668 Ambachtsheerlijkheid Kats, 1662-1944 (1968) ( Zeeuws Archief )
668
Ambachtsheerlijkheid Kats, 1662-1944 (1968)
Inleiding
1. Geschiedenis van de ambachtsheerlijkheid Kats
668 Ambachtsheerlijkheid Kats, 1662-1944 (1968)
Inleiding
1.
Geschiedenis van de ambachtsheerlijkheid Kats
Een rechtsdistrict als een ambachtsheerlijkheid is ontstaan in de Middeleeuwen. Aan de grafelijkheid toekomende heerlijke rechten werden toen in leen gegeven en verkocht. Deze vervreemding van landsheerlijke privileges stelde lokale machthebbers in de gelegenheid in een bepaald gebied recht te spreken en van inwoners bedragen te vorderen 'ter recognitie' van de door hen verworven rechten. In de ambachtsheerlijkheid was de eigenaar, ambachtsheer of de schout als diens vervanger gerechtigd de lage rechtspraak uit te oefenen: het 'dagelijcx gerechte'. In Zeeland wordt een dergelijk territoir ook wel een 'ambacht' genoemd, een woord dat is afgeleid van het woord 'schoutambacht'.
De polder waaruit de oorspronkelijke Noord-Bevelandse ambachtsheerlijkheid Kats bestond, werd vermeld in het eerste decennium van de dertiende eeuw met de daarin gelegen dorpskern Subburchdyc. Akten van belening in de grafelijke Leen- en Registerkamer zijn er vanaf de veertiende eeuw, waarvan de leenbrief uit 1321 de oudste is. De polder werd verzwolgen tijdens de stormvloed van 5 november 1530, in de literatuur meestal aangeduid als de Sint Felixvloed. Het gehele eiland Noord-Beveland werd door dit watergeweld getroffen.
In 1598 kochten verschillende Zeeuwen en Hollanders van Maria prinses van Oranje-Nassau, de gorsen van 'den eylande van Noordt-Beveland ende Colijnsplaete'. Daarna volgde de inpoldering hiervan en stichting van het huidige dorp Kats door de kopers: een zogenaamd voorstraatdorp, een kleine plaats die tot het eind van de achttiende eeuw niet meer omvatte dan de Voorstraat en de Achterstraat.
Tot het omstreeks 1600 drooggemaakte grondgebied van de ambachtsheerlijkheid Kats behoren het dorp en vijf polders: de Altekleinpolder (1670), Annapolder (1727), Katspolder (1668), Leendert-Abrahampolder (1853) en Oud-Noordbevelandpolder (1598). Ook een klein gedeelte van de Kortgeense Oostpolder heeft deel uitgemaakt van het gebied. Het territoir van het ambacht wordt begrensd door de Oosterschelde, de Zandkreek en de grondgebieden van de heerlijkheden Kortgene en Colijnsplaat.
De rechtsopvolgers van de bedijkers waren in de loop van de Katse geschiedenis zowel de ambachtsheren als de ambachtsvrouwen. Echter, gezien het feit dat het altijd een grotendeels uit heren bestaand gezelschap betrof, wordt het bestuur hierna steeds aangeduid met het woord ambachtsheren. In de negentiende eeuw brachten naast de rentmeester ook commissarissen - door ambachtsheren gevolmachtigde personen met een bijzondere taak - beheershandelingen ten uitvoer.
In 1659 werd de eerste Katse predikant aangesteld. Nadat enige tijd een schuur had dienstgedaan als bedehuis van de gereformeerde gemeente te Kats, stond er vanaf 1687 een klein kerkgebouw ter beschikking. Dit eenvoudige kerkje werd in 1757 voorzien van een dakruiter met luidklok. Waarschijnlijk telde het dorp reeds in de zeventiende eeuw een windmolen, aangezien er in september 1717 hout van een afgebroken molen werd verkocht. De ambachtsheren hebben een nieuwe molen laten bouwen, die in september 1720 als 'den nieuwen koornwintmoolen' werd verhuurd. Op 13 juni 1755 deden zij het bouwwerk van de hand. Vanaf dit jaar betaalde de molenaar alleen 'recognitie voor de wind' aan de heren als eigenaars van het windrecht. Aan het begin van de achttiende eeuw stond in het dorp een school, wederom een simpel gebouw, gedekt met een rieten kap. Het na 1750 aanwezige tijhaventje van Kats bood ligplaatsen voor de beurtschepen op Rotterdam en Goes.
Gedurende de hele periode van het archief van de ambachtsheerlijkheid of het 'gemeen of portionarisambacht' Kats is in de stukken sprake van meerdere ambachtsheren. Dezen deelden als 'portionarissen' ofwel aandeelhouders, aan het eind van het rekeningjaar naar grootte van de 'ambachtsportie', in de ambachtsheerlijke revenuen. Bedoelde inkomsten bestonden uit de vruchten van de 'ambachtsgevolgen' of heerlijke rechten als het jachtrecht, plantrecht, veerrecht, visrecht en het windrecht. Ook ontvingen de ambachtsheren aan landpacht en hen toekomende cijns, in de 'Opgave van de inkomsten der heerlijkheid genaamd het Nieuwland van Cats ...' uit 1795 omschreven als 'hetgeene meerder bij bebouwing van den dorpe van Cats is bedongen dan de huyzen aldaar in de huysschattinge zijn aangeslaagen ...'. Aan de ontvangst van de erfpachtcanon - dat was deze grondcijns feitelijk - lag geen heerlijk recht ten grondslag.
laatste wijziging 10-05-2023
273 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 10-05-2023
273 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1662-1944 (1968)
Andere namen:
Heerlijkheid Kats, Cats
Omvang:
2 meter
Openbaarheid:
Gedeeltelijk beperkt (50 jaar)
Toegankelijk:
Inventaris
Jaar bewerking:
2004
Inzage:
Studiezaal, in origineel
Raadpleegvestiging:
Middelburg, Hofplein
Collectie:
Rijksarchief in Zeeland
Categorie:
laatste wijziging 10-05-2023
273 beschreven archiefstukken