Albert Schnez werd in 1911 Abtsgmünd (Zuid-Duitsland) geboren. In 1930 trad hij in de Reichswehr waarin hij nog voor de Tweede Wereldoorlog opklom tot Hauptmann (kapitein). In de beginjaren van de oorlog heeft hij veel aan het front gediend, maar vanaf november 1941 werd hij ingedeeld bij de “General des Transportwesens” als commandant van de “Feldtransportkommandantur”, en later als stafofficier van de “General des Transportwesens Süd”. Praktisch het gehele jaar 1943 deed hij weer frontdienst als stafofficier bij de 25. Panzergrenadier-Division. Zo maakte hij de felle strijd mee bij Orel, Brjansk en Smolensk. Vanaf midden 1944 diende hij weer bij de “Transportwesens”, eerst in Zuid-Ukraïne en vervolgens in Italië. Aan het eind van de oorlog was hij inmiddels Oberst (kolonel).
Na de oorlog verkeerde hij een korte periode in krijgsgevangenschap, maar niet lang daarna zat hij weer bij het leger. Hij heeft toen meegeholpen aan de wederopbouw van het spoorwegennetwerk in Noord-Italië. Zijn succesvolle militaire carrière zette voort en met zijn pensioen in 1971 was hij Kommandierender General III. Korps.

Albert Schnez als generaal van de Westduitse Bundeswehr.

Rond 1960 en in de jaren daarna werd een reeks beschuldigingen tegen generaal Schnez geuit. Zo zou hij tijdens de oorlog een fanatieke nazi geweest zijn, een drager van het “goldene H.J.-Abzeichen” en zijn superieur Oberst Hoeffner hebben bedreigd en gedenuncieerd. Een door de Duiste overheid ingesteld onderzoek leverde geen bewijzen op. Toen Schnez in 1967 kandidaat werd gesteld voor een belangrijke post bij de NAVO, ging de Nederlandse overheid zich ermee bemoeien. In 1967 kreeg het NIOD de opdracht van de ministerie van Buitenlandse Zaken om “de zaak-Schnez” nog een keer te onderzoeken. Hoewel het onderzoek geen zwaar belastende feiten opleverde, de verdenking van Schnez van enkele dubieuze handelingen kon niet worden weerlegd. Volgens het NIOD waren er daarom geen gronden voor de Nederlandse regering om Schnez een zodanige blijk van vertrouwen te geven door zijn kandidatuur te aanvaarden.