Uw zoekacties: Notarieel archief

26 Notarieel archief ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
000. Inleiding en opmerkingen
000.2. Inleiding
26 Notarieel archief
000. Inleiding en opmerkingen
000.2.
Inleiding
Inleiding * 
Het notariaat heeft in Friesland sinds de middeleeuwen bestaan, zij 't niet steeds gebloeid. Voor de geschiedenis er van raadplege men: S. Koopmans, Het Notariaat in Friesland voor 1811, Leeuwarden 1883. *  De verplichtingen der notarissen waren echter geheel anders geregeld dan in andere provinciën. Was hun aanvankelijk voorgeschreven protocol te houden (waarin echter de afschriften der akten werden geschreven, terwijl de originelen aan partijen werden afgegeven), bij het vaststellen der nieuwe Landsordonnantie van 1723 was dit voorschrift reeds geheel en al in onbruik geraakt en het werd toen ook officieel geschrapt. Een symptoom van het sindsdien steeds groter wordend verval van het notariaat was, dat secretarissen, advocaten, procureurs, dorprechters en andere `instrumentschrijvers' naast de nog steeds aangesteld en beëedigd wordende notarissen, die echter geen vaste residentie hadden, in groten getale optraden, aan wier akten vrijwel gelijke bewijskracht werd toegekend. Deze toestand heeft tot de Franse tijd aldus voortbestaan. Notariële archieven van vóór de 19e eeuw zijn in Friesland dan ook niet bewaard gebleven, met uitzondering alleen van een protocol van de notaris N.J. Cleuting te Leeuwarden van 1554-1571, thans berustende in het stadsarchief aldaar (uitvoerig beschreven door Koopmans op blz. 72 v.v.).
Eerst de invoering van het `Wetboek Napoleon, ingerigt voor het Koningrijk Holland' op 1 mei 1809 (ingevolge besluit van den 24en van Sprokkelmaand 1809, art. 1) deed de oude verplichting van protocolhouden weer herleven, zoals verschillende notarissen uitdrukkelijk boven hun oudste repertoires vermelden. Een uitdrukkelijk voorschrift hiertoe is echter blijkbaar niet gegeven. Nadat de minister van justitie en politie 20 juni 1807 bij den landdrost had geïnformeerd, welke `qualiteiten', notarissen e.a., in zijn departement bevoegd waren publieke akten te passeren, en hem 8 juli d.a.v. bericht verzonden was aan de hand van een rapport van de assessor Petrus Wierdsma, waarin de bovengenoemde toestanden uitvoerig worden geschetst, werd 1 juli 1808 door dezelfde autoriteit het advies van landdrost en departementaal gerechtshof gevraagd over een concept-reglement omtrent de notarissen in het Koninkrijk Holland. Dit bepaalde in art. 15, dat na de publicatie ervan, afgezien van scabinale of gerechtelijke akten, slechts de notarissen publieke akten zouden mogen passeren, behalve dat de secretarissen bevoegd zouden blijven attestaties en certificaten af te geven.
Het advies van het hof van 21 juli en het rapport van Wierdsma van 15 augustus 1808 waren tamelijk afwijzend; men oordeelde o.a. algemeen een voorafgaande inrichting van de rechterlijke organisatie onontbeerlijk. Hoe het zij, een regeling bleef uit en eerst de Franse wetgeving heeft het vraagstuk opgelost. Toch bracht de invoering van het Wetboek Napoleon in Friesland weer protocollen. Dit ging namelijk uit van de veronderstelling, dat deze werden aangehouden, b.v. in art. 633, waarin bepaald werd, dat open testamenten moesten worden ingeschreven in het protocol van gerecht of notaris, en art. 1253, dat handelde over authentieke akten, waarvan minuten en protocollen door openbare autoriteiten of notarissen bewaard worden, en over de autoriteit, belast met de bewaring van protocollen van notarissen na overlijden of afstand.
Sinds 1 mei 1809 zijn dus de protocollen (en wel in de `Hollandsche' vorm) aangehouden en bewaard en dat niet alleen van notarissen, doch ook van de overige instrumentschrijvers. Dezen waren trouwens nog uitdrukkelijk in hun bevoegdheden bevestigd door het besluit van de 20e van Herfstmaand 1809 `tot wegneming van eenige twijfelingen en zwarigheden, ontstaan door de invoering van het Wetboek Napoleon', bepalende in art. 3, dat alle akten, waarvan het opmaken, hetzij gerechtelijk, hetzij voor notaris en getuigen vereist werd, tot de invoering van een nieuwe rechterlijke organisatie ook konden worden gepasseerd voor autoriteiten, ambtenaren en personen, die daartoe tot nog toe bevoegd waren. Tot de invoering der Franse notariële wetgeving gingen zij dan ook voort met het opmaken van akten, zij het ook, dat een aantal hunner reeds voor die tijd een aanstelling als notaris verkregen. De data van hun beëdiging als zodanig zijn in deze inventaris vermeld.
Ook repertoires zijn sinds 1 mei 1809 bewaard. Dit is te danken aan een besluit, ter uitvoering van het Keizerlijk Decreet van 21 oktober 1811, van de intendant-generaal der financiën d.d. 12 december 1811 (o.a. afgedrukt in het Staatkundig Dagblad van het Departement der Zuiderzee van 16 december 1811). Titel VI daarvan, handelende over de verplichtingen der notarissen, bepaalde in art. 8, dat alle notarissen en andere publieke officieren, die gelijksoortige werkzaamheden verrichten, vóór 1 maart 1812 ter griffie hunner rechtbank van eerste aanleg een gezegeld afschrift moesten overleggen van de `indices' van alle akten, door hen verleden van 1 januari 1807 tot 31 december 1811. Waar het aanhouden van repertoires niet verplicht was, moesten ze alsnog worden opgemaakt (art. 9), terwijl c.q. op 20 januari 1812 een verklaring moest worden overlegd, dat geen akten waren verleden (art. 10). Art. 9 zal in Friesland wel algemeen toepassing hebben gevonden. Ten gevolge van deze voorschriften vindt men in de rechtbankarchieven die repertoires en verklaringen (tezamen met de latere repertoires - tot 1837 - ex artt. 29 en 30 wet 25 Ventôse an XI, jaarlijks overgebracht ex art. 16 wet 16 oktober 1791 en art. 1 wet 16 Floréal an IV), sommige inderdaad van `1 januari 1807' af, doch bevattende uiteraard slechts akten sinds 1 mei 1809. Deze copie-repertoires vormen een welkome aanvulling, waar de originele in de notariële archieven verdwenen zijn. Vandaar dat zij notarisgewijze (en niet jaarsgewijze) geordend zijn en in extenso vermeld in de inventaris der nieuwe rechterlijke archieven (hiervoor inv. No. XXII (= Toegang 16), nos. 132-141, 525-544 en 1347-1354 *  .
Aldaar onder inv. nr. 527 (rechtbank Leeuwarden) zal men ook aantreffen het repertoire `1807' - 1811 van baljuw en gerecht van Ameland. Het `protocol' van dit gerecht werd dus blijkbaar, evenals die der instrumentschrijvers, op één lijn gesteld met de notariële. En niet geheel ten onrechte. Voor de gerechten der verschillende districten en steden (zie de indeling bij Berns, Archieven van het Hof Prov. enz., blz. XVII v.v.) werden in de jaren 1808-1811 evenzeer `notariële' akten verleden, waarvan protocollen of verzamelingen van minuten op zegel werden aangelegd ingevolge de Zegelwet van 14 april 1808 (art. 633 Wetboek Napoleon spreekt ook van de protocollen van gerechten). Het ware te verdedigen ook deze protocollen, als zijnde geheel gelijksoortig, in deze inventaris op te nemen. Volstaan wordt echter met hier op het bestaan er van te wijzen: een aantal hunner is destijds reeds door mr. Berns in de Inventaris der archieven van het Hof Prov. enz. opgenomen.
Men zie aldaar op: Smallingerland Z (nu: inv. nr. 116) (6e district), Utingeradeel K (nu: inv. nr. 54) (12e district), Schoterland U (nu: inv. nr. 195) (14e district), Gaasterland AA (nu: inv. nr. 143) gedeeltelijk (11e district), Opsterland AA (nu: inv. nr. 201) (6e district), Workum QQ (nu: inv. nr. 297) en Ameland J (nu: inv. nr. 49). Uit het archief der rechtbank van Heerenveen werd nog gelicht een soortgelijke collectie van het 15e district (Ooststellingwerf), uit dat van Sneek één van het 13e district (Lemsterland) en één van de schepenbank van Sneek en uit het protocol van notaris J. Jongbloed één van het 13e district (Doniawerstal): vgl. Aanwinsten 1928, onder I c. nrs. 11-14. Deze stukken zijn ingevoegd in de nedergerechtsarchieven, te weten als Ooststellingwerf 64, Lemsterland 54, Sneek 261 resp. Doniawerstal 133. Opgemerkt wordt nog dat aan de akten, vermeld in het bij de rechtbank gedeponeerde dubbel-repertoire van Ameland, een aantal andere met zelfstandige nummering in Ameland J (nu: inv. nr. 49) voorafgaan, en verder dat het 6e en het 13e district in hun samenstellende grietenijen afzonderlijke protocollen aanhielden.
De notariële archieven van 1 mei 1809 tot de invoering der Franse wetgeving waren reeds vroeger, ingevolge Koninklijk Besluit van 23 augustus 1907 (Staatsblad n0. 237) overgenomen uit de bewaarplaatsen te Heerenveen (arrondissement Heerenveen) en Leeuwarden (arrondissement Leeuwarden en arrondissement Sneek, in 1877 opgeheven). Alfabetische beschrijvingen van die protocollen vindt men als bijlage tot het jaarverslag over 1909 afgedrukt. Zij zijn in deze inventaris opnieuw verwerkt, als vormende met de volgende notariële archieven een onverbrekelijk geheel, wat b.v. uitkomt in het doorlopen van verschillende minuutbanden, die daarom de eerste maal niet konden worden opgenomen. De lijsten van 1909 zijn hiermede vervallen.
De ingevolge Koninklijk Besluit van 28 augustus 1919 (Staatsblad no. 546) overgenomen archieven tot 16 oktober 1842 vormen verder de hoofdschotel van deze inventaris. Zij werden verworven, voorzover het de arrondissementen Leeuwarden en Sneek betreft, uit de bewaarplaats te Leeuwarden; *  die van het arrondissement Heerenveen uit die te Heerenveen vóór de opheffing in 1923, waar toen ook nog een deel van de protocollen van J. Ruardi en jhr. J.L.Th. Waubert de Puiseau aangetroffen werd, alsmede dat van O.J. Ruardi. Het archief der Kamer van Notarissen in dit arrondissement werd later nog in Leeuwarden overgenomen. Ook nu deed zich dezelfde moeilijkheid voor, dat sommige banden (meest repertoires), als doorlopende na 15 oktober 1842, niet konden worden overgenomen. Ook overigens zijn er hier en daar nog hiaten in het overgenomene overgebleven, die hun oorzaak vinden in de weinig ideale toestand in de Leeuwarder bewaarplaats. De nieuwe bewaarder heeft echter reeds maatregelen getroffen om tot een spoedige ordening van de chaos aldaar te komen.
Verder zijn uit de rechtbankarchieven gelicht en hierbij gevoegd de protocollen der procureurs E. Attema te Wolvega, A. Witteveen te Heerenveen (rechtbank Heerenveen) en P. van der Velde te Workum (rechtbank Sneek). Nog zijn in het archief der Sneeker rechtbank (NRA, Toegang 16), inv. nr. 1354 verklaringen van het niet-passeren van akten van 1807 tot 1811 aanwezig van de volgende instrumentschrijvers, die dus niet in deze inventaris voorkomen: dr. Johannes Aggaeus Eidsma te Koudum, dr. Bauke Haga, advocaat te Sneek, dr. Johannes Frederik Maurits Herbell, secretaris van Sneek, dr. Petrus de Kok, procureur te Bolsward, dr. Taco Mesdag, advocaat, en dr. Wybo Tuinhout, advocaat en secretaris van Baarderadeel.
Eindelijk werd na 1 mei 1809, te weten op 1 juli 1809, nog als notaris beëdigd Ate Eiles Attema te IJsbrechtum, van wie niets is teruggevonden, noch in de bewaarplaats, noch bij de rechtbank. Op een enkele vermelde uitzondering na verkeren de archivalia in goede staat. De indeling van de eerste versie van de inventaris steunde op de rechterlijke indeling van Friesland in 1842, zoals die blijkt uit de hierna volgende tabellen, welke arrondissementsgewijze aanwijzen: de kantons, de daartoe behoorende grietenijen, steden en eilanden en in de laatste kolom de notariële standplaatsen, alles in alfabetische volgorde. Deze tabellen zijn niet meer opgenomen, aangezien de toenmalige indeling van de inventaris in de huidige versie niet gehandhaafd is; zie voor de rechterlijke indeling tot 1838 bijv. Toegang 16, pag. 10-13. Op dezelfde wijze behandelt de vroegere inventaris van ieder arrondissement achtereenvolgens de kantons, in ieder kanton de standplaatsen en van iedere standplaats de notarissen, alfabetisch. Wederom is deze niet nagevolgd in de nieuwe versie, aangezien die indeling geheel in vergetelheid is geraakt. Aan het slot van ieder arrondissement is geplaatst het archief der desbetreffende Kamer van notarissen, als lopende over het tijdvak 1811-1842. Laatstgenoemde zijn, zoals bekend, georganiseerd krachtens artt. 50 v.v. van de wet van 25 Ventôse an XI, - welke het notariaat hier te lande regelde tot 1842, - nader uitgewerkt in het besluit van 2 Nivôse an XII.
De afzonderlijke archivalia behoeven weinig nadere toelichting; zij bepalen zich in de regel tot minuut-akten, repertoires en een enkele maal afzonderlijk bewaarde, door de rechtbank bij de notaris gedeponeerde, testamenten. De daarnaast nog voorkomende registers van wisselprotesten werden aangehouden: vóór 1 oktober 1838 ex art. 176 C.d.C., daarna ex art. 183 W.v.K. Waar als eindtermijn 1842 vermeld is, wordt bedoeld 15 oktober 1842. Achter de inventaris volgen alfabetische lijsten van alle notarissen en van alle standplaatsen. De laatstgenoemde lijst is in deze nieuwe versie vervangen door een lijst van standplaatsen per gemeente. Tenslotte zij nog vermeld, dat de klerk A. Corée, mede door het controleren der ontbrekende (brevet-)akten met de repertoires, in de ordening en voorlopige beschrijving een werkzaam aandeel heeft gehad. A.L. Heerma van Voss (1929)

Kenmerken

Datering:
Notarieel per inventarisnummer aanvragen en versturen, omdat anders geen opmerkingen [bv. aktenummer en jaaropgave] toegevoegd kunnen worden.
Periode:
1809-1925
Bijzonderheden:
Notarieel per inventarisnummer aanvragen en versturen, omdat anders geen opmerkingen [bv. aktenummer en jaaropgave] toegevoegd kunnen worden.
Beschrijving:
Inventaris van de archieven van notarissen en fungerend notarissen, geresideerd hebbende op het grondgebied van de tegenwoordige provincie Friesland, 1809-1925 (1930).
Opmerking:
Voor gedigitaliseerde inventarisnummers zie: Alle Friezen
Categorie: