1. Na de oorlog werd de Politieke Opsporingsdienst (P.O.D.) belast met het onderzoek naar misdrijven, tijdens de oorlog door Duitsers en collaborerende Nederlanders gepleegd. Deze dienst was een onderdeel van het Militair Gezag. Op 1 april 1946 werd de P.O.D. opgeheven. De taak werd overgenomen door de Politieke Rechercheafdelingen (P.R.A.) een afzonderlijke politie- eenheid speciaal belast met het onder zoek naar oorlogsmisdrijven. Op 1 juli 1948 werd de P.R.A. opgeheven. De resterende werkzaamheden werden opgedragen aan de reguliere politie-eenheden. Naast P.O.D. en P.R.A. was ook het Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven (B.O.O.M.) actief op dit terrein. Deze instelling was in het bijzonder belast met het onderzoek naar die misdrijven waarvan de daders vaak in Duitsland verbleven en dus door de Geallieerden moesten worden uitgeleverd. Het voor onderzoek hiervoor werd verricht in Nederland. Het B.O.O.M. had regionale subcommissies, onder andere in Leeuwarden. In de hier beschreven stukken bleek geen duidelijk onderscheid tussen de werkzaam heden voor de P.R.A. en het B.O.O.M. In de prak tijk verrichtten veel rechercheurs van de P.R.A. tevens werkzaamheden voor het B.O.O.M. De hier beschreven stukken zijn voor het grootste deel afkomstig van de rechercheur C. van Wijk, die werkzaam was voor alle hier genoemde politie-instellingen. Het gaat om kladexemplaren en doorslagen voor persoonlijk gebruik door Van Wijk. Naderhand zijn deze stukken door hem aan P. Wijbenga ter hand gesteld.
2. Bij de rubrieken 3 tot en met 5 zijn eerst de stukken inzake het algemene optreden van de betreffende S.D. en Sipo- eenheid beschreven. Daarna volgen de beschrijvingen van de afzonderlijke acties, geordend in chronologische volgorde op datum, waarop de actie plaats vond