Uw zoekacties: Familie Van Sminia

327 Familie Van Sminia ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
In het archief van het Friesch Genootschap is een schenkingsakte aanwezig, waarbij de vier dochters van Jhr. Hobbe Baerdt van Sminia (1797-1858), Catharine Johanna, Maria Clara, Claria Maria en Baudina Lucia Ebella, aan het Genootschap hebben overgedragen, behalve de bibliotheek, zijne verzameling handschriften, met de daarbij behorende "door de erflater geschreven summiere catalogi van iedere verzameling". Deze akte is ongedateerd, doch uit de verslagen van het Genootschap blijkt, dat de schenkingsovereenkomst tot stand is gekomen in het verenigingsjaar 1888- 1889. Hoewel dus aan de verzameling een "catalogus" was toegevoegd en het 61e verslag van het Genootschap de zinsnede bevat "alles was goed gecatalogiseerd", bleek een bewerking toch zeer noodzakelijk, een arbeid ter hand genomen door J.H.J. van Wageningen, na wiens overlijden in 1908 dit werk is blijven liggen.
In het najaar van 1927 werd mij verzocht de ordening op mij te nemen, hetgeen volgens gemeenschappelijk overleg op het Rijksarchief geschied is, hetgeen met zich bracht, dat niet alleen de Rijksarchivaris dr. S.A. Waller Zeper (tevens bibliothecaris van het Genootschap) doch ook de Chartermeester dr. A.l. Heerma van Voss mij in niet onbelangrijke mate met raad en daad hebben bijgestaan, welke medewerking ik met dankbaarheid herdenk.
Gelijk boven gememoreerd werd was er ten tijde van de schenking een zekere orde: toen de stukken in mijne handen werden gesteld werd ik attent gemaakt op de bovenvermelde inventaris onder mededeling dat er "wellicht" enige samenhang was. Inderdaad bleek deze spoedig genoeg; de nummers klopten op de nummering van sommige van de stukken, doch niet alleen, dat de orde geheel verstoord was, doch verreweg het merendeel was niet genummerd. Dat tot dusverre niemand op deze samenhang had gelet, heb ik tenslotte betreurd, toen ik, als begin, deze ordening zo goed mogelijk hersteld had. Niet alleen, omdat inderdaad de beschrijving dikwijls zeer "summier" was (b.v. "scheidingsbrief" zonder meer en soms eindigend met de weinig vertrouwenwekkende mededeling "ik kan het niet lezen"), doch bovendien droeg deze inventaris meer het kenmerk van een lijst bij het opmaken waarvan weinig systeem was betracht; volgens zijn inleiding is zij door de bewerker opgemaakt om zijn nakomelingen te ontslaan van "de moeite de stukken nogmaals door te snuffelen", dus niet om een wegwijzer door het archief te maken.
De "catalogus" was onderverdeeld in inventarissen van 9 families: Van Aebinga, Van Camstra, Van Dekema, Van Glinstra, Van Hemmema, Van Hillema, Van Liauckema, Van Sminia en Van Vierssen, van welke families de bewerker tevens enkele bijzonderheden vermeldt, aansluitend aan beknopte geslachtslijstjes. Voorts zijn er de hoofden "inventaris van onderscheidene personen", "inventaris van Friesland" en "inventaris van Tietjerksteradeel".
Toen de oude nummering was hersteld was het archief verdeeld in drie verzamelingen stukken:
a. Die, welke met de nummering van H.B. van Sminia klopten, waaronder ook verscheidene door Van Wageningen beschreven.
b. Die, op welke de nummering niet was aangebracht, doch wel door Van Wageningen waren beschreven.
c. Een nog aanzienlijk aantal zonder nummers en onbeschreven. Vrijwel het enige resultaat van het herstel van de ouden inventaris was, dat bleek, dat deze slechts een gedeelte van het archief betrof.
Van de beschrijvingen van Van Wageningen heb ik vrij wat meer nut gehad, ofschoon ook deze opnieuw met de stukken moesten worden vergeleken en vele in een andere vorm gegoten: alle moesten op fiches worden overgebracht, daar de beschrijving op de omslagen was geplaatst.
Het kwam er dus ten slotte op neer de ordening van voren af aan ter hand te nemen. Na verloop van tijd bleek toen dat van een niet onbelangrijk aantal papieren de samenhang met de andere niet was te vinden. Ik doel hier niet op de soort stukken, die in ieder familiearchief worden aangetroffen en onder de rubriek Varia zijn samen te voegen, doch op een deel van de stukken, die een kenmerk gemeen hebben, namelijk dat zij behoorden tot het archief van de procureur Hendricus Ruerda of diens voorganger in zijn kantoor.
Dat ik een ogenblik dacht, dat deze stukken misschien bij vergissing aan de verzameling waren toegevoegd, lag hieraan, dat zowel stukken behorende bij het Van Sminia-archief als andere in eigendom bij het Genootschap in gelijke dozen worden opgeborgen, zodat bij vergissing ook stukken tot andere verzamelingen behorend, tijdelijk van het gebouw van het Genootschap naar het Rijksarchief waren overgebracht, wat onder meer uit de stempeling bleek. (Ik vermeld dit daar het dus ook niet geheel uitgesloten is, dat er in de rubriek Varia stukken zijn, die in de loop van de jaren abusievelijk tussen de Van Sminia stukken zijn geraakt.)
Gelijk gezegd echter, was hier een onderlinge samenhang: zij behoorden echter tot een procureurskantoor. Na lange tijd kwam echter toch de oplossing, doordat een stuk werd aangetroffen waaruit bleek, dat de procureur Ruerda, in de negende graad aan Hobbe Baerdt, Aulus en Arent Johannes van Sminia verwant, dezen tot zijn erfgenamen benoemd had, wat blijkbaar mede bracht de afwikkeling van zijn zaken als procureur, die zoals blijkt uit verschillende aantekeningen en lijsten, in hoofdzaak geschied is door Arent Johannes. Aangezien het karakter dezer papieren geheel afwijkt van de verdere stukken van het archief, heb ik met toestemming van het bestuur van het Genootschap deze ter zijde gelegd en niet onder de ordening opgenomen. De enkele familiepapieren van de Ruerda's zijn behandeld als de andere stukken.
Thans iets over de gevolgde indeling. Om zoveel mogelijk te voldoen aan de eis van systematische indeling heb ik er rekening mee gehouden op welke wijze de verzameling is aangegroeid, hierbij uitgaande van de stukken van de familie Van Sminia.
Van de 39 families uit wier papieren het archief is samengesteld, zijn er 25 door aanhuwelijking aan de Van Sminia's verwant. Van al de overige kon een samenhang worden aangetoond met die van de familie Van Camstra, welke uitsterft met Tjallingh Willem, gehuwd met Aurelia van Haersma, wier zuster Wiskjen de vrouw was van Jetze van Sminia, die zijn zwager 29 jaren heeft overleefd, zodat wel kan worden aangenomen, dat langs deze weg de papieren van de Van Camstra's en aanverwante families bij het archief van de Van Sminia's zijn gekomen.
De indeling is als volgt: Begonnen is bij de familie Van Sminia, hierop volgen de stukken van het eerste met deze familie door aanhuwelijking verwante geslacht, dat van de familie Van Baerdt en de stukken door deze aangekomen (die van de Van Hillema's en Van Bouricius) en zo vervolgens.
Op dezelfde wijze zijn de papieren door de familie Van Camstra verkregen gerangschikt; men krijgt hierdoor een enkele maal dat de papieren van dezelfde familie niet in een reeks gerangschikt zijn (zie tabel O, van Aebinga).
Een indeling in personalia en realia, welke meermalen bij huis- en familiearchieven wordt gevolgd, is niet toegepast; de titels van de onroerende goederen zijn dus ondergebracht bij de personen onder wie ze aangekomen zijn. Waarbij nog opmerking verdient dat de scheidingsakten zijn gebracht bij de personen wier nalatenschap deze betreft, omdat nooit met zekerheid is aan te geven door wie van de deelgerechtigden de akte in het archief is gekomen, zodat men anders een willekeurige keus moet doen.
Ter verduidelijking zijn genealogische tabellen tussengevoegd, waarop in hoofdzaak personen voorkomen waarvan meerdere papieren in het archief zijn, voorzien van nummers overeenkomende met die in de hoofdjes in de tekst. Ter betere oriëntering dienen de jaartallen; die welke tussen haakjes geplaatst zijn werden genomen uit het Stamboek van de Frieschen adel, waarvan ook de spelling van de eigennamen in de inventaris is overgenomen; in de regesten bleef de oude spelling gehandhaafd. Het spreekt vanzelf, dat bij een verzameling van papieren van zo verschillende herkomst, de rubriek Varia vrij groot moest worden; men treft er onder zelfs stukken aan, waarvan op het eerste gezicht zou worden geoordeeld, dat ze best in de rubriek van een bepaald geslacht hadden kunnen worden ondergebracht, doch een verband was dan met de andere stukken van dat zelfde geslacht niet aan te tonen, zodat ze daarbij niet pasten.
Ten slotte is bij de indeling toch nog een concessie gedaan aan de "catalogus" van Hobbe Baerdt van Sminia, wat naar ik meen het gebruik ten goede zal komen: de afdelingen Tietjerksteradeel en Friesland zijn namelijk behouden, hoewel bij verschillende dier stukken kan worden nagegaan door wie ze in het archief zijn gekomen; naar ik hoop is de gebruiker bij de samenvoeging meer gebaat, dan indien ze opgenomen waren geworden onder de familie- en variastukken.
De aanduiding "charter" en "stuk" is van technische aard. De eerste omvatten die, wier opberging in een doos gewenst is, t.w. de stukken, die van een zegel zijn voorzien en alle stukken op perkament en bovendien de stukken vóór 1550, die van een zegel zijn voorzien geweest, wier opberging in een doos noodzakelijk is wegens de meer of minder geschonden toestand.
Voor de regesten heb ik als eindpunt aangenomen het jaar 1550, omdat, volgens mededeling van de heer P. Sipma, lector in het Fries aan de hogeschool te Groningen, na dat jaar op een enkele uitzondering na, geen in het Fries geschreven stukken worden aangetroffen. De gewoonte in Friesland om charters als regel op papier te schrijven gaf mij aanleiding om in afwijking van paragraaf 93 van de "Handleiding bij de regesten" te vermelden of het stuk op papier of op perkament is gesteld.
Aan de inleiding heb ik niets meer toe voegen; naar ik hoop spreekt de indeling van de inventaris voor zich zelf.
Leeuwarden, augustus 1932
J.H. Goslings-Lijsen
2. Naschrift
Deze concept-inleiding werd tijdens haar inventarisatiewerkzaamheden gemaakt door de volontaire mr. J.H. Goslings-Lijsen (1884-1940) en verbeterd door de rijksarchivaris dr. S.A. Waller Zeper (1874-1937) en mr. P.C.J.A. Boeles (1873-1961), bestuurslid van het Friesch Genootschap.
Na veel wederwaardigheden (zie hiervoor Archief Rijksarchief, inv. nr. 93 en Jaarverslagen Rijksarchief 1927- 1933) bleef de voor de verbetering vatbare inventaris in manuscript liggen zonder, zoals oorspronkelijk het plan was, te worden uitgegeven.
In 1978 groepeerde de archivist P. Nieuwland de gegevens uit de fragment-genealogieën, die aan de hoofdstukken van Afdeling I van de inventaris voorafgaan, op een voor de gebruikers overzichtelijker wijze. Toen kwamen fouten in die genealogieën en in de indeling van Afdeling I aan het licht, die Nieuwland verbeterde.
Hierna typte de Erkend gewetensbezwaarde Militaire dienst A. van Dalfsen de regestenlijst uit en inventariseerde hij de collectie Ruerda, die anders dan mevrouw Goslings dacht, wel degelijk in deze inventaris behoort te worden opgenomen. De stukken zijn in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van Henricus Ruerda jr. (zie inv. nr. 1074) bij het Van Sminia-archief terecht gekomen en omvatten behalve het familie- en procureursarchief Ruerda een viertal andere categorieën, waaronder ook stukken betreffende de familie van Sminia.

Kenmerken

Datering:
1424-1894
Periode:
1424-1894
Auteur:
J.H. Goslings-Lijsen (1932)
Beschrijving:
Familie Van Sminia
Opmerking:
Kaarten en tekeningen zijn gedigitaliseerd, zie Fries Kaartenkabinet