris opgenomen, terwijl op het Rijksarchief aanteekening van de verschillende herkomst is gehouden. Het van den pastoor en de gezamenlijke vicarissen in de parochiekerk afkomstige archief, dateerende van vóór 1580, is hier niet bijgevoegd, omdat het als onderdeel van het oud-archief van Arnhem beschouwd moet worden. Voor de regestenlijst is 1580 als grens gekozen, aangezien in dat jaar aan de openbare uitoefening van den Roomsch-Katholieken eeredienst te Arnhem een einde gemaakt werd.
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1369-1824
Auteur:
A.J. Maris