Uw zoekacties: Maatschappij van Weldadigheid

0186 Maatschappij van Weldadigheid ( Drents Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1.3. Taakuitvoering
1.3.1. Plaatsing in de vrije of gewone koloniën
0186 Maatschappij van Weldadigheid
1. Inleiding
1.3. Taakuitvoering
1.3.1.
Plaatsing in de vrije of gewone koloniën
Organisatie: Drents Archief
Voor de vestiging van de eerste kolonie had men het oog laten vallen op het ongeveer 600 ha grote landgoed Westerbeeksloot in de gemeente Vledder, bestaande uit bossen, wat bouwland en uitgestrekte heidevelden. Westerbeeksloot was eigendom van R.A.L. Nobel, oud-burgemeester van Ruinen en later Statenlid in Drenthe *  . Hij verkocht het landgoed aan de Maatschappij voor 57.000 gulden *  . Op 25 augustus 1818 legde Van den Bosch de eerste steen van de eerste kolonistenwoning in de nieuwe kolonie Frederiksoord, genoemd naar de beschermheer, en aangeduid als kolonie nr. 1. De kolonie bestond uit 52 woningen, een magazijn dat tevens dienst deed als spinzaal, een kookhuis met centrale keuken en een woning voor de onderdirecteur. In de nazomer van 1819 werd in Frederiksoord begonnen met de aanleg van een tweede kolonie, die in 1820 gereed kwam. In deze tweede kolonie werden geen grote gebouwen opgericht maar uitsluitend woningen gebouwd. Op 31 december 1823 besloot de Permanente Commissie de koloniën 1 en 2 samen te voegen onder de naam Frederiksoord en administratief aangeduid als kolonie I *  .
In 1820 kocht de Maatschappij van de eigenaren van het kerspel Steenwijkerwold het zogenaamde Steenwijkerwoldsche heideveld *  , waarna de derde kolonie, Willemsoord (naar prins Willem) werd gesticht. Deze kolonie bestond uit 100 kolonistenwoningen met in het centrum een woning voor de onderdirecteur met magazijn, de spinzaal met washok voor de te spinnen wol, woningen voor de adjunct-directeur van het fabriekswezen en voor de boekhouder en een school met onderwijzerswoning. Administratief werd Willemsoord aangeduid als kolonie III *  .
In de jaren 1821 en 1822 werden Frederiksoord en Willemsoord met elkaar verbonden door de aanleg van de koloniën 4 en 6 (kolonie 5 werd aangelegd op de landerijen rondom de Ommerschans). Kolonie 4, deels gesticht op het landgoed Westerbeeksloot, deels in de zogenaamde Vierdeparten in Friesland, kreeg de naam Wilhelminaoord, naar de moeder van koning Willem I. In deze kolonie werden ook weer de benodigde grote gebouwen gesticht: een school en een spinzaal. Kolonie 6 werd deels in Friesland, deels in Overijssel aangelegd. De zevende kolonie, op de heide van Doldersum, is nooit voltooid. Er werd later veel bos aangelegd en kolonie 7 kreeg dan ook de huidige naam Boschoord. Administratief werd deze kolonie met Wilhelminaoord verenigd tot kolonie II *  .
In de eerste jaren heeft de Permanente Commissie een verbeten strijd moeten voeren om het bestaansrecht van de nieuwe organisatie waar te maken. De verwachtingen in het hele land waren hoog gespannen en er werd van de Maatschappij bijna het onmogelijke verwacht. Er werd van de Nederlandse bevolking onvoldoende medewerking verkregen, maar wel veel kritiek ondervonden, met name omdat de bedelaars in de steden nog steeds veel overlast veroorzaakten. Van den Bosch kwam al spoedig tot het besef dat de koloniën snel moesten worden uitgebreid om de publieke opinie gunstig te beïnvloeden en dat dit onmogelijk uit de contributies kon worden gefinancierd. Dit leidde tot het inslaan van een andere weg dan oorspronkelijk de bedoeling was. In de vrije koloniën werd in 1819 plaatsing op afbetaling mogelijk. Hiervoor werden met subcommissies en derden door de gemeentebesturen gegarandeerde contracten afgesloten. Van de hoofdsom van ??1700 per hoeve moest gedurende 16 jaar rente en aflossing worden betaald, waarna het "eeuwigdurende plaatsingsrecht" werd verkregen. Dit recht hield in dat de door overlijden, desertie, ontslag of anderszins vrijgekomen plaatsen steeds weer door andere personen zouden worden ingenomen *  .
Hoewel sommige subcommissies gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om op contract een gezin te plaatsen, werd het merendeel der contracten afgesloten met derden en deze overeenkomsten waren gebaseerd op verzorging en opvoeding van kinderen in de vrije koloniën *  . De subcommissies bemiddelden bij deze transacties, maar het eeuwigdurend plaatsingsrecht berustte bij weesvoogden, diaconieën en gemeentelijke armbesturen, die van de gelegenheid gebruik maakten. Voor het verzorgen en opvoeden van deze kinderen moesten steeds zogenaamde "huisverzorgers" beschikbaar zijn, die als gezinshoofden op de hoeven zouden gaan fungeren waar de kinderen geplaatst werden. Veelal werden onderofficieren uit het leger hiervoor uitgekozen *  .
Een ander integrerend deel van de koloniebevolking werd gevormd door de bestedelingen: personen, die in de koloniën werden geplaatst op contracten "van jaar tot jaar", waaraan geen plaatsingsrechten waren verbonden *  . Van deze mogelijkheid is vanaf het begin steeds veel gebruik gemaakt, meestal door particulieren: familieleden of voogden, maar ook wel weesvoogden, kerk-, arm- en gemeentebesturen. Met name particulieren zonden bestedelingen naar de koloniën, omdat zij van mening waren dat zij daar een betere opvoeding zouden kunnen krijgen dan in hun woonplaats. Niet alleen de orde en regel maar ook de tucht in de koloniën werd "zegenrijk" geacht.
Bij aankomst in de vrije koloniën werden de kolonisten ingeschreven op basis van een 'stamlijst' die ze bij zich hadden waarop de notabelen in hun plaats van herkomst hun namen en geboortedata hadden genoteerd. Deze gegevens werden overgenomen in de stamboeken in de kolonie waarna het bureau te Frederiksoord de stamlijst naar de centrale administratie van de commissie in Den Haag stuurde. Daar werd men nogmaals ingeschreven in een register. (Bron: e-mail van dhr. Schackmann.)

Kenmerken

Datering:
1818-1970
Beschrijving:
Inventaris van de archieven van de Maatschappij van Weldadigheid
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0186 Maatschappij van Weldadigheid
VERKORT:
NL-AsnDA, 0186
Categorie:
  • Zonder categorie