Op 10 mei 1572 verleenden dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland aan een aantal ingelanden van het ambacht Oudshoorn vergunning tot het oprichten van een windwatermolen tussen de Lage Rijndijk en de Achterwatering, een gebied van zo’n 650 morgen groot. De molen moest gebouwd worden aan de Vaarsloot en daarop ook afwateren. *  Op 16 oktober 1577 verleenden dijkgraaf en hoogheemraden opnieuw vergunning aan enkele ingelanden van Oudshoorn om een molen te bouwen aan de Vaarsloot. Deze moest een gebied van 900 morgen bemalen, van de Lage Rijndijk tot aan de Achterwatering en verder tot de Honscoperdijk toe. De tweede molen kwam op ongeveer dezelfde locatie te staan. Vermoedelijk is de eerste molen door oorlogshandelingen verloren gegaan, al rept de vergunning uit 1577 hier niet over. *  Met deze molenstichting(en) was de Groote polder een feit. De polder werd bestuurd door de schout van Oudshoorn en drie molenmeesters. *  In 1740 werd de polder samengevoegd met de naastgelegen Kleine en Kalkovensche polder tot de Groote-, Kleine- en Kalkovensche polders. *