Uw zoekacties: Commissaris voor niet-commercieële Vereenigingen en Stichtingen

182b Commissaris voor niet-commercieële Vereenigingen en Stichtingen ( NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

  • Kenmerken van het archief
  • Inleiding op het archief
  • Inventaris of plaatsingslijst
  • Eventueel bijlagen
  • De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

    De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

    De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

    Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

    beacon
     
     
    Openbaarheid
    Het archief is in zijn geheel openbaar.
    Inleiding
    I. Commissaris voor niet-commercieële Vereenigingen en Stichtingen
    182b Commissaris voor niet-commercieële Vereenigingen en Stichtingen
    Inleiding
    I.
    Commissaris voor niet-commercieële Vereenigingen en Stichtingen
    Op 20 september 1940 verscheen de verordening no. 145/40 van de Rijkscommissaris "houdende bepalingen ter verkrijging van een overzicht (Erfassung) van vereenigingen van personen en stichtingen zonder economisch doel". De verordening bevatte onder meer een aanmeldingsplicht voor alle niet-commerciële verenigingen en stichtingen bij de bevoegde Procureur-Generaal, fungerend Directeur van Politie ter plaatse, met de bepaling dat het vermogen van de aan te melden organisaties tot nader order alleen gebruikt mocht worden voor zover noodzakelijk voor lopende zaken. Het zich niet aanmelden was strafbaar.
    Met de leiding van het Commissariaat voor niet-commercieële Vereenigingen en Stichtingen werd bij "Verfügung" van de Rijkscommissaris van 26 september 1940 belast Hans Werner Müller-Lehning. Voorts werd bepaald dat alle verenigingen en stichtingen zonder economisch doel met of zonder rechtspersoonlijkheid onder zijn toezicht zouden vallen. De afdeling Vereinswesen van het Generalkommissariat zur besonderen Verwendung werd als adviserende stem aan het Commissariaat van Müller-Lehning toegevoegd.
    Op 28 februari 1941 verscheen de verordening no. 41/41 van de Rijkscommissaris "teneinde te komen tot een herordening op het gebied van de niet-commercieele Vereenigingen en Stichtingen". Hierin werd o.m. bepaald dat de Commissaris gerechtigd was verenigingen en stichtingen te ontbinden, bij andere verenigingen en stichtingen onder te brengen, statuten te wiijzigen etc.
    Voor ontbinding en het onderbrengen bij andere verenigingen of stichtingen was de toestemming van de Rijkscommissaris (Generalkommissar zur besonderen Verwendung) vereist. Besturen konden worden gewijzigd of vervangen. Vermogens konden geheel of gedeeltelijk worden gebruikt voor "doeleinden van algemeen belang". Beheerskosten konden worden gevorderd tot een maximum bedrag van 10% van de activa van de desbetreffende vereniging of stichting. Het Commissariaat kende een tiental afdelingen. Naast secretariaat en boekhouding waren er de zg. hoofdafdelingen waaronder de verenigingen en stichtingen naar soort waren verdeeld.
    Onder Müller-Lehning stonden een Algemeen Gemachtigde, dr.ir. G. de Gelder, een Inspecteur in Algemene Dienst, H.A. Rozendaal, belast met het samenvoegen van verenigingen tot landelijke organisaties, en 12 districtsinspecteurs (de districten vielen in het algemeen samen met de provincies). Op deze inspecteurs dreef het werk van het Commissariaat. Opdracht tot ontbinding ging van Müller-Lehning uit met toestemming van het Generalkommissariat zur besonderen Verwendung; soms echter ontbond de SiPo een organisatie, waarna het Commissariaat de liquidatie voltooide.
    Reeds in maart 1941 stonden 120.000 organisaties onder toezicht van Müller-Lehning, Minstens 4.000 zijn er opgeheven. Vele bezittingen werden overgedragen aan NVD en NKK; ook NAF en Landstand waren bij het werk betrokken.
    De inspecteurs hadden bevoegdheid om bij onderzoek of liquidatie de hulp van Nederlandse en Duitse politie in te roepen.
    Elke vereniging of stichting tenslotte, die een mededelingenblad uitgaf diende hiervan steeds 2 exemplaren aan het Commissariaat te sturen. Bovendien moesten alle mededelingenbladen aangemeld en geregistreerd worden.
    II. het archief
    Regesten
    Inventaris
    aanvraaginstructie

    Archiefstukken uit dit archief kunnen in de studiezaal van het NIOD worden aangevraagd
    onder vermelding van: archief 182b, inv.no. ...
    Het inventarisnummer is vermeld in numeriek oplopende volgorde,
    links naast de beschrijving van de stukken

    Kenmerken

    over het archief:
    Het commissariaat, opgericht in 1940, stond onder leiding van Hans Werner Müller-Lehning. Alle verenigingen en stichtingen zonder economisch doel met of zonder rechtspersoonlijkheid vielen onder zijn toezicht. De afdeling Vereinswesen van het Generalkommissariat zur besonderen Verwendung (archief 61) werd als adviserend orgaan aan het commissariaat toegevoegd.
    Openbaarheid:
    Volledig openbaar
    Omvang:
    0,3 meter (23 inventarisnummers)
    Status:
    Bruikleencollectie Nationaal Archief
    Trefwoorden: