In 1928 schreven Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland aan het polderbestuur dat de inspecteur van de gemeente- en waterschapsarchieven in zijn verslag over 1926 had gemeld dat de stukken van het polderarchief door de onlangs afgetreden secretaris uit de polderkist waren gehaald om beter geordend te worden. GS gaven te kennen dat het wenselijk was dat de stukken zo snel mogelijk in de kist werden opgeborgen en verzochten om een bericht hierover. Tevens wilden zij horen welke maatregelen genomen waren om in de toestand verbetering te brengen. Uit het polderarchief valt niet op te maken of er op deze aanschrijving gereageerd is.

Zes jaar later deelde de archivaris van Rijnland mee dat in het oud-archief van de polder Vierambacht, dat kort daarvoor aan het hoogheemraaadschap in bewaring was gegeven, de polderrekeningen over de jaren 1694-1835 waren aangetroffen. Hij vroeg of de polder de stukken wilde hebben of dat ze bij Rijnland in bewaring konden blijven, waarbij dan ook de rest van het oud-archief van de polder in bewaring gegeven zou kunnen worden. Het bestuur ging met dit laatste akkoord en op 22 juni werd het oud-archief dat nog onder de secretaris berustte naar Leiden gezonden. Het bestond uit rekeningen en begrotingen met bijlagen over de jaren 1836-1899. Zes dagen later maakte de archivaris van Rijnland een inventaris van het in bewaring gegeven archief. Dit bestond slechts uit de rekeningen (en andere financiële administratie) over de jaren 1694-1899. Hoewel er ook later, in 1969 en na de opheffing van de polder op 1 januari 1979, archiefstukken naar Rijnland werden gezonden, is de in 1934 door S.J. Fockema Andreae gemaakte inventaris van de financiële bescheiden vóór de totstandkoming van deze definitieve inventaris nooit door een andere inventaris vervangen. *