Uw zoekacties: Provinciaal Gerechtshof in Drenthe

0105 Provinciaal Gerechtshof in Drenthe ( Drents Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1.1. Geschiedenis
0105 Provinciaal Gerechtshof in Drenthe
1. Inleiding
1.1.
Geschiedenis
Organisatie: Drents Archief
Toen de Nederlanden in 1810 bij Frankrijk werden ingelijfd, werd ook hier de Franse wetgeving ingevoerd. Bij Keizerlijk Decreet van 18 oktober 1810 werden de bestaande rechterlijke colleges opgeheven en nieuwe rechtbanken opgericht, ingaande 1 januari 1811. Er kwam zodoende een Keizerlijk Gerechtshof in Den Haag en Rechtbanken van Eerste Aanleg, Rechtbanken van Koophandel, Vredegerechten en Hoven van Assisen in de departementen. In Drenthe kwam een Rechtbank van Eerste Aanleg in Assen, en Vredegerechten in Assen, Hoogeveen, Meppel en Dalen.
De omwenteling van 1813 veranderde de inrichting van de rechterlijke macht aanvankelijk niet; de gehele Franse wetgeving werd voorlopig in stand gehouden en de rechtscolleges bleven bestaan, zij het dat de titulatuur en de woorden "Keizer" en "Keizerlijk" werden vervangen door andere.
Hoewel al in januari 1815 een commissie, belast met het ontwerpen van een algemeen wetboek, de Koning vier wetboeken-in-ontwerp en een wetboek op de rechterlijke organisatie aanbood, duurde het toch tot april 1827 voordat de "Wet op de Zamenstelling der Regterlijke Magt en het Beleid der Justitie" door zowel Eerste als Tweede Kamer werd goedgekeurd en werd afgekondigd. Deze wet bepaalde, dat de rechterlijke macht zou worden uitgeoefend door:
a. de Kantongerechten
b. de Arrondissementsrechtbanken
c. de Provinciale Gerechtshoven en de Criminele Regtbank te Amsterdam
d. de Hoge Raad te 's-Gravenhage
Artikel 65 bepaalde de samenstelling der gerechtshoven in Noord- en Zuid-Nederland (waaronder Vlaanderen en Luxemburg). Het gerechtshof in Drenthe werd in dit verband apart vermeld. Het had de kleinste samenstelling van alle hoven: een president, twaalf raadsheren, een procureur-generaal, een advocaat-generaal, een griffier en een substituut-griffier. In tegenstelling tot de andere provinciale gerechtshoven had Drenthe geen vice-president. Het had ook het kleinste aantal raadsheren; bovendien mocht het niet ' zoals andere hoven ' het aantal advocaten-generaal en substituut-griffiers uitbreiden.
Bovenstaande wet zou op 1 februari 1831 in werking zijn getreden, als niet de Belgische omwenteling had plaatsgevonden. De staatkundige gebeurtenissen van 1830 brachten schorsing van de invoering van de nationale wetgeving en een algemene herziening van zowel de wetboeken als de wet op de rechterlijke organisatie.
Een (tweede, gewijzigd) ontwerp tot herziening van de wet van 1827 werd in 1835 door beide Kamers aangenomen en op 28 april van dat jaar als wet afgekondigd. De zetels van de Hoge Raad en van de provinciale gerechtshoven waren al bij Koninklijk Besluit van 21 juni 1830 aangewezen; dit besluit bleef na de wet van 1835 van kracht, zij het in gewijzigde vorm nadat Vlaanderen en Luxemburg weggevallen waren.
In de wet van 28 april 1835 waren ten aanzien van de wet van 1827 veranderingen aangebracht in de artikelen, waarin stond omschreven waarover de provinciale hoven mochten oordelen en rechtspreken. De provinciale gerechtshoven waren, behoudens de exceptionele rechtsmacht hun in bepaalde gevallen opgedragen, rechtbanken van appel *  voor civiele en correctionele zaken en tevens rechtbanken in eerste aanleg *  en in hoogste aanleg *  voor de zgn. criminele zaken. Zij vervingen als zodanig het Hoog Gerechtshof in Den Haag, het enige hof van appèl voor de Noordelijke provincies vóór 1835. De provinciale hoven van 1838 tot 1875 waren in feite een overblijfsel uit de oude Republiek vóór 1795, toen iedere provincie zijn eigen gerechtshof had (behalve Holland en Zeeland, die tot 1802 onder hetzelfde gerechtshof waren verenigd).
De wet van 1835 regelde ook de nieuwe samenstelling van de provinciale hoven. Vergeleken met de wet van 1827 was de samenstelling van het gerechtshof in Drenthe gewijzigd: nieuw was de functie van vice- president. Het aantal raadsheren werd teruggebracht van twaalf tot zeven en het aantal substituut-griffiers mocht worden uitgebreid tot twee. Deze nieuwe samenstelling was gelijk aan die van de andere provinciale gerechtshoven, behalve Holland.
Volgens Koninklijk Besluit van 10 april 1838 werd de nieuwe rechterlijke organisatie, zoals die in de wetten van 1827 en 1835 is beschreven, met de gehele nieuwe wetgeving per 1 oktober 1838 in werking gebracht. Op die datum traden negen gerechtshoven en één criminele rechtbank in werking. In Drenthe werd in Assen, naast een provinciaal gerechtshof, tevens een arrondissementsrechtbank en een kantongerecht ingesteld. In 1839 kwamen in Hoogeveen en Meppel eveneens kantongerechten; een vierde kantongerecht zou in 1877 in Emmen komen.
Reeds bij K.B. van 16 mei 1838 was mr. S. Gratama tot president van het provinciaal gerechtshof benoemd; voordien was hij president van de rechtbank van eerste aanleg in Assen geweest. Mr. W. Tonckens werd benoemd tot vice-president en mr. B. Servatius tot procureur-generaal; beide waren eveneens verbonden geweest aan bovengenoemde rechtbank, respectievelijk als rechter en officier. De nieuwbenoemde raadsheren, de advocaat-generaal, de griffier en de substituut-griffiers waren deels afkomstig van de Asser rechtbank, deels van rechtbanken buiten de provincie en uit de advocatuur.
Zowel de bevoegdheden der provinciale gerechtshoven als hun aantal (elf vanaf 1 januari 1842) stond echter al spoedig aan kritiek bloot. Achtereenvolgende ministers van Justitie van 1848 tot 1872 wilden of dit aantal verminderen en/of de arrondissementsrechtbanken een deel der bevoegdheden, die van de rechtbanken van eerste aanleg waren afgenomen, (terug) geven. Zeven wetsontwerpen omtrent inkrimping van het aantal gerechtshoven (of zelfs afschaffing van alle hoven) werden door de Kamers verworpen. Pas met de "Wet tot Opheffing van de Provinciale Geregtshoven en Instelling van Nieuwe Geregtshoven" van 10 november 1875 (de zgn. "Hovenwet"), in werking getreden op 1 januari 1876, werden de provinciale gerechtshoven opgeheven en vervangen door vijf (regionale) gerechtshoven.
Het provinciaal gerechtshof in Drenthe werd met deze nieuwe wet eveneens opgeheven. Achteraf gezien kunnen we ons afvragen of in een kleine stad als Assen, met al twee rechtscolleges en gelegen in een provincie met een zeer bescheiden bevolkingsaantal, een provinciaal hof noodzakelijk en doelmatig was. Van 1838 tot 1875 kwamen in het gerechtshof in Assen 1976 strafzaken voor, wat neerkomt op gemiddeld 52 zaken per jaar, oftewel gemiddeld 1 zaak per week! In dezelfde periode werden 323 burgerlijke zaken behandeld, oftewel gemiddeld 1 zaak per 6 à 7 weken! Voor een gerechtshof waar niet alleen zaken in hoger beroep, maar ook zaken in eerste aanleg voorkwamen, is dit wel erg weinig. De wet van 1875 maakte een eind aan deze situatie.
Bij K.B. van 17 december 1875 werd de nieuwe inschrijving van advocaten en de overgang van de procureurs en deurwaarders naar de nieuwe gerechtshoven geregeld. Tevens werden in het desbetreffende besluit verschillende overgangsbepalingen vastgesteld betreffende de overbrenging der archieven van de ontbonden provinciale gerechtshoven, alsmede van de gelden, geldswaardige papieren en andere zaken en stukken, ter griffie bewaard, naar de nieuwe gerechtshoven, elk voorzover dit het rechtsgebied der ontbonden hoven bevatte. De archieven van het voormalig provinciaal gerechtshof in Drenthe werden aldus naar Leeuwarden overgebracht en onder bewaring van de griffier gesteld.

Kenmerken

Datering:
1838-1875
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0105 Provinciaal Gerechtshof in Drenthe
VERKORT:
NL-AsnDA, 0105