Uw zoekacties: Stichting Fryske Ambachts- en Folkskunst

183 Stichting Fryske Ambachts- en Folkskunst ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
INLEIDING
1. De Foriening for Fryske Folkskinst
183 Stichting Fryske Ambachts- en Folkskunst
INLEIDING
1.
De Foriening for Fryske Folkskinst
De ‘Foriening for Fryske Folkskinst’ is in 1934 ontstaan. Zij vond haar oorsprong in het door Douwe Kalma gestichte ‘Fryske Front’, dat zich vooral het versterken van de Friese volksgemeenschap ten doel stelde. Hoewel het duidelijk fascistische trekken vertoonde – het leidersbeginsel werd omarmd en de democratie verworpen- gaat het te ver om het als een fascistische organisatie pur sang te betitelen. Het blonk hoofdzakelijk uit in volmaakte onbeduidenheid. *  Het initiatief voor de oprichting van de vereniging werd tijdens een openbare bijeenkomst van het Front genomen door Elske van der Zee, sedert jaar en dag op de bres voor Friesland en verdienstelijk beoefenaarster van de handwerkkunst. *  Zij streefde de totstandkoming na van een Fries-nationale industrie, die zou aansluiten bij de volkskunst uit het verleden zonder daarbij de eisen van de tijd uit het oog te verliezen. De grondstoffen moesten uit Friesland afkomstig zijn en daar ook verwerkt worden. Het ‘Fryske Front’ zou de producten moeten beoordelen en van een keurmerk voorzien.
De statuten van de vereniging waren op deze uitgangspunten gebaseerd, behoudens één uitzondering: zij kwam, althans in naam, los te staan van het Front. Opvallend is voorts, dat alle macht bij het bestuur berustte. Noch de donateurs, noch de aangesloten kunstenaars hadden ook maar de geringste invloed. Die kunstenaars konden ook niet zo maar tot de vereniging toetreden. Zij werden daartoe door het bestuur uitgenodigd. * 
De vereniging ging voortvarend van start. Nog in 1934 kon in het Princessehof te Leeuwarden de tentoonstelling Fryske Folkskinst, âld en nij worden geopend. *  Een poging om deze expositie een permanent karakter te geven liep op niets uit omdat men er niet in slaagde een geschikt onderkomen te vinden. In 1934 en 1935 werd een aantal rapporten betreffende verschillende aspecten van de volkskunst opgesteld. In 1935 kreeg de vereniging de beschikking over een pand aan De Weerd te Leeuwarden, waar door volkskunstenaars vervaardigde producten aan de man konden worden gebracht. Het werd geen doorslaggevend succes en dus besloot men, zonder resultaat overigens, naar een ander adres om te zien. Of dit hetzelfde pand was als dat waarin veel later de Stichting Fryske Ambachts- en Folkskunst een onderkomen vond heb ik niet kunnen vaststellen. De Vereniging is lang helemaal afhankelijk geweest van de inzet van vrijwilligers. Pas in de bezettingsjaren werd een gesalarieerde kracht in dienst genomen, die in verenigingsjargon ‘iverder’(ijveraar) heette. Hij was belast met het samenstellen van een kaartsysteem van Friese volkskunstenaars, het onderhouden van de verbindingen tussen die kunstenaars en de vereniging met het voorbereiden van tentoonstellingen. *  Na 1935 werden nog wel vergaderingen gehouden maar wel beschouwd werd er niet veel meer op touw gezet. Van plannen om een tweede tentoonstelling in te richten is in de praktijk niets terecht gekomen. Een project dat nog wel uit de verf kwam was een door Elske van der Zee geschreven Malboekje fen frouljues-hantwirken (modellenboek voor het handwerken), dat in 1938 de drukkerij verliet. In 1941 verscheen een volgende publicatie: Mei hammer en knyft (met hamer en zakmes).
Inmiddels was Nederland bezet gebied geworden en de voorzitter gaf al snel na de capitulatie te kennen dat de vereniging zich moest aanpassen aan de ‘nieuwe tijd’. In die nieuwe tijd werden contacten onderhouden met onverbloemd nationaal-socialistische organisaties als de Volksche Werkgemeenschap, de Friesche Werkgemeenschap en de Opbouwdienst *  ; het departement van Volksvoorlichting en Kunsten subsidieerde de herdruk van het modellenboek voor de handwerkkunst en ook voor enige andere zaken werd van overheidswege een bescheiden financiële steun ontvangen. *  In 1942 werd besloten tot een nauwere samenwerking met de commissie van toezicht op het museum te Franeker, dat een collectie Friese volkskunst beheerde. Twee van de commissieleden traden toe tot het bestuur van de vereniging. Er werd een keurmerk ontworpen en vastgesteld. *  De laatste vergadering in bezettingstijd vond plaats op 15 maart 1944. Bij die gelegenheid werd uitvoerig gedelibereerd over het wijzigen van de statuten.
Hoe het de vereniging in de eerste jaren na de bevrijding is vergaan wordt niet recht duidelijk. Uit 1945 is ons slechts één enkel briefje overgeleverd. Het handelt over het aanvragen van een subsidie bij het provinciaal bestuur. Uit 1946 is slechts een summiere hoeveelheid correspondentie bewaard gebleven. Pas in 1947 zwelt het aantal bewaard gebleven brieven weer aan. *  Dat beeld vertoont een opvallende parallel met de notulen. De eerste naoorlogse vergadering die genotuleerd werd is die van 16 oktober 1947. *  De conclusie lijkt niet al te gewaagd dat er in 1945 en 1946 niet overdreven veel gebeurd is.
Dat veranderde in 1947. Op de vergadering van de 16de oktober kwamen terstond ingrijpende zaken aan de orde. De voorzitter deelde mee dat de donateurs van de vereniging tot leden gepromoveerd zouden worden en dat de invloed van de aangesloten kunstenaars zou worden vergroot. Van veel meer belang was nog, dat de vereniging zich in het vervolg nog vrijwel uitsluitend met het propageren van de ambachts- en volkskunst zou bezighouden. Voor de commerciële kanten daarvan zou een stichting in het leven geroepen worden. Dit werd de Stichting Fryske Folks- en Ambachtskinst, die in 1948 tot stand kwam. Het vervolg van deze inleiding zal aan die stichting worden gewijd en aan de uit haar voortgekomen vereniging Noordelijk Scheppend Ambacht. Maar eerst moet de geschiedenis van de vereniging worden afgehandeld. Dat kan in een paar zinnen, want ze boette nu snel aan betekenis in. Er werd nog een prijsvraag uitgeschreven, die later door de stichting zou worden overgenomen. *  Ter wille van de propaganda werd een enkele tentoonstelling georganiseerd. De notulen van de bestuursvergadering van 16 november 1951 markeren een breekpunt in de geschiedenis van de vereniging: ze zijn volledig in het Nederlands gesteld; voordien was het Fries haast per definitie de voertaal geweest. In 1952 stelde het bestuur vast, dat de stichting inmiddels een grote vlucht had genomen. Het lijkt een wat eufemistische beschrijving van het feit, dat ze de vereniging had overvleugeld. Overwogen werd de vereniging in een onderafdeling van de stichting om te zetten. Uiteindelijk werd besloten haar bestaan nog een beetje te rekken, maar nu als ‘vereniging van vrienden van het ambacht’. Maar het einde was onvermijdelijk. Op een algemene ledenvergadering van 13 april 1953 werd besloten dat de vereniging een fusie zou aangaan met de stichting.

Kenmerken

Datering:
1934-1982
Beschrijving:
Inventaris van de archieven van de Stichting Fryske Ambachts- en Folkskunst
Categorie:
  • Zonder categorie