3530 Kleine Paspolder, 1801-1939 ( Zeeuws Archief )
3530
Kleine Paspolder, 1801-1939
Inleiding
De Kleine Paspolder heeft een oppervlakte van circa 75 hectare en behoort tot het afwateringsgebied Cadzand. De polder staat ook bekend onder de naam Paspolder, de Roelsenspolder, de Buyssenspolder, de Waesberghepolder en de Kleine Paspolder, vernoemd naar de verschillende eigenaren of pachters. Met ingang van 1 januari 1942 werd de polder opgenomen in het Waterschap Het Vrije van Sluis en maakte daarin deel uit van het district Aardenburg.
In de achttiende eeuw lag ten noorden van Sluis aan de westzijde van het Zwin een schoreiland. In 1764 kwam een plan op tafel om op het daar liggende 'Groote schorre' een kade aan te leggen (een zogenaamde tragel) om 'meer water in het verlande Canaal (hoofdgeul van het Zwin) te brengen'. Deze kade schijnt echter nooit te zijn aangelegd. In 1787 werd echter wel ten noorden van de huidige Nederlands-Belgische grens door de Oostenrijkers een polder bedijkt onder de naam Lippens (ook 1787 en 1792 worden als bedijkingsjaren in de literatuur vermeld). Deze polder overstroomde in 1820 en werd ruim een halve eeuw later herdijkt bij de Willem Leopoldpolder (1873). De schorren grenzend ten zuiden aan de Lippenspolder werden in 1793 bedijkt onder de naam Waesberghepolder (in inv.nr 4) wordt vermeld dat de polder in 1795 werd bedijkt door Jan Francies van Waesbergen). Deze polder werd in 1795 herdijkt als de Kleine Paspolder (het Pas bestond uit een stelstel van ravelijnen en bolwerken ter beveiliging van de haven van Sluis, het zuidelijke grootste deel heette het Groot Pas, het meest noordelijk deel werd het Klein Pas genoemd). De polder overstroomde in 1808 en werd kort daarna met verlies van drie bunder land herdijkt.
In 1801 werd een reglement voor de eigenaren van de polder vastgesteld, waarin onder meer werd vastgelegd dat er een bestuur voor de polder moet worden samengesteld. Uit de eerste jaarrekening van 1801-1803 blijkt dat de heer Waesberghe-Boeije werd aangesteld als hoofddirecteur, I. Waaijenberg als gezworene en M. de Bruijne als penningmeester. In 1847 vermeldt Van der Aa dat de polder in het bezit was van één eigenaar en dat er dus eigenlijk geen sprake was van een directie. In 1873 werd door Gedeputeerde Staten van Zeeland besloten dat de functie van dijkgraaf tegelijkertijd mocht worden uitgevoerd door de penningmeester van de polder.
In een schrijven van 22 maart 1915 aan Gedeputeerde Staten van Zeeland vermeldde het bestuur van de polder dat men de stukken betreffende koop en verkoop het liefst honderd jaar wilde bewaren, voor de rest van de archiefstukken vond men dertig jaar lang genoeg.
laatste wijziging 01-02-2022
96 beschreven archiefstukken
Inventaris
2. Stukken betreffende bijzondere onderwerpen
2.4. Belastingheffing
3530 Kleine Paspolder, 1801-1939
Inventaris
2. Stukken betreffende bijzondere onderwerpen
2.4.
Belastingheffing
laatste wijziging 01-02-2022
96 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1801-1939
Andere namen:
Polder Kleine Pas, Kleine-Pas-polder
Regio:
West Zeeuws-Vlaanderen
Openbaarheid:
Geen beperkingen
Toegankelijk:
Inventaris
Jaar bewerking:
2002
Titel publicatie:
M.J. Louisse, ‘Inventaris van het archief van de Kleine Paspolder, 1801-1939’, in: ‘[Gebundelde inventarissen van de archieven van de polders en waterschappen van het voormalige Waterschap Het Vrije van Sluis 1518-1977]’ (Terneuzen : Waterschap Zeeuws-Vlaanderen, 2005)
Inzage:
Studiezaal, in origineel
Raadpleegvestiging:
Terneuzen, Kennedylaan
Collectie:
Waterschap Scheldestromen
Categorie:
laatste wijziging 01-02-2022
96 beschreven archiefstukken