De Oude Kagerpolder werd al sinds 1566 bemalen, het 'poldertje op de Kever' sinds 1664 en het Noorder-Kagerpoldertje sinds 1670. *  Omdat de molentjes niet in staat waren deze polders droog te houden, kwamen de voornaamste ingelanden overeen om hun polders door één molen te laten bemalen, bij voorkeur op de plaats van het molentje van de Oude Kagerpolder. Om de twee andere polders met deze nieuwe molen te kunnen bemalen, moesten duikers gelegd worden. Uit het verzoek van de ingelanden aan dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland om de polders te mogen verenigen blijkt dat er tussen de Oude Kagerpolder en het Noorder-Kagerpoldertje al een duiker lag. Om het water van het 'poldertje op de Kever' naar de nieuwe molen te leiden, moest ook een duiker door de Zijdelsloot gelegd worden. De oude molentjes zouden door de afzonderlijke poldertjes worden verkocht, terwijl de kosten van de nieuwe molen en de duikers door de drie gecombineerde polders morgen-morgensgelijk zouden worden omgeslagen. Nadat dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland deze overeenkomst op 10 april 1683 hadden goedgekeurd, werd een nieuwe molen gebouwd op de plaats van de molen van de Oude Kagerpolder en werd de duiker door de Zijdelsloot gelegd. * 

De Zijdelsloot werd in 1747 afgedamd, waardoor het 'poldertje op de Kever' één geheel ging uitmaken met de Oude Kagerpolder. *  Ook het Noorder-Kagerpoldertje, dat vóór 1683 al door middel van een duiker met de Oude Kagerpolder was verbonden, moet daarmee één geheel zijn gaan vormen.

De molen, waaraan in het eind van de 17de en het begin van de 18de eeuw kostbare reparaties werden uitgevoerd, bleef de polder bemalen. *