De adviezen en memories houden vaak verband met vanwege het provinciaal bestuur uit te vaardigen besluiten en verordeningen. De conferenties worden vaak belegd, als het gaat om oplossing van een bij het voldingen van één of ander proces ontstaan probleem. De taak desgevraagd advies uit te brengen aan Frieslands hoogste bestuurscollege was het Hof in 1581 toebedeeld bij de regeling ter beëindiging van de twist tussen Staten en Hof om de hoogste bestuursmacht in deze provincie 33. Op de keper beschouwd was deze adviserende functie niet nieuw, maar bleef zij met de rechtsprekende functie als enige over van de vroegere bestuursmacht van het Friese Hof 34. In de praktijk oefende het Hof deze bevoegdheid gevraagd zowel als ongevraagd uit en deed het college uit eigen beweging voorstellen aan de bestuurders tot verbeteringen in de wetgeving. Ook wendde het Hof zich wel tot de Staten en opvolgende bestuurscolleges met problemen, die de eigen huishouding aangingen. Na 1798 komt er een belangrijke categorie retroacta bij, namelijk brieven van het Hof aan de centrale bestuurslichamen van de Bataafse republiek en het koninkrijk Holland en aan het in 1801 opgerichte gerechtshof.

Het belang van deze brieven is, dat zij gericht zijn aan ?buitenstaanders', die niet op de hoogte waren en ook niet konden zijn van de bij het Hof gebruikelijke gang van zaken, waaronder de stijl van procederen. Omdat ze vaak geschreven zijn om deze gebruikelijke gang van zaken nader toe te lichten en te verdedigen, behelzen juist deze brieven vele belangrijke ophelderingen op het gebied van het procederen. Naast de bovengenoemde stukken bevatten de retroacta-boeken enkele stukken, die moeilijk als retroacta van een bepaalde zaak aan te merken zijn, maar die kennelijk toch ergens opgetekend moesten worden. Een voorbeeld daarvan is het verhaal van het bezoek van stadhouder Willem IV aan de Kanselarij op 20 december 1748 35.