0333 Coop Schrassertfonds te Putten ( Gelders Archief )

0333
Coop Schrassertfonds te Putten
Inleiding
2. Geschiedenis van de archiefvormer
0333 Coop Schrassertfonds te Putten
Inleiding
2.
Geschiedenis van de archiefvormer
De stichting is ingesteld krachtens het testament van Coop Schrassert van 24 maart 1647. Hierbij wordt een huisje in Putten in de Huinrestraat (thans Kerkstraat) aangewezen om erfelijk en eeuwiglijk gebruikt te worden tot armenhuisje, en niet anders, tenzij er iemand in het ambt Putten zou zijn, die er voor begeerde in aanmerking te komen. Het gedeelte aan de noordzijde wordt bestemd voor 2 bedaagde echtelieden, dat aan de zuidzijde voor een eerlijke en ook tamelijk bedaagde weduwe, alleen professie doende aan de zuivere Gereformeerde Christelijke Religie. Tot subsidie en onderhoud, zowel van het huisje als zijn bewoners, worden enige fondsen aangewezen. Bepaald wordt, dat de gerede goederen van hen, die in het huisje komen te overlijden, voor de helft zullen vervallen aan de stichting.
Wat betreft de administratie en het beheer dezer instelling schreef de testateur het volgende voor: "Ende daermede dat alle wel en getrouwelick achtervolgt worde, bevele ick die opsicht ende dispensatie nae mynen doot aen neeff Frederick van Zuilen van Nyvelt ende by gebreecke syner aen een van den oudste ende naeste van syne erffgenaemen, tot Putten wonende; ende so ick aldaer gene vrienden van mijn zaliger ouders gedescendeert en hadde so sal het geschieden by ene ende oudste van dien, die tot Herderwijk, Ermel off Nykerck wonen, doch allet altijt mit kennisse ende advys ende goede raed van den predicant indertijt tot Putten, dien ick oock daertoe serieuselick versoecke ende bidde om een vlytich opsicht ten dyenste van den armen daerop te nemen, willende dat buyten kennisse van Sijn Waarde by myne vrinden, die last daervan hebbende, nyet sal worden gedaan dan eenstemmich ende mit gelijcke kennisse".
Wat betreft de administratie en het beheer dezer instelling schreef de testateur het volgende voor: "Ende daermede dat alle wel en getrouwelick achtervolgt worde, bevele ick die opsicht ende dispensatie nae mynen doot aen neeff Frederick van Zuilen van Nyvelt ende by gebreecke syner aen een van den oudste ende naeste van syne erffgenaemen, tot Putten wonende; ende so ick aldaer gene vrienden van mijn zaliger ouders gedescendeert en hadde so sal het geschieden by ene ende oudste van dien, die tot Herderwijk, Ermel off Nykerck wonen, doch allet altijt mit kennisse ende advys ende goede raed van den predicant indertijt tot Putten, dien ick oock daertoe serieuselick versoecke ende bidde om een vlytich opsicht ten dyenste van den armen daerop te nemen, willende dat buyten kennisse van Sijn Waarde by myne vrinden, die last daervan hebbende, nyet sal worden gedaan dan eenstemmich ende mit gelijcke kennisse".
Tenslotte bepaalde de testateur nog, dat de rente van een kapitaal van f 600.-, gekomen van het goed Oldenconinck te Zelhem, belegd in een obligatie ad 5% ten laste van Melis Jansz. (Wincop), en de helft van de pacht van 1½ morgen land in de Arkemeen zouden gebruikt worden voor een uitdeling, 5 maal 's jaars, van brood, boter of spek aan 12 armen in het ambt van Putten, waaronder begrepen de bewoners van het armenhuisje.
Over de persoon van Coop Schrassert kan het volgende worden medegedeeld: Het jaar zijner geboorte is onbekend. Hij overleed ongehuwd te Putten 5 september 1647, dus kort na het maken van zijn testament. Hij was een zoon van Philips Schrassert Ottensz. uit diens tweede huwelijk (vóór 9 mei 1567) met Catharina van Arler, weduwe van Johan Pannekoeck. Coop Schrassert werd in 1599 benoemd tot secretaris van de Rekenkamer van Gelderland, daarvoor was hij secretaris van de stad Harderwijk. Coops zuster Elisabeth Schrassert was gehuwd met Aalt van Arler. Uit dit huwelijk werd geboren Bia of Beatrix van Arler, die in november 1626 huwde met Frederik van Zuylen van Nyevelt, de eerste directeur van de stichting. *
Over de persoon van Coop Schrassert kan het volgende worden medegedeeld: Het jaar zijner geboorte is onbekend. Hij overleed ongehuwd te Putten 5 september 1647, dus kort na het maken van zijn testament. Hij was een zoon van Philips Schrassert Ottensz. uit diens tweede huwelijk (vóór 9 mei 1567) met Catharina van Arler, weduwe van Johan Pannekoeck. Coop Schrassert werd in 1599 benoemd tot secretaris van de Rekenkamer van Gelderland, daarvoor was hij secretaris van de stad Harderwijk. Coops zuster Elisabeth Schrassert was gehuwd met Aalt van Arler. Uit dit huwelijk werd geboren Bia of Beatrix van Arler, die in november 1626 huwde met Frederik van Zuylen van Nyevelt, de eerste directeur van de stichting. *
Het beheer van de stichting, dat in 1647 overeenkomstig de bepalingen van het testament aan Frederik van Zuylen van Nyevelt was gekomen, is gedurende lange tijd bij diens familie blijven berusten. Dit leidde op de duur tot ongewenste toestanden. Van de laatste beheerder uit dit geslacht is bekend, dat hij de fondsen van de stichting converteerde in een personele obligatie te zijnen laste ad f 3000.- tegen 3½%, en het beheer verder heeft overgelaten aan de ontvanger-generaal van het kwartier van Veluwe, Frederik Hendrik van Dedem, gehuwd met Henriette Gesina van Zuylen van Nyevelt. Een en ander blijkt uit de resolutie van de Staten van het Kwartier van Veluwe, van 2 mei 1763, waarin wij lezen dat de boedel van wijlen de ontvanger-generaal Frederik Hendrik van Dedem en diens vrouw in een slechte toestand verkeren en dat een belangrijke som van zijn kantoor mankeert. Dat in die boedel zijn aangetroffen diverse papieren, vooral betreffende de familie van Zuylen van Nyevelt, in het bijzonder papieren betreffende zekere constitutie ten behoeve van de huisarmen te Putten, door Coop Schrassert bij zijn testament van 24 maart 1647 gesticht, bestaande dit gehele fonds in een personele obligatie, door Coenraad Jan van Zuylen van Nyevelt en Theodora Willemina van Lynden, echtelieden, de 25 juni 1751 ten voordele van gemelde huisarmen schuldig bekend, over welke rente jaarlijks door de ontvanger-generaal Van Dedem was gedisponeerd. De Staten treffen in verband hiermee verschillende maatregelen; ten opzichte van de C.S. stichting wordt de zaak gerenvoyeerd van dit College vinden wij onder 20 maart 1767 het volgende:
"De secretaris Brantsen heeft aan de vergadering voorgedragen, dat het H. Ed. Mog. bekend is dat in de boedelpapieren van den ontvanger-generaal Van Dedem was gevonden en ter Camere gebracht een kistje met verscheiden stukken en bewijzen rakende de fundatie van Coop Schrassert, bij testament van 24 maart 1647 ten behoeve van de Huisarmen te Putten gesticht, waarvan de ontvanger-generaal namens de familie Van Zuylen van Nyevelt sedert lang de administratie had gehad, maar dat de distributie der penningen enz. aan de armen volgens dit testament altijd door den predikant te Putten was gedaan. Dat zoals bekend het fonds alleen had bestaan in een personele obligatie ad f 3000.-, door Coenraad Jan van Zuylen van Nyevelt en zijn vrouw Theodora Willemina van Lynden, den 25 juni 1751 tegen 3½% schuldig bekend. Dat er verscheiden jaren interessen ten achteren waren en dat de Diaconie sedert 1760 deze huisarmen uit eigen middelen had verzorgd. Dat H. Ed. Mog. bij kwartiersresolutie van 2 mei 1763 waren gemachtigd, de nodige voorzieningen te treffen ten opzichte van dit fonds. Dat wijlen de burgemeester Zuylen van Nyevelt het kapitaal, dat hij en zijn vrouw schuldig waren, op 26 januari 1767 had afgelost met f 3000.- en 14 jaren achterstallige interest ad f 1470.-, waarvoor een obligatie was gekocht van f 3000.- op het Nijmeegsche kwartier (voorlopig tegen recepis).
Gedeputeerde Staten besluiten de recepis, en later de obligatie, bij provisie ter Camere te seponeren en de vervallen obligatie aan de weduwe van den burgemeester Nyevelt over te doen leveren. De verschotten zullen aan de Diaconie worden gerembourseerd. Onderzocht zal worden de toestand van het huisje en of het gerepareerd kan worden. De secretaris wordt gemachtigd een en ander ten uitvoer te brengen."
De toestand van het huisje was zodanig, dat het nog in 1767 geheel vernieuwd werd.
Gedeputeerde Staten besluiten de recepis, en later de obligatie, bij provisie ter Camere te seponeren en de vervallen obligatie aan de weduwe van den burgemeester Nyevelt over te doen leveren. De verschotten zullen aan de Diaconie worden gerembourseerd. Onderzocht zal worden de toestand van het huisje en of het gerepareerd kan worden. De secretaris wordt gemachtigd een en ander ten uitvoer te brengen."
De toestand van het huisje was zodanig, dat het nog in 1767 geheel vernieuwd werd.
Bij besluit van 16 maart 1768 bepaalden Gedeputeerde Staten van de Veluwe nog het volgende:
Gelezen een missive van ds. Colpaar, predikant te Putten d.d. 2 februari 1.1. als rescriptie op de aanschrijving van Gedeputeerde Staten van 9 december te voren over de bezetting van het nieuw opgebouwde huisje door wijlen Coop Schrassert te Putten gesticht, en over de uitdeling 5 maal 's jaars aan 12 armen te Putten, wordt besloten:
a. De voorgestelde bewoners worden geaccepteerd.
b. Het duplicaat van de obligatie, groot f 3000.-, d.d. 1 februari 1767, staande ten laste van het kwartier van Nijmegen en door wijlen Coenraad Jan van Zuylen van Nyevelt tot de Glinthorst als tijdelijk administrateur van het Coop Schrassert fonds belegd, zal aan ds. Colpaart ter hand worden gesteld, met machtiging om de interesten te ontvangen en daaruit de nodige uitkeringen te doen, echter maximaal tot f 75.-, en het overschot van de renten onder zich te houden "en geevende daarvan aan Haar Ed. Mog. 's jaars, tot dat in deese anders sal weesen gedisponeert, behoorlijke kennisse."
Gelezen een missive van ds. Colpaar, predikant te Putten d.d. 2 februari 1.1. als rescriptie op de aanschrijving van Gedeputeerde Staten van 9 december te voren over de bezetting van het nieuw opgebouwde huisje door wijlen Coop Schrassert te Putten gesticht, en over de uitdeling 5 maal 's jaars aan 12 armen te Putten, wordt besloten:
a. De voorgestelde bewoners worden geaccepteerd.
b. Het duplicaat van de obligatie, groot f 3000.-, d.d. 1 februari 1767, staande ten laste van het kwartier van Nijmegen en door wijlen Coenraad Jan van Zuylen van Nyevelt tot de Glinthorst als tijdelijk administrateur van het Coop Schrassert fonds belegd, zal aan ds. Colpaart ter hand worden gesteld, met machtiging om de interesten te ontvangen en daaruit de nodige uitkeringen te doen, echter maximaal tot f 75.-, en het overschot van de renten onder zich te houden "en geevende daarvan aan Haar Ed. Mog. 's jaars, tot dat in deese anders sal weesen gedisponeert, behoorlijke kennisse."
Uit een en ander blijkt, hoe de Gedeputeerde Staten van Veluwe en hun opvolgers het oppertoezicht over deze Stichting hebben verkregen. Uit de, in dit opzicht enigszins onduidelijk gestelde resolutie van 16 maart 1768 hebben de administrateurs de verplichting gelezen om jaarlijks de rekening in te zenden van het door hun gevoerde beheer. *
Aangezien de rekeningen niet verder lopen dan tot 1911, mag afgeleid worden, dat in het beheer sedert dat jaar verandering is gekomen. Dit klopt met de mededeling in het schrijven B. en W. van Putten d.d. 11 september 1951, dat het fonds thans beheerd wordt door de Diaconie der Hervormde gemeente te Putten. Op grond van welk besluit is niet gebleken. Bij schrijven van 17 januari 1905 no. 82 verzochten de Gedeputeerde Staten van Gelderland om inlichtingen betreffende deze stichting. Deze voldeed hieraan door het inzenden van een uitvoerig rapport, gedateerd 31 januari 1905, dat echter meer de administratie betreft. Een afschrift is hierbij gevoegd.
Aangezien de rekeningen niet verder lopen dan tot 1911, mag afgeleid worden, dat in het beheer sedert dat jaar verandering is gekomen. Dit klopt met de mededeling in het schrijven B. en W. van Putten d.d. 11 september 1951, dat het fonds thans beheerd wordt door de Diaconie der Hervormde gemeente te Putten. Op grond van welk besluit is niet gebleken. Bij schrijven van 17 januari 1905 no. 82 verzochten de Gedeputeerde Staten van Gelderland om inlichtingen betreffende deze stichting. Deze voldeed hieraan door het inzenden van een uitvoerig rapport, gedateerd 31 januari 1905, dat echter meer de administratie betreft. Een afschrift is hierbij gevoegd.
Reeds eerder is er sprake van geweest, de stichting op te heffen. Dit blijkt uit een besluit van Gedeputeerde Staten van 8 januari 1930 naar aanleiding van een brief van ds. J. van Amstel, Nederlands Hervormd predikant te Putten, beheerder van het Coop Schrassert fonds aldaar d.d. 30 december 1929 inzake verkoop van het tot dat fonds behorende huisje, houdende, om aan adressant mede te delen, dat zoals de stichtingsbrief van vermeld fonds voorschrijft, bedoeld huisje ten eeuwigen dage moet strekken tot woning voor armen, en dat van deze uitdrukkelijke wil van de stichter eerst mag worden afgeweken, wanneer aangetoond wordt, dat de omstandigheden zodanig zijn veranderd, dat de naleving van die wil niet meer mogelijk is.
Bij besluit van 22 april 1885 no. 55 willigden Gedeputeerde Staten van Gelderland het verzoek in van de Rijksarchivaris van Gelderland, om de rekeningen van het fonds, die sedert 1878 in het Provinciaal archief berustten, en ook de later inkomende, af te staan aan het Rijksarchief, met dien verstande, dat steeds de beide laatste rekeningen ter Provinciale Griffie zouden blijven berusten.
Uit de toelichting van de Griffier blijkt, dat alles wat de stichting betreft, ook de rekeningen van 2 eeuwen oud tot 1878, in het Rijksarchief berusten, dat deze stukken vroeger bijeenverzameld waren en geborgen in een kistje, dat in het archief onder de Statenzaal was geplaatst, en dat een en ander waarschijnlijk bij de overbrenging van het archief naar het Rijksarchiefgebouw mede is verhuisd. Opgemerkt wordt nog, dat, hoewel er weinig bezwaar is tegen het afstaan van de rekeningen vanaf 1879 aan het Rijksarchief, de rekeningen vanaf 1812 tot het archief der provincie behoren.
Bij besluit van 22 april 1885 no. 55 willigden Gedeputeerde Staten van Gelderland het verzoek in van de Rijksarchivaris van Gelderland, om de rekeningen van het fonds, die sedert 1878 in het Provinciaal archief berustten, en ook de later inkomende, af te staan aan het Rijksarchief, met dien verstande, dat steeds de beide laatste rekeningen ter Provinciale Griffie zouden blijven berusten.
Uit de toelichting van de Griffier blijkt, dat alles wat de stichting betreft, ook de rekeningen van 2 eeuwen oud tot 1878, in het Rijksarchief berusten, dat deze stukken vroeger bijeenverzameld waren en geborgen in een kistje, dat in het archief onder de Statenzaal was geplaatst, en dat een en ander waarschijnlijk bij de overbrenging van het archief naar het Rijksarchiefgebouw mede is verhuisd. Opgemerkt wordt nog, dat, hoewel er weinig bezwaar is tegen het afstaan van de rekeningen vanaf 1879 aan het Rijksarchief, de rekeningen vanaf 1812 tot het archief der provincie behoren.
Het testament van 1647, dat tot het archief heeft behoord, en waarvan vaststaat, dat het met de overige stukken in het Rijksarchief is gekomen, is niet teruggevonden. Misschien is het door de verwarring, die tengevolge van de oorlog in het depot is ontstaan, aan het zwerven geraakt. Een afschrift moet zich bevinden in de kerkekist van Putten.
laatste wijziging 21-01-2014
13 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 21-01-2014
13 beschreven archiefstukken
Kenmerken
laatste wijziging 21-01-2014
13 beschreven archiefstukken