Uw zoekacties: Hervormde Gemeente Halle, 1848-1991

0027 Hervormde Gemeente Halle, 1848-1991 ( Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers )

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de datering, omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere. Als de datering jaartallen tussen haakjes bevat, betekent dat dat er zich stukken in het archief bevinden die buiten de datering van het 'archiefblok' vallen.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
0027 Hervormde Gemeente Halle, 1848-1991
Inleiding
Historisch overzicht
Oorspronkelijk behoorde het uitgestrekte buurtschap Halle kerkelijk onder Zelhem en is met zijn Lamberti-kerk één van de oudste kernen van het Christendom in de omgeving. Nagenoeg de gehele bevolking in het Zelhemse volgde rond 1600 de reformatie. Ook Halle werd overwegend protestants.
Blijkens een telling uit 1852 omvatte het buurtschap toen 128 huizen en 707 inwoners, waarvan 625 Nederduitsch Hervormd. Een duidelijke woonkern was er niet. Sinds mensenheugenis werd de jeugd er onderwezen door een eigen schoolmeester, die in 1838 de beschikking kreeg over een schoolgebouw.
In 1852 manifesteerde zich een commissie voor de vorming van 'eene eigene gemeente'. Reeds lang bestond onder de hervormde inwoners daartoe de wens. De grote afstand, voor sommigen anderhalf uur gaans, naar de kerk te Zelhem, alwaar ook de predikant woonde, werd als belemmerend voor een goede geloofsbeleving ervaren. Een aantal hervormden ging naar het eveneens op ruime afstand gelegen Varsseveld ter kerke. De commissie met de landbouwer Bernardus Abrahams als vice-voorzitter en de schoolmeester Johannes Arnoldus Rooijakker als secretaris, bood het presidentschap aan aan de predikant van Zelhem, Rutger van Syll. Er werd een inschrijving geopend onder de eigen bevolking, die 911 gulden in het vooruitzicht stelde. Verder werd een groot aantal arbeidsuren en de vrije aanvoer van bouwmaterialen voor de kerk en pastorie toegezegd.
De kerkenraad van Zelhem werd om medewerking verzocht. Het enthousiasme van de commissie sloeg echter niet over op de kerkenraad. Na aanvankelijke acceptatie besloot de predikant Rutger van Syll van het presidentschap af te zien. En het verzoek van de commissie aan de kerkenraad om 'krachtdadige bijstand' en 'broederlijke raadgevingen' leverde niets op. De kerkenraad vreesde kerkgoederen en rechten aan de te vormen gemeente af te moeten staan. Een door de commissie afgegeven verklaring dat de rechten van de Hervormde Gemeente van Zelhem zouden worden gerespecteerd, werd onvoldoende geacht om het wantrouwen weg te nemen. Een wat scherpere verklaring, opgesteld door de kerkenraad, waarbij de commissie moest beloven geen aanspraak te zullen maken op de fondsen van de diaconie of op de emolumenten van de predikant, werd door de commissie niet onderschreven. De verdere inspanningen voor de stichting werden zonder medewerking van de hervormde kerkenraad van Zelhem voortgezet.
De predikanten van Hummelo-Keppel en van Angerlo, A.H. van der Hoeve en H.H.M. Horst, werden verzocht om de commissie bij te staan. Van der Hoeve werd voorzitter en Horst trad op als secretaris. De commissie verwierf de steun van diverse kerkelijke instanties. Particulieren en de synode stelden 'eene belangrijke som' ter beschikking. Niet alleen voor de bouw van een kerk en pastorie werd geld bijeen gebracht, maar ook voor de vorming van een fonds van 5000 gulden waaruit het predikantstraktement deels kon worden gefinancierd. Een door het provinciaal kerkbestuur uitgeschreven collecte bracht de daartoe benodigde middelen.
Op 5 juli 1858, toen de bouw van de kerk en de pastorie nagenoeg voltooid was, werd bij Koninklijk Besluit goedkeuring verleend tot de oprichting van een zelfstandige Hervormde Gemeente te Halle. Reeds op 26 mei had het classicaal bestuur van Zutphen de predikant van Zelhem tot eerste en de predikant van Hummelo-Keppel tot tweede consulent benoemd. De commissie tot vestiging van een zelfstandige gemeente benoemde de onderwijzer Johannes Arnoldus Rooijakker, die reeds jaren als catechiseermeester dienst deed, als koster en voorzanger. Op 17 juli 1858 werd de koninklijke goedkeuring over de grensscheiding met de Hervormde Gemeente van Zelhem verleend. Op verzoek van het classicaal bestuur stond de hervormde diaconie van Zelhem enige percelen grond en een daghuurderswoning af aan de gemeente te Halle. Dit ten gunste van de op te richten diaconie, die de zorg voor 25 behoeftigen van de Zelhemse diaconie overnam.
Op 8 augustus 1858 werd onder voorzitterschap van de eerste consulent, Rutger van Syll, die zich bij de gewijzigde situatie had neergelegd, de eerste kerkenraadsvergadering gehouden. Overige aanwezigen waren de ouderlingen Dirk Willem Vos en Gradus Martinus Wolsink en de diakenen Gerrit Jan te Mebel en Jan Bernard Abrahams. Een punt van bespreking was ondermeer het beroepen van een predikant. Al op 26 juli had de kerkenraad de predikantsplaats toegezegd aan Johannes Nicolaas van der Hoeve, kandidaat bij het provinciaal kerkbestuur van Utrecht. In november 1858 vestigde hij zich met zijn echtgenote in de nieuwe pastorie. Daarmee had de gemeente haar eerste predikant. De Hervormde Gemeente te Halle karakteriseerde zich als een vrij 'rustige' gemeente. De notulen van de kerkenraad maken althans geen gewag van noemenswaardige woelingen die zich elders in den lande wel openbaarden. Van uittreding van lidmaten als gevolg van de Doleantie was geen sprake. Wellicht bestond door de 'confessionele' signatuur van de kerkelijke gemeente te Halle geen behoefte aan een koersverlegging zoals de dolerenden voorstonden. Wel woonden enige gereformeerden onder Halle. Zij kerkten 'op de Keurhorst', het kerkgebouw voor de gereformeerden bij Varsseveld.
In 1897 ontstond enige opwinding over het feit dat een aantal ouders hun kinderen van de catechisatie afnam en streefde naar de stichting van een lokaaltje 'in de hei of elders' om daar 'zondagsschool' en jeugdbijeenkomsten te organiseren. Uit vrees dat andere predikanten 'zoo afgescheiden als doleerende daarin zullen optreden' werd besloten dat leden van de Hervormde Gemeente niet mochten meewerken aan de stichting van zo'n lokaal. Ondanks het verbod kwam het gebouw er toch, het lokaal van de gereformeerde jongelingen vereniging 'Rehoboth' zou in 1933 dienst gaan doen als voorlopig kerkgebouw van de gereformeerden onder Halle.
De inspanningen van de kerkenraad beperkten zich voornamelijk tot het voorzien in vacaturen van aftredende ambtsdragers en tot de uitvoering van de diaconale taken. Een punt van grote zorg was het beroepen van predikanten. Door de grote afgelegenheid en de moeilijke bereikbaarheid van Halle, op één uur loopafstand van de spoorwegstations van Zelhem en Varsseveld en even zo ver van de dichtstbijzijnde 'kunstweg', was het voor predikanten alles behalve aanlokkelijk om zich in Halle te vestigen. Zo bleef de pastorie na het vertrek van ds. Jan Jacob van den Broek, in 1893, twee en een half jaar onbewoond. Ook de geringe hoogte van het predikantstraktement was een belemmerende factor. Regelmatig werd een beroep gedaan op het fonds tot 'verbetering der schraalste predicantstractementen'. Het in 1887 opgerichte plaatselijke fonds 'Erastus' verleende de predikant, mits hij dat accepteerde, jaarlijks een extra toelage. In 1916 bleek dat de kerkenraad hechtte aan de handhaving van het rechtzinnige karakter van de gemeente. Een gedeelte van de buurt Bilzenstroet zou van de Hervormde Gemeente te Doetinchem worden afgescheiden en bij Halle worden gevoegd. De kerkenraad wees opname van deze buurt af omdat anders het 'vrijzinnig element' aanmerkelijk zou versterken: 'De mogelijkheid ware dan niet uitgesloten dat Halle nog eens vrijzinnig werd', aldus de kerkenraadsnotulen.
In 1922 probeerden 34 lidmaten de betaling van de kerkelijke belasting te gebruiken als drukmiddel bij de realisatie van de wens om maandelijks een predikant van hun keuze 'te doen optreden'. Kennelijk voldeed de gezeten predikant ds. Fredrik Hendrik Plooij in hun ogen niet. Zij dreigden tevens met opzegging van het lidmaatschap. De kerkenraad besloot de 'zwakke' lidmaten afzonderlijk te benaderen. Verder werd bepaald dat opzegging van het lidmaatschap 'en bloc' onmogelijk was maar dat dit persoonlijk per aangetekend schrijven diende te geschieden. Slechts één echtpaar zegde vervolgens het lidmaatschap op.
Aan het eind van de jaren twintig kampte de gemeente met een gebrek aan ruimte in de kerk. Voor velen ontbrak door het tekort de mogelijkheid om een zitplaats te huren. Besloten werd om de kerk uit te breiden. Op 17 juni 1930 werd de vergrote kerk in gebruik genomen. Tevens werd nu beschikt over een ruim catechisatievertrek. De in 1927 opgerichte orgelcommissie zag in 1931 haar werk bekroond met de vervanging van het Franse harmonium door een pijporgel. Deze inspanningen werden in 1945 teniet gedaan door oorlogsgeweld. Op 24 maart 1945 ontplofte een zestal vliegtuigbommen in en nabij het kerkgebouw dat grotendeels werd verwoest. Het aangebouwde catechisatielokaal en de pastorie bleven gespaard. Het orgel werd verwoest.
Na de bevrijding werd het herstel ter hand genomen. Zaal Nijhof te Halle deed dienst als noodkerk. In het kader van het landelijk adoptieplan werd Halle financieel gesteund bij het herstel van de oorlogsschade door de Hervormde Gemeenten Meppel en Kampen. Na aanvankelijke problemen rond de vaststelling van de rijksbijdrage in de bouwkosten, kwamen de bouwwerkzaamheden eerst in 1951 goed op gang zodat de kerk aan het eind van dat jaar in gebruik genomen kon worden. De herbouw van de kerktoren zou nog tot in het jaar 1976 op zich laten wachten.
Bij de viering van het 100-jarige bestaan van de gemeente op 6 en 7 september 1958 werd de opvolger van het in de oorlog vernielde kerkorgel in gebruik genomen.
In zijn jubileumrede keek dominee Acho van der Heij, na bestudering van het kerkarchief, terug op een eeuw plaatselijke kerkgeschiedenis 'zonder ingrijpende gebeurtenissen'.
Organisatie
Het archief en de inventarisatie
Openbaarheid
Bijlage: lijst van predikanten te Halle

Kenmerken

Datering:
1848-1991
Auteur:
P. Bresser
Toegang:
inventaris
Beperking:
50 jaar gesloten
Gemeente:
Bronckhorst
Omvang:
3,75
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
Information obtained from our archives can not be used without crediting the source and our archive must be mentioned at least once in full without abbreviations.
VOLLEDIG/Full:
Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers, Doetinchem. Toegang 0027 Hervormde Gemeente Halle, 1848-1991
VERKORT/Thereafter:
NL-DtcSARA 0027