Uw zoekacties: Remonstrantse Gemeente Arnhem

2186 Remonstrantse Gemeente Arnhem ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Archiefvormer en archief
2186 Remonstrantse Gemeente Arnhem
Inleiding
2.
Archiefvormer en archief
Organisatie: Gelders Archief
De Remonstrantse gemeente in Arnhem bestond in de 17de eeuw slechts kort, de leden weken na 1619 uit naar andere plaatsen. In de 19de eeuw werd zij opnieuw opgericht, onder leiding van dr. L.H. Slotemaker maakte een stroming, "de moderne lidmaten" genoemd, zich in 1878 los van de Hervormde Kerk, waar zij zich onderdrukt en geremd in hun geestelijke vrijheid voelden.
Het gevolg hiervan was dat men in de vergadering van leden van de afdeling van de Nederlandse Protestantenbond, d.d. 31 januari 1878, op verzoek van dr. L.H. Slotemaker overging tot de vorming van een voorlopig comité tot stichting van Remonstrantse gemeente. In de hieropvolgende vergadering van leden en begunstigers der op te richten Remonstrantse gemeente te Arnhem, d.d. 8 februari 1878, werd een definitief comité tot stichting in het leven geroepen.
Het ledental was in acht dagen al opgelopen tot 120, terwijl het aantal begunstigers 40 bedroeg. Men maakte van deze gegevens gebruik om over te gaan tot een verzoek aan de Remonstrantse Broederschap om erkenning en geldelijke steun.
In de vergadering van 25 maart wordt een brief voorgelezen aan de voorzitter van de buitengewone Grote Vergadering der Remonstrantse Broederschap, waarin deze verklaart dat de Remonstrantse gemeente te Arnhem is erkend als zelfstandige gemeente der Broederschap en dr. L.H. Slotemaker als haar predikant. De nu te kiezen kerkeraad zou het "definitieve" comité gaan vervangen.
De gemeente heeft in de loop der jaren verschillende benamingen gekend. Bij haar oprichting kreeg zij de naam mee van "Remonstrantse gemeente te Arnhem". Vlak na deze oprichting wilden de Oosterbeekse leden een aparte plaats in het geheel; nu werd het: "Remonstrantse gemeente te Arnhem, Oosterbeek en omstreken". Ook de namen "Remonstrantse gemeente Arnhem c.a." en "Remonstrantse Gereformeerde gemeente te Arnhem" komen voor.
Eind 19de eeuw werd Oosterbeek gedeeltelijk onafhankelijk (volgens het reglement van de Broederschap kon het geen op zichzelf staande gemeente worden); het had een eigen besturende commissie en een reglement (al was men wel gebonden aan het reglement van Arnhem).
Vanaf de oprichting van de Remonstrantse gemeente in 1878 tot de inwijding van de Remonstrantse kerk aan de Boulevard Heuvelink, in 1903, werden de godsdienstoefeningen gehouden in het gebouw "Tot nut van 't algemeen" in de Weerdjesstraat.
Van de Remonstrantse gemeenten kon men lid worden door aanneming en bevestiging of op verklaring van en door overschrijving uit een zustergemeente, met overhandiging van attestatie. Algemene leden waren contribuerende leden, die elders woonden en daarom niet aan het gemeenteleven konden deelnemen, terwijl begunstigers personen ("vrienden") waren, die van andere kerkgenootschappen lid konden zijn.
Het bestuur van de Remonstrantse Broederschap berust bij de Algemene Vergadering. Indien zij niet bijeen is, wordt de gehele bestuursfunctie door de Commissie tot de Zaken der Remonstrantse Broederschap waargenomen, uitgezonderd de onderwerpen die door de Algemene Vergadering moeten worden behandeld volgens art. 9 van het Algemeen Reglement der Remonstrantse Broederschap. De Commissie tot de Zaken houdt voorts toezicht op de handhaving van het Algemeen Reglement en de naleving van de besluiten van de Algemene Vergadering.
Iedere gemeente is zelfstandig, zij is in alles vrij, mits het financieel beheer van de armenzorg strikt gescheiden wordt gehouden van dat van de kerk.
De kerkeraad, die op 25 maart 1878 werd benoemd ter vervanging van het "definitieve" comité, bestond uit 6 leden van dit comité, 2 lidmaten en de predikant.
In 1879 werd bij reglementswijziging de naam "kerkeraad" in overeenstemming met het vernieuwde Algemene Reglement van de Broederschap vervangen door "kerkbestuur". In 1939 werd het echter weer "kerkeraad", volgens het besluit van de Broederschap.
De taken van de kerkeraad zijn:
a. doop van kinderen en volwassenen in de kerk of aan huis,
b. tenminste één maal per jaar viering van het Avondmaal,
c. huwelijkswijding na het voltrekken van het burgerlijk huwelijk.
Het Vertegenwoordigend College, dat vanaf 1878 tot 1971 bestond, werd gevormd uit 18, door stembevoegde leden (mannen én vrouwen), gekozen gemachtigden en de acht kerkeraadsleden met de predikant als voorzitter.
In 1971 werd dit College opgeheven. Men achtte het democratischer als alle leden een paar maal per jaar inspraak hadden. Het College werd dan ook vervangen door het instituut der "ledenvergaderingen".
De bevoegdheden van dit College waren onder andere:
a. het kiezen van kerkeraadsleden (per 1 januari een nieuw bestuur),
b. het vaststellen van de begroting,
c. het nazien en goedkeuren van de jaarrekening,
d. het behandelen van aangelegenheden waar financiële gevolgen aan verbonden waren,
e. het wijzigen van het reglement.
Door de nieuwe kerkorde van de Broederschap, in 1950, was de gemeente verplicht tot het benoemen van een diakoniecommissie voor de behartiging van de diakonale taak van de gemeente. Deze commissie kreeg ook het beheer over het Armen- en Wezenfonds (later "Fonds Bijzondere Noden" genoemd).
De correspondentie was slecht geordend. Men heeft de stukken per periode meestal alfabetisch geordend, met zulke overlappingen, dat het geheel totaal niet te overzien is. Daarbij heeft men een aantal aparte dossiers aangelegd, die niet volledig zijn omdat men tussen de bovengenoemde correspondentie ook stukken aantreft die op deze afzonderlijke zaken betrekking hebben.
Bij de inventarisatie heb ik getracht in de door de oorspronkelijke ordenaars gemaakte alfabetische rangschikking naar afzender of geadresseerde wat meer overzichtelijkheid en consequentie te brengen en zo de correspondentie herordend. De verschillende dossiers zijn apart beschreven, waarbij in dit geval ook naar de rest van de correspondentie is verwezen.
3. Geraadpleegde literatuur

Kenmerken

Datering:
1878-1972
Auteur:
E.W. Manning