De documentatie afkomstig van J.J.J. van de Venne, destijds hoofdplanoloog bij de Provinciale Planologische Dienst te Maastricht, bevat onderzoekgegevens voornamelijk verzameld rond het jaar 1954, ten behoeve van een voorgenomen dissertatie met als werktitel 'Een sociografische onderzoek van de gemeente Valkenburg-Houthem'.
De start van deze sociografie werd destijds met enige publiciteit geïntroduceerd. De verwachtingen waren hoog gespannen vooral van de kant van het gemeentebestuur. Het onderzoek werd door de burgemeester van Valkenburg betiteld als een welvaartsonderzoek, een diagnose van de samenleving.
Het onderzoek werd niet voltooid, waarna het onderzoeksmateriaal bij het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg (SHCL) te Maastricht terechtkwam.

Het SHCL was al eerder betrokken geweest bij de promotieplannen, niet alleen omdat het instituut was ingeschakeld bij het onderzoek van Van de Venne naar de huwelijksfrequentie, maar omdat het zich ook bereid had verklaard een studie naar de omvang van het toerisme in te stellen door middel van een telling van de gastenformulieren, die de logiesbedrijven moesten inleveren. Deze eerste gastentelling had betrekking op de jaren 1953 en 1955.
Uit deze telling is nadien een opdracht voortgevloeid van het gemeentebestuur van Valkenburg-Houthem aan het SHCL om vanaf 1957 jaarlijks deze gastenstatistiek te verzorgen.

De overdracht van dit onderzoeksmateriaal kan hebben plaats gehad in maart of april 1955, toen door de benoeming van J.J.J. van de Venne tot hoofddirecteur van Openbare Werken van de Gemeente Maastricht, was komen vast te staan, dat zijn werkzaamheden aan het proefschrift geen doorgang meer zouden vinden.
Over de gehele gang van zaken en de opzet van deze studie werden ons onlangs inlichtingen verschaft door de heer Ch. Frijns, een vroegere medewerker van Van de Venne, de latere secretaris van het SHCL.
Het overgedragen materiaal bestaat uit sociografische basisgegevens over verschillende welvaartsfacetten in de gemeente Valkenburg-Houthem, waaronder het toerisme als voornaamste bestaansbron.

Oorspronkelijk lag het in de bedoeling alleen het toerisme in Valkenburg-Houthem te bestuderen, maar later is het onderwerp uitgebreid door ook een onderzoek naar andere facetten in te stellen, waarover eigen tellingen werden gehouden of waarover uit bestaande publicaties al iets meer bekend was. Het toerisme bleef het hoofdonderwerp, waartoe bijvoorbeeld de telling van de logiescapaciteit en de gastenformulieren dienden. Maar daarnaast werd ook de impact van het toerisme op het plaatselijk leven nagegaan.
De eigen tellingen zijn in zoverre uitgewerkt, dat daarvan tabellen zijn gemaakt, maar verder zijn het onuitgewerkte verzamelingen, die niet in voorlopige rapportages zijn samengevat. In hoeverre deze uitkomsten zijn in te passen binnen een historische studie over het toerisme in de gemeente Valkenburg-Houthem, is daarom achteraf moeilijk te beoordelen. Bovendien valt niet te zeggen, of het bronnenonderzoek volledig is geweest.

Wel mag worden gezegd, dat er gepoogd is een veelzijdig onderzoek in te stellen naar een aantal formele aspecten, die meetbaar waren en indicatief voor het beantwoorden van de algemene vraagstelling. De tellingen die onder leiding van Van de Venne werden uitgevoerd, met name de hoteltelling, zijn met grote zorgvuldigheid verricht en in hoge mate betrouwbaar. Maar niet ten aanzien van alle onderwerpen, die in aanmerking kwamen voor een doorlichting, is materiaal bewaard, hetzij omdat het onderzoek nog niet was uitgevoerd, hetzij maar dat is minder waarschijnlijk omdat het materiaal niet is overgedragen. Op welke terreinen het onderzoeksmateriaal lacunes vertoont, blijkt uit de beschrijvingen in de inventaris.

In zijn inleiding op het onderzoek hebben wij een indeling teruggevonden, volgens welk schema de verschillende onderdelen van deze sociografie zijn opgezet. Dit overzicht hebben wij aangehouden om het onderzoeksmateriaal te ordenen. De gegevens, die op het betreffende onderdeel betrekking hebben, werden door Van de Venne in een map opgeborgen en door hem van een onderwerpsaanduiding voorzien. Deze mappen hebben wij gerangschikt naar de hoofdstukken, volgens welke hij zijn sociografie had ingedeeld. (In enkele gevallen, waarin de mappen in het ongerede waren geraakt, hebben wij ze onder het bedoelde hoofd teruggebracht).