In 1833 overleed te Harderwijk Roelof Wolter Herman baron van Broeckhuysen als laatste mansoir van zijn oude geslacht. Zijn archief vererfde op zijn derde dochter Florentina Henrietta (1807- 1845), in 1831 gehuwd met Johan Daniel Cornelis Carel Wilhelm de Mol (1800-1875), eveneens te Harderwijk gevestigd. Van hun dochter, gehuwd met de heer Meindersma, vererfde het archief op haar dochter mevrouw Sylvius-Meindersma, na wier overlijden in 1957 haar executrice-testamentair het archief, met enige familiestukken, overdroeg aan mr. H.J. Hütschler te Amsterdam, afstammeling van de tweede dochter van baron Van Broeckhuysen.

In 1916/17 was van het archief door de heer J. Broekema een "klapper op eenige archief stukken toebehoorende aan mevrouw Sylvius-Meindersma" vervaardigd, genummerd 1-158, waarvan alle stukken nog aanwezig zijn.

Behalve de stukken, afkomstig van deze tak van de familie Van Broeckhuysen, zijn ook in het archief aanwezig een aantal archivalia, afkomstig van een andere tak der familie, nl. de Van Broeckhuysens van den Doorn. In de 18de eeuw bestond er een zeer nauwe relatie tussen leden van beide takken, die elkander in de 14de graad bestonden.

Toen in 1763 met Willem Herman van Broeckhuysen de tak Van den Doorn (welke ook de Lathmer, de Gelderse Toren en het Wolthuys bezeten had) uitstierf en zijn boedel geëxecuteerd werd, zijn deze stukken waarschijnlijk door zijn weduwe aan de nog bestaande tak overgedragen. Ook in het archief Van Rhemen berusten verscheidene archivalia over de tak die de Gelderse Toren bezat.

Een ander bestanddeel vormen de stukken, afkomstig van de familie Kreynck, in het archief gekomen door het huwelijk van Wolter Albert Christoffel van Broeckhuysen (1705-1774) met Eva Lambertina Kreynck, erfdochter van de Beele.

Een verdere collectie, afkomstig van het geslacht De Rode van Heeckeren, heeft waarschijnlijk op het huis Peckedam, toen dit gekocht werd door de familie Van Hoevell, berust.