Het huis of den hof te Putten, buiten Elburg onder Doornspijk gelegen, verwarre men niet met den gelijknamigen hof, waarbij het dorp Putten is ontstaan en die een bezitting is geweest van het klooster Abdinckhof te Paderborn. Het huis Putten bij Elburg was een Geldersch leen. De bezitters van dit leen vindt men in het door de vereeniging Gelre uitgegeven Register op de leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen, in het deel betreffende het kwartier van Arnhem, blz. 153 vlg. Onder verwijzing naar dat werk zij hier volstaan met de mededeeling, dat het vermaarde geslacht Van Putten op dit huis heeft gezeteld, totdat Aleid van Putten, die er in 1420 mede werd beleend, het door haar huwelijk met Reinart de Vos van Steenwijk aan dit geslacht deed overgaan. In den tijd, waaruit de hier beschreven stukken dateeren, behoorde Putten achtereenvolgens aan leden der geslachten De Vos van Steenwijk, Van Haeften, Van Lennep en Van Coeverden. In de 19de eeuw wisselde het door de Van Coeverden's herbouwde huis meermalen van eigenaar. Het behoort thans aan den heer Mr. F.L.J.E. Rambonnet, burgemeester der gemeente Schoonhoven, wiens vader, de heer N. S. Rambonnet, in leven burgemeester der gemeente Doornspijk, het gedurende een reeks van jaren bewoond heeft. Die eigenaar heeft de groote welwillendheid gehad, het leenkamerarchief, dat zich op het huis bevond, aan het Rijk af te staan.
De meeste leengoederen waren op de Veluwe gelegen, enkele in het kwartier van Zutphen, in Overijsel en in Drente.