350 Vereniging Friesland 1940-1945 (Documentatiecommissie) ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )
350
Vereniging Friesland 1940-1945 (Documentatiecommissie)
Inventaris
Inleiding
Het bestaan van de Vereniging "Friesland 1940-1945" is niet los te zien van de bezetting van en verzet in Friesland gedurende de jaren 1940-1945. Daarom volgt hier eerst een globaal overzicht van het Friese verzet in die periode. *
1. Geschiedenis van het verzet in Friesland
350 Vereniging Friesland 1940-1945 (Documentatiecommissie)
Inleiding
1.
Geschiedenis van het verzet in Friesland
Op 29 april 1943 maakte F.C. Christiansen, bevelhebber van het bezettingsleger in Nederland, per proclamatie bekend dat de oud-militairen weer in krijgsgevangenschap zouden worden teruggevoerd. In het hele land brak daarop een stakingsgolf uit. Bij vrijwel alle bedrijven in Leeuwarden werd de volgende dag gestaakt. Omdat bij de Nederlandse Spoorwegen evenwel niet werd gestaakt bleef de staking in de Friese hoofdstad beperkt tot één dag, maar was deze inmiddels wel over de rest van Friesland uitgewaaierd. Hoewel binnen Friesland de hevigheid en de duur van de staking per gebied verschilden betekende de Meistaking toch een ommekeer in de houding van de bevolking.
De reactie van de bezetter was hard. Ten gevolge van de staking vielen er in Friesland 21 slachtoffers. Velen, die eerst nog dachten dat het allemaal wel mee zou vallen, keerden zich nu definitief tegen de bezetter. Het verzet kreeg hiermee een enorme impuls. Als we spreken over het verzet in Friesland dan bedoelen we doorgaans het verzet zoals dat zich met de Meistaking in 1943 daadwerkelijk manifesteerde en vanaf die tijd in verschillende organisaties gebundeld werd.
Uit de ingevulde enquêteformulieren en de verslagen van interviews blijkt dat het gros van de verzetsmensen vóór mei 1943 niet actief was. Dat betekent niet dat er vóór die tijd geen verzet werd gepleegd, maar wel dat dat in een andere vorm geschiedde. Het waren vaak spontane, individuele acties, waarbij geen sprake was van samenhang tussen de verschillende verzetsuitingen. Zo werd er op 28 januari 1941 een steen door een ruit van de woning van de NSB'er Pieter Koster te Franeker gegooid en op 27 mei van datzelfde jaar een aanplakbord in Kollum afgebroken. Het was ook vooral de tijd van het dragen van anti- Duitse tekens en het doen van anti-Duitse uitspraken * . Voor deze verzetslieden was de daad belangrijk, zonder dat ze er een doel mee voor ogen hadden.
Dit wil niet zeggen dat er in de eerste oorlogsjaren geen organisatie binnen het verzet was. Die was er wel degelijk. Met name binnen bepaalde beroepsgroepen werden anti-Duitse krachten gebundeld. Predikanten, artsen, onderwijzers, politici en militairen zijn hier de bekendste voorbeelden van. Reden om in verzet te gaan was veelal de weigering om aan de gelijkschakeling die de Duitsers voorstonden, mee te werken. De eigenlijke organisatie van deze vormen van verzet lag buiten Friesland. De provincie kreeg landelijke richtlijnen die weinig tot geen ruimte boden voor een eigen interpretatie. Het kerkelijk en artsenverzet spanden wat dit betreft de kroon.
De oud-militairen organiseerden zich in de OD. Strijdpunt binnen de OD is lang geweest de vraag of men zich alleen tijdens het machtsvacuüm meteen na de bevrijding moest manifesteren of dat men reeds tijdens de oorlog daadwerkelijk verzet moest plegen. Na verraad in 1941 was de OD tot september 1944 niet veel meer dan een `papieren' organisatie. In Friesland waren `De Boer' (A. Meijer), `Pake' (Sietse Camping), `Servaas', `Groen' (B. Brokken), `Vander' (R. Walda) en `Nico' de belangrijkste OD-mannen. Een aan de OD verwante organisatie, het LOF, had voor Friesland in S.M. van Haersma Buma, burgemeester van Wymbritseradeel, een inspirator gevonden.
Een andere organisatie waarvan de wortels buiten Friesland waren gelegen was de Oranjewacht. Rond de jaarwisseling van 1940-1941 werd ook te Leeuwarden een afdeling opgericht. Als gevolg van verraad werden alle Leeuwarder leden opgepakt. Eén van hen, Leo Twijnstra, zou de eerste Fries worden die ten gevolge van zijn verzetswerk ter dood werd gebracht, op 9 juli 1942.
In de periode juli 1942-mei 1943 werden de gevolgen van de oorlog voelbaarder. Het wegvoeren van de Joden nam een aanvang en de arbeidsinzet verloor zijn vrijwillige karakter. Beide maatregelen hebben in Friesland het verzet niet zozeer direkt gestimuleerd. De belangrijkste Joodse centra lagen buiten Friesland en dat gold ook voor de grootste fabriekscomplexen. Indirect werkte de stimulans tot verzet echter wel. De Joden en arbeiders die niet wensten mee te werken aan de Duitse maatregelen doken onder. Veel van hen kwamen in Friesland terecht. Friesland werd één van de belangrijkste onderduikprovincies. Op het vlakke, kale platteland kon men het gevaar al op ruime afstand zien aankomen. Grote delen van de provicie waren bovendien moeilijk toegankelijk. En als agrarische provincie bood Friesland voldoende voedsel.
Er werden groepjes gevormd die zorgden voor het vervoeren en onderbrengen van onderduikers. Eén ervan was die van Krijn van den Helm en Harm Kingma te Leeuwarden. Om de groeiende stroom onderduikers het hoofd te kunnen bieden was evenwel een organisatie nodig. Begin 1943 kreeg deze organisatie gestalte in de vorm van de LO. De gereformeerde predikant `Frits de Zwerver' (J. Slomp) uit Heemse kwam op 8 januari naar Leeuwarden om er de Friese afdeling van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers op te richten. Er werd nu wekelijks, op vrijdag, een onderduikbeurs gehouden. LO-ers uit de hele provincie kwamen dan, eerst in de Oosterkerk, later de Noorderkerk te Leeuwarden bijeen om de onderduikers over diverse adressen te verdelen.
Om de groep kleiner te maken en daardoor het risico te beperken werd de Provinciale Raad in het leven geroepen, die bestond uit vijf of zes personen. De beurs stond onder voorzitterschap van `Peter' (Jacob Russchen) uit Wolvega. De belangrijkste personen binnen de Friese LO waren behalve `Peter', `A2' (Ale Algra), `Jaap' (Douwe Witteveen), Max van der Kam en `Geale' (Pieter Wijbenga). Na een reorganisatie van het verzet in Zuidwest-Friesland werd `Sneek' niet meer vertegenwoordigd in de raad. De verhouding tussen Sneek en Leeuwarden, die daarvoor ook al niet hecht was geweest, verslechterde hiermee nog meer. Sneek ging vervolgens zijn eigen weg.
Eén van de problemen waar de LO voor kwam te staan was hoe de onderduikers van voldoende voedsel konden worden voorzien. Levensmiddelen konden met distributiebonnen - op de bon - worden verkregen. Onderduikers moesten dus buiten het legale circuit om worden voorzien. Hiertoe werden distributiekraken gepleegd, waarvan de eerste in Friesland plaats vond. Op 14 oktober 1942 werd door de groep van `Ome Jan' (Theodorus Dobbe), uit het gemeentelijk distributiekantoor te Joure distributiebescheiden ontvreemd. De groep van Dobbe bestond geheel uit niet-Friezen.
In 1943 ontstonden ook in Friesland verschillende KP-ploegen, voor een belangrijk deel bestaande uit LO'ers. In Sneek was er de Groep Lever, in Leeuwarden die onder leiding van Krijn van den Helm. Ook in Joure en Sexbierum ontstonden bundelingen van gewapend verzet. Door arrestaties, o.a. door verraad, of doordat voor sommige KP-leden de grond te heet onder de voeten werd was sommige groepen maar een kort bestaan gegund. In 1944 ontstonden er vier KP-ploegen: in Drachten, Rinsumageest/Birdaard, Leeuwarden en Sneek. Het KP-werk werd beter georganiseerd. Van den Helm en `Geale' namen KP'ers in dienst. Ze kregen wekelijks zakgeld en bonkaarten. Het NSF, de financier van het verzet, zorgde er voor dat hun vrouwen huishoudgeld kregen. Door arrestatie en verraad moesten Krijn en `Geale' uit Friesland verdwijnen. De leiding werd overgenomen door `Piet Kramer' (Piet Oberman), die daarmee Provinciaal Commandant van de KP (PCKP) werd.
Buiten deze georganiseerde KP bestonden enkele zgn. `wilde' KP's. Ten zuiden van Leeuwarden was er de groep van `Bob' (B. Siderius). Soms werkten leden van deze groepen wel mee aan een door een georganiseerde groep geplande actie, maar men wilde zich er niet vast aan verbinden. De kraak van de gevangenis te Assen in december 1944 werd mede door een aantal `wilde' Friezen uitgevoerd. Hiermee komen we ook op het grensoverschrijdende karakter van het verzet. R. van Tuinen hierover: `Dû witst dat it forset yn 't algemien `grensoverschrijdend' wie, ek de algemiene L.O. distrikten hiene floeijende en sa út en troch foroarjende grinzen. By de NSB * lei dat theorethysk hwat oars, mei syn Geco's ... en sa, mar dat wiene meast papieren konstruksjes' * . En dit gold zoals het bovengenoemde voorbeeld van de gevangeniskraak in Assen laat zien niet alleen op gemeentelijk en districts-, maar ook op provinciaal niveau.
Gedurende de gehele oorlog heeft de illegale pers de verzetsmentaliteit gestimuleerd. Ypma noemt de illegale pers de geestelijke smeerolie van de verzetsmachine * . Van de grote illegale bladen zoals VN, Trouw, JM, het Parool en de Waarheid kwam de kopij voor het grootste deel uit Holland, ook al werden deze bladen wel in Friesland gedrukt en werden er, zij het onregelmatig, Friese artikelen in opgenomen. Daarnaast zijn er ook tal van Friese verzetsblaadjes verschenen. Voorbeelden hiervan zijn De Wachter te Gaastmeer en V3 te Leeuwarden.
In het begin van 1943 werd in Friesland een afdeling van het Nationaal Comité (NC) opgericht. Deze organisatie stelde zich ten doel om de mentaliteit bij ambtenaren en boeren en in het bedrijfsleven in de richting van verzet te stimuleren. Looyenga had erin zitting voor de ambtenaren, `S2' (S. Schootstra) voor het bedrijfsleven en `Noorderling' voor de boeren. Samen met J. Evenhuis van het NSF en `Jaap' van de LO-KP vormde dit drietal de NC-club.
In de zomer van 1944 werd in Londen gewerkt aan een organisatievorm van het gewapende verzet die voor het hele land zou gelden. Op 5 september werd bevel gegeven tot de oprichting van de NBS die zou moeten ontstaan door een fusie van de OD, RVV en KP in een driehoek of zgn. Delta. Hoewel de RVV in Friesland ontbrak kreeg men ook hier een driehoeksoverleg met een vertegenwoordiger van de westelijke KP, van de oostelijke KP en de OD. De OD kreeg de leiding. Net als in andere provincies was dit ook in Friesland voor veel KP'ers in eerste instantie onacceptabel. Het duurde dan ook tot 12 december voordat de NBS in Friesland een feit was. De overval op de gevangenis in Leeuwarden op 8 december was nog een actie van de KP geweest.
Met de NBS had het gewapende verzet een organisatie met een duidelijke structuur gekregen. Nederland werd onderverdeeld in gewesten en elk gewest in districten. Friesland was gewest I en bestond uit tien districten. Voor de indeling raadplege men bijlage 5. Aan het hoofd van de Gewestelijke Staf stond de Gewestelijk Commandant (GC). In Friesland was dat 'De Boer' (A. Meijer). De staf bestond uit de volgende dertien secties:
I Organisatie (hoofd van deze sectie is tevens Chef Staf)
II Operatiën (bevat onderdeel Bewapening); hoofd hiervan op gewestelijk niveau is de Gewestelijk Operatie Leider (GOL)
III Verbindingen
IV Inlichtingen
V Genie en waterstaat
VI Juridische zaken en pers
VII Politie
VIII Arrestatie
IX Vervoer
X Rijdend materieel
XI Administratie en financiën
XII Verpleging
XIII Medische dienst
In de districten en gemeenten werd dezelfde organisatie gehanteerd. Op deze niveau's was één persoon vaak hoofd van meerdere secties. Het gewapende verzet viel onder sectie II. In de districten werden sabotagegroepen gevormd, die zouden bestaan uit oud-KP'ers, eventueel aangevuld met leden van de gevechtsgroepen. Deze zouden ten tijde van de bezetting het oude KP-werk voortzetten en bij de bevrijding het voortouw nemen. Zij stonden onder leiding van de Districts Operatie Leider (DOL). Opdrachten kregen zij via de Districts-Commandant (DIC) van de Gewestelijk Sabotage Leider (GSL), welke functie door `Piet Kramer' werd vervuld. Dit geschiedde na overleg met de GOL in de persoon van `De With' (Ph.W. Pander). Deze nieuwe opzet vergde uiteraard een gedisciplineerde communicatie, die in het laatste halfjaar van de oorlog, met de toenemende repressie, o.a. door de komst van de zgn. Rexisten * , vrijwel onuitvoerbaar was. Een belangrijke taak was om wapens die via droppings op afgesproken plaatsen neerkwamen te bergen.
De te vormen gevechtsgroepen zouden uit oud-OD'ers en nieuwe recruten worden samengesteld. Zij waren voorbestemd om de geallieerden bij de bevrijding behulpzaam te zijn. De opdracht daartoe kwam op 13 april 1945. Op verscheidene plaatsen in Friesland werd sabotage gepleegd, werden Duitse militairen aangevallen, barricades opgeworpen enz. Op 15 april werd Leeuwarden bevrijd. Makkum was het laatste bolwerk op het Friese vasteland, dat op 18 april door de Duitsers werd opgegeven. De eilanden Terschelling en Schiermonnikoog moesten tot 5, respectievelijk 12 juni wachten tot de laatste Duitser was vertrokken.
laatste wijziging 17-07-2024
1.872 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Periode:
1940-1970
Auteur:
Otto Kuipers
Beschrijving:
Voor Vrijheid en Recht. Inventaris van de archieven van de Vereniging "Friesland 1940-1945" en van het door haar verzamelde en verworven documentatiemateriaal
Categorie:
laatste wijziging 17-07-2024
1.872 beschreven archiefstukken